Wij zullen opstaan en gaan bouwen …
Het Christendom wordt nu meer dan ooit gekenmerkt door neergang en verval. Dit moet ons niet verbazen. Gods Woord onderwijst ons tenslotte op verschillende punten daarover.
De toestand van het volk van God wordt niet beter, alleen (vooral tegen het einde) maar erger. Als we naar onszelf en om ons heen kijken, kunnen we gezien de vele ontrouw en afkeer van het Woord van God gemakkelijk zover komen, dat we ontmoedigd raken en dat wij een of ander, wat we aan taken voor de Heer doen, op geven, omdat we misschien menen: ‘het levert immers toch niets op’.
Ook al leven we in de christelijke eindtijd, zo wenst onze Heer toch, dat we getrouw dat doen, wat Zijn Woord ons zegt en wat Hij ons opgedragen heeft. Een geschiedenis uit het Oude Testament heeft mij onlangs daarin sterk aangemoedigd.
In het boek Ezra 1 en 2 lezen we hoe aan het einde van de 70-jarige Babylonische ballingschap een deel van de Joden, in opdracht van de Perzische koning Cyrus, naar Jeruzalem terugkeert om de tempel die tevoren door Nebukadnezar was vernietigd, weer te herbouwen. We lezen dan verder hoe de teruggekeerden de fundering van de tempel leggen en het werk aan het huis van God op zich nemen (Ezra 3). Maar dit verliep niet zonder haperen. De bouwende Joden ervaren een sterke tegenstand van de daar wonende volkeren (Ezra 4). Waar God aan het werk is, is altijd de satan, de vijand van God, werkzaam. Dat is nog steeds zo.
Het verzet heeft tot gevolg dat het werk aan het huis van God voor meerdere jaren helemaal tot stilstand komt. In Ezra 4 vers 24 lezen we: “Toen hield het werk aan het huis van God in Jeruzalem op, ja, het hield op tot het tweede regeringsjaar van Darius, de koning van Perzië”. Onder het volk ontwikkelde zich meer en meer onverschilligheid met het oog op de bouw van het huis van God.
De Joden die ooit zo vol energie en ijver aan de tempelbouw begonnen waren, waren alleen nog met zichzelf bezig, met hun huizen, hun belangen en hun welzijn. Wat een treurige toestand! Het feit dat het huis van God braak lag, bleef onopgemerkt (vgl. Hagg. 1:4,9b). Zodra je de profeet Haggaï leest, krijg je een indruk in wat voor een toestand gedurende deze tijd het volk van God verkeerde. Een aantal jaren lag het huis van God zo braak. Het volk was ingeslapen met het oog op de opdracht om het bouwen. Doch temidden van deze toestand zendt God Zijn profeten om het volk uit hun geestelijke slaap op te wekken. “De profeten Haggaï, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeteerden onder de Joden die in Juda en in Jeruzalem waren; in de Naam van de God van Israël profeteerden zij tegen hen” (Ezra 5:1). En hoe was de reactie? We lezen verder: “Toen stonden Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, en Jesua, de zoon van Jozadak, op en begonnen het huis van God, Die in Jeruzalem woont, te herbouwen. Gods profeten, die hen ondersteunden, waren bij hen” (Ezra 5:2).
Deze tijd is zeker vergelijkbaar met de tijd waarin we vandaag leven. Ook vandaag zijn onder het volk van God vele noden, bestaan er grote behoeften. Zien wij deze noden? Zien wij waar het huis van God braak ligt? Of zijn we alleen met ons welzijn, misschien met hobby’s en andere belangen bezig en kan ons de toestand van het volk van God in onze plaats niets schelen?
Wat een voorbeeld zijn Zerubbabel en Jesua voor ons, in een tijd waarin het geestelijk verval en de ontrouw van Gods volk meer en meer groeit! In een tijd waar het huis van God wegkwijnde, er meerdere jaren geen vooruitgang te zien was, nemen ze de oproep van God serieus en nemen het werk aan het huis van God weer op, ongeacht de gevolgen. De situatie was er zeker naar om te vragen: “Wat moeten wij nu beginnen”? Maar ze stellen deze vraag niet, ze maken zich eenvoudig op en bouwen – en God voegt zulken toe die hen ondersteunen.
Dezelfde ervaring mogen wij ook vandaag hebben. Misschien heeft de Heer u een dienst, een specifieke taak op het hart gelegd. Maar je ziet jezelf alleen niet in staat om deze taak uit te voeren. Begin dan toch maar gewoon en vertrouw op de Heer. Hij zal op Zijn tijd ook anderen toevoegen, die je ondersteunen!
We leven in de tijd van de tweede Timotheüs-brief, in de laatste periode van het christendom. Onze Heer wil graag discipelen, die de aansporing “Maar jij” serieus nemen. Het voorbeeld van Zerubbabel en Jesua bemoedigt ons mee te bouwen aan het huis van God. Het bemoedigt ons de taken en behoeften te zien, die er zijn, en die de oproep “Maar jij” heel persoonlijk opvatten.
Sascha Bastian © Bibelpraxis.de
Geplaatst in: Christendom, Evangelie
© Frisse Wateren, FW