19 jaar geleden

Zendings- en evangelisatie-conferentie (VI)

Deze toespraken werden in de jaren ’80 van de vorige eeuw gehouden tijdens een zendings- en evangelisatie-conferentie. Degenen die ook verlangen om de heerlijke boodschap van “de Heer Jezus Christus en die gekruisigd” uit te dragen, beveel ik dit van harte aan. Velen die deze conferentie bijwoonden, zijn aangespoord en bemoedigd om zich ook in dit opzicht aan de Heer toe te wijden. Hopelijk heb je de eerste vijf artikelen in de vorige nummers ook gelezen. Zo niet, dan raad ik je aan dat toch eerst te doen.

“Een gebed van Habakuk, de profeet … Alhoewel de vijgenboom niet bloeien zal, en geen vrucht aan de wijnstok zijn zal, dat het werk van de olijfboom liegen zal, en de velden geen spijze voortbrengen; dat men de kudde uit de kooi afscheuren zal, en dat er geen rund in de stallingen wezen zal; Zo zal ik nochtans in de HEERE van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God van mijn heil. De Heere HEERE is mijn Sterkte; en Hij zal mijn voeten maken als van de hinden, en Hij zal mij doen treden op mijn hoogten” (Hábakuk 3:1,18-19).

Wanneer het “gemeenschappelijk” als gemeente van God misschien dreigt verkeerde wegen op te gaan, dan wil God ons bepalen bij datgene wat we “persoonlijk” kunnen doen. Er staat hier in vers 1: “Het gebed van Hábakuk”. Het ligt niet in onze macht op bepaalde dingen te veranderen. Dat kan alleen onze Heer doen. En het is zeker ook in onze dagen het verlangen van de Heer, dat wij biddende zullen bevonden worden. En wanneer wij situaties onder ogen mogen zien, wanneer God ons dus de ogen opende voor bepaalde misstanden – zoals Hábakuk -, dan is ook dít genade. Dan geeft God ons hoofd voor hoofd de opdracht om in belijdenis van schuld ootmoedig neer te knielen en te bidden tot Hem. We mogen er dan op vertrouwen dat Hij op Zijn tijd ons ook het antwoord zal geven, hoe te handelen.

Evangelisatie in een tijd van verval

Wat we in dit gedeelte lezen in de profeet Hábakuk, is wel een vreselijk ontmoedigend gedeelte. Het gaat over vijgenbomen die niet bloeien, wijnstokken die teleurstellen, geen spijs opleveren, enzovoorts. Tòch eindigt het met een noot van triomf. Man van het geloof!

Er is ook heel veel om ons heen, dat ons kan ontmoedigen. Laten wij ons gemakkelijk ontmoedigen? Ons onderwerp is: “Evangelisatie in een tijd van verval”. Wie zal dat ontkennen, dat wij in een tijd van verval leven? Maar dat verval is er al lang. Dat begon al in de tijd van de apostel Paulus. Wat ik graag wilde doorgeven en wat de Heer op mijn hart heeft gelegd, dat wil ik graag baseren op de tweede brief van Paulus aan Timotheüs. Dat spreekt ook over een tijd van verval, en het toont ons ook hoe een jonge man zich behoort te gedragen in een tijd van verval en toch door te gaan met evangelisatie. Ofschoon hij, zoals wij menen, niet de gave van een evangelist had, toch wordt hij bemoedigd om het werk van een evangelist te doen in een tijd van verval. En ik geloof dat de boodschap van 2 Timotheüs zó actueel is, dat ik daarom bemoedigd ben om aan de hand daarvan – uit de vier hoofdstukken – iets door te geven.

De brief die we allemaal ontvangen hebben (dit is een info en een uitnodiging over deze conferentie), die iets beschreef over de gevoelens van hen die dit weekend hebben georganiseerd, sprak ook over het feit van de spoedige komst van de Heer Jezus. Over de grote opdracht die nog steeds niet vervuld is en de vraag of wij werkelijk wel geheel voor de Heer Jezus zijn hier. Over de geest van de ontmoediging die ook vaak onder ons nog wordt gevonden – tekenen van de tijd, wereldgelijkvormigheid, ook vaak wereldse methodes die gebruikt kunnen worden, zelfs in evangelisatie in het werk van de Heer.

Waarom dan nog evangeliseren vandaag? Moet dat dan nog wel? Welke boodschap moeten we brengen?

Ik geloof dat dit wel een opsomming was van de inhoud van die brief. Daarom wil ik die vier hoofdstukken behandelen onder de volgende titels.

Ik stel voor dat we in hoofdstuk 1 gaan overdenken het feit dat wij dat evangelie behoren te “bewaren”. Dadelijk kom ik nog eventjes terug op wat ik geloof, wat bedoeld wordt met het woord “evangelie”. Het sleutelvers daarvoor is: “Houd tot voorbeeld de gezonde woorden die je van mij gehoord hebt, in geloof en liefde die in Christus Jezus is. Bewaar het goede jou toevertrouwde pand door de Heilige Geest die in ons woont” (vers 13-14). Het bewaren van het evangelie. In hoofdstuk 2 heb je meer de gedachte van “lijden voor het evangelie”. Vers 3 is het sleutelvers: “Lijd mee verdrukking als een goed soldaat van Christus Jezus”. In hoofdstuk 3 geloof ik dat het sleutelvers is in vers 14, namelijk “blijven” bij de leer van het evangelie. “Maar jij, blijf in wat je geleerd hebt en waarvan je volkomen overtuigd bent, daar je weet van wie je het hebt geleerd, en omdat je van jongs af de heilige schriften kent …”. Blijven bij de leer van het evangelie in een tijd van verval. En tenslotte in hoofdstuk 4. Daar is het “doorgaan” met de verkondiging van het evangelie. Het sleutelvers (sleutelverzen): “predik het woord”, en dan vers 5: “… doe het werk van een evangelist, vervul je dienst ten volle”. Dat moet wel de laatste gedachte zijn die we vanavond willen uitspreken met de hulp van de Heer. Geef de fakkel door … blijf doorgaan … onversaagd … onvermoeid!

Achtergrond van de brief

Een tijd van verval. Je kijkt om je heen en wat zie je dan. Gemeenten die steeds kleiner worden. Ik spreek nu alleen over – mag ik het nu zo uitdrukken – onze kring. Sinds wij in Engeland zijn komen wonen, elf jaar geleden, zijn er veertig gemeenten gesloten. Is dat niet hartverscheurend? Overal zie je zwakheid, en dat is nog maar in onze kring, wat zie je daarbuiten ook nog. Je zou daar werkelijk door ontmoedigd kunnen worden.

En zien we hier niet eigenlijk een parallel met omstandigheden waarin Timotheüs zich bevond? Paulus zit in de gevangenis. En hij zegt in Timotheüs 1:15: “Dit weet je, dat allen die in Asia zijn zich van mij hebben afgewend”. Hij zegt niet dat zij zich van de Heer hebben afgewend, hij zegt: zij hebben zich van mij, Zijn apostel, afgewend. Wat is dat toch hartverscheurend geweest voor de apostel Paulus. Hij heeft er toch zelf geëvangeliseerd, hij had die brusters in Asia zelf voor de Heer gewonnen, hij had ze lief. En juist in de tijd dat hij ze nodig had (geestelijke ondersteuning), in die moeilijke tijd lieten zij hem alleen.

Mag ik eventjes wat veronderstellingen maken? Waarom zouden ze hem dan verlaten hebben? Paulus zit in de gevangenis – zoals we al zagen – en het was eigenlijk gevaarlijk voor gelovigen dat de regering zou weten, dat zij verbonden waren met zo’n man die daar in de gevangenis zit. Stel je voor, wij lopen ook het risico om in de gevangenis geworpen te worden, omdat we in verbinding staan met zo’n man. Nee, het is toch maar veiliger om niet bekend te staan als “samenwerker” met de apostel Paulus. Je hoeft toch ook niet zó fanatiek te zijn? We hebben zo’n gezegde in het engels: “You in your small corner, and I in mine” (“Jij in jouw klein hoekje, en ik in ’t mijn”). Laten we maar in ons eigen kleine hoekje blijven, je kunt toch ook zelf wel een stil getuigenis geven? Je hoeft er toch niet zoveel lawaai bij te maken? Publiek en zo … Nee, laten we dat maar rustig en kalm aan doen. Dat was de keuze natuurlijk, en dat kunnen we ook vandaag nog kiezen, namelijk rustige, passieve – en nu niet in de zin van waarover het in de vorige artikel(en) ging – Christenen te zijn, niet met een passieve evangelisatie, maar “niet veel doen”. Als je niet veel doet, krijg je ook geen kritiek. Zodra je iets gaat doen, krijg je kritiek. Meestal is dat kritiek die geleverd wordt door anderen die ook niets doen. Nee, maar rustig aan. Dat kan dus één veronderstelling zijn, waarom zij zich terugtrokken van de apostel Paulus.

Maar ik heb er eens over nagedacht, misschien is er wel een andere reden. Wat was de leer van de apostel Paulus? Was dat niet dat in de geschriften van de apostel Paulus de mens helemaal uitgeschakeld wordt? Dat de beste onder de mensen helemaal uitgeschakeld wordt? Hij zegt: “Ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont” (Romeinen 7:18). De apostel Paulus bracht het kruis. Het kruis in het leven van een Christen. “Niet ik, maar Christus”. Dát is moeilijk te aanvaarden.

Dan heb je vandaag de dag ook nog veel Christenen die met de Paulinische leer niet veel sympathie hebben. Die zijn meer van de kant van Petrus, van Johannes. Paulus … nee, dat gaat rechtstreeks tegen mijn natuur in. HET KRUIS! Misschien hebben ze hem daarom wel verlaten.

En wat zullen we zeggen van Timotheüs? Timotheüs zag dat allemaal aan. De man die hij lief had, met wie hij jarenlang samengewerkt heeft, zit in de gevangenis. De brusters in Asia zijn ook niet meer sympathiek tegenover Paulus. Timotheüs kijkt om zich heen. En kunnen we in deze tweede brief eigenlijk ook al niet ontdekken, dat Timotheüs ook al een beetje begint te wankelen? Ook al bang begint te worden? Ook al tegen zichzelf begint te zeggen: “Ja, is het nog wel waard om door te gaan?” Geloof je niet dat het daarom is, dat de apostel Paulus in hoofdstuk 1 tegen Timotheüs zegt: “Om die reden …”. Welke reden? Timotheüs, als je eens denkt aan wat jij van voorrechten hebt gehad. Je bent opgevoed in een gelovig gezin, je grootmoeder en je moeder hebben je alles over de Heer Jezus verteld. Je hebt vrienden gehad, broeders en zusters in Lystra … tel jij eens al jouw zegeningen op; en dan: “Om die reden herinner ik je eraan de genadegave van God aan te wakkeren …” (vers 6). Bij het woordje in het Grieks “aan te wakkeren”, zie ik een open haard zoals we dat in Engeland nog wel hebben. Er is dan een blok hout, het is wel zwart. Het is al bijna uitgedoofd. Wat moeten we nu doen? We nemen er een kleine blaasbalg bij en we gaan erin blazen. En dan wordt dat stuk hout weer aangewakkerd en gaat er weer een vlam door slaan. De apostel Paulus zegt: “Och, laat dan door jouw leven, als het ware die wind (zelfde woord voor de Heilige Geest), laat dan door jouw leven die Heilige Geest blazen als het ware … geef Hem volle vrijheid in je leven. Dan sta je weer in vuur en vlam voor de Heer Jezus. Ach, is het ook niet ons verlangen, brusters, dat ons hart in vuur en vlam staat voor de Heer Jezus? Is dat niet die geest die we nodig hebben in een tijd van verval?

“De genadegave van God aan te wakkeren, die in je is door de oplegging van mijn handen”. Let op, want nu komt het: “Want God heeft ons niet gegeven een geest van bangheid, maar van kracht, van liefde en bezonnenheid” (vers 6-7). Daarvan leid ik af, kunnen we al ontdekken, dat een beetje vrees in het hart van Timotheüs begon in te sluipen. Daarom zegt Paulus: “niet gegeven een geest van bangheid, maar van kracht”.

Dan gaat Paulus een contrast maken tussen Timotheüs en anderen. Dat wil ik ook eventjes onderstrepen.

Er zijn zoveel andere Christenen die het gemakkelijk nemen met hun Christelijk getuigenis. Die zijn wereldgelijkvormig. Die gebruiken methoden die misschien de Schrift veroordeelt, of die werelds, die niet geestelijk zijn. Er zijn andere Christenen die zich dingen toelaten maar die jij niet mag toelaten, omdat de Heilige Geest over jou en mij waakt en jaloers is voor de Heer Jezus dat we Hem de eerste plaats geven. Daarom spreekt de apostel Paulus in hoofdstuk 2 vers 1: “Jij dan …”. Jij dan … in vergelijking met die anderen. Jij dan … jij moet anders zijn Timotheüs. Jij moet van een andere geest vervuld zijn. Laat die anderen in Asia mij dan maar verlaten. “Jij dan, mijn kind, sterk je in de genade die in Christus Jezus is”. Daar zien we de bron waaruit wij alle kracht kunnen putten in een tijd van verval als anderen zich afwenden van de Heer Jezus, of van de leer of van de gezonde leer of van geestelijke methodes en werkwijzen. “Jij dan … sterk je in de genade die in Christus Jezus is”.

Ook in hoofdstuk 3 vers 10: “Maar jij hebt nauwkeurig nagevolgd mijn leer …”. Vers 14: “Maar jij, blijf in wat je geleerd hebt …”.

Hoofdstuk 4 vers 5: “Maar jij, wees nuchter …”. Misschien zij er nog wel meer verzen die met zo’n contrast beginnen. “Maar jij”. Anderen laten zich dingen toe, maar jij … jij kunt dat niet doen, jij moet getrouw blijven.

Spreekt de Heilige Geest ook zo tot ons? Ouderen … maar jij …, jij moet anders zijn, jij moet met een andere geest vervuld zijn. Dát is natuurlijk niet makkelijk! We willen zo graag ook een beetje aangenomen worden door onze omgeving. We willen niet als het ware opgemerkt worden door de dingen die we niet doen. Dingen die wij veroordelen, waarvan wij geloven dat zij vleselijk zijn, niet geestelijk zijn. Dit is dan even de achtergrond van die brief. Nu over die boodschap in hoofdstuk 1.

Wordt vervolgd D.V.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW