7 jaar geleden

Welke zoon is er die de Vader niet tuchtigt?

De hand van de Vader is in alle dingen, die we onderweg tegenkomen.

In al onze beproevingen, wat hun aard ook mag zijn, kunnen we Zijn hand zien, of de beproevingen nu uit de ongerechtigheid en de goddeloosheid van de mensen of uit de omstandigheden voortkomen. Wanneer we in dit licht naar onze levens kijken, zullen we nooit in de verleiding komen om ten opzichte van onze naasten wrok te koesteren, maar rustig in de armen van onze Vader  rusten, in de geest die David vervulde, toen hij zei: “Ja, laat hem vervloeken, want de HEERE heeft tegen hem gezegd: Vervloek David, en wie zou dan zeggen: Waarom hebt u dat gedaan?” (2 Sam. 16:10).

Zijn roede

“God behandelt u als zonen” (Hebr. 12:7). Hij waakt over ons in Vaderlijke liefde. Hij weet wanneer we terechtgewezen en wanneer we getuchtigd moeten worden. Alle dingen moeten meewerken, opdat Zijn doel met ons bereikt wordt.

Aardse ouders gaan te vaak aan de fouten van hun kinderen voorbij. Vanwege de tranen besparen ze hen de roede en laten daardoor – uit zwakheid of partijdigheid – slechte gewoonten of gevaarlijke neigingen bij kinderen sterk worden.

Maar zo is het niet bij God. Hij houdt te veel van ons om ons de roede te besparen, wanneer Hij Zijn kinderen zegen brengen kan.

In beproevingen of moeilijkheden moeten we ons daarom afvragen: Wat heeft mijn Vader daarmee tegen mij te zeggen? Dan zullen de meest pijnlijke omstandigheden alleen maar zegen tot stand brengen.

De doorn voor het vlees

Paulus werd ooit in de derde hemel opgenomen, naar het paradijs. Daar kreeg hij openbaringen. Hij hoorde onuitsprekelijke woorden die hem met diepe vreugde vervulden, en we begrijpen dat deze unieke ervaring een onuitwisbare, blijvende indruk op hem achterliet (zie 2 Kor. 12:1-4).

God vond het nodig om Zijn trouwe dienaar een doorn in het vlees te geven vanwege het buitengewone van deze openbaringen. Hij die daar opgenomen werd, waar waarschijnlijk niemand van ons ooit is geweest, had een engel van satan nodig. Deze zou hem met zijn vuisten slaan, opdat hij zich niet zou verheffen na deze verheven visioenen, en hem daardoor zou helpen.

Dat alleen al is een duidelijke weerlegging van de opvatting van degenen die dromen, dat de christen een blijvende staat van praktische volmaaktheid zou kunnen bereiken.

Paulus had zichzelf niet verheven! Maar de doorn was nodig!

Laten we echter zorgvuldig opletten, dat dit niet betekent dat Paulus zich had verheven. Niet voor een begane, eigen zonde moest die engel hem slaan, maar vanwege een neiging die uit het vlees zou kunnen komen, maar nog niet aan het licht was gekomen. Ze moest in toom gehouden worden en werd het waarschijnlijk ook.

Zo volgde op dat heerlijke visioen de pijnlijke doorn voor het vlees. Hij bestond, zoals het lijkt, uit het opleggen van lichamelijke zwakte of vervorming. Dit werd hem aangedaan om hem in de ogen van de mensen klein te maken en hem in zijn hoedanigheid als dienaar van Christus nederig te maken. De doorn voor het vlees werkte tegen datgene, wat misschien door die ervaring in de derde hemel versterkt kon worden.

Paulus keert zich tot de Heer, tot Christus, de Meester over Zijn dienaren, om Hem erover te vragen. Drie keer smeekt hij Hem dat de engel van satan van hem zou wijken (zie 2 Kor. 12:6-8).

Niet de doorn is van hem weggenomen, maar genade is hem geschonken!

Paulus krijgt een meer gedetailleerd antwoord dan hij had verwacht. De doorn voor het vlees wordt niet van hem weggenomen, maar hij wordt verzekerd van de algenoegzame goddelijke genade. Juist het feit dat menselijke zwakheid bij hem bestaat, neemt de kracht van Christus tot aanleiding om in hem te wonen. Hoe zichtbaarder de zwakheid wordt, des te duidelijker komt deze kracht naar voren. Dit is goed voor het aarden vat, dat de goddelijke schat bevat. Het licht van de hemel zelf kan er dan des te beter uit schijnen (zie 2 Kor. 12:9-10).

Paulus moet dit feit verwerken. Hij lijdt daarbij geen verlies. Integendeel! Is het geen winst als men leert in de zwakheden te roemen die men aanvankelijk wenste weg te nemen, en inziet dat op deze weg een grote kracht boven hem kan wonen? Wie zou de kracht van Christus willen ruilen voor schijnbare menselijke welsprekendheid of iets dergelijks? Laten we denken aan deze kracht van Christus Zelf, die geopenbaard wordt in de eenvoudigste woorden die menselijke lippen voortbrengen! Het kan zich in een christen, die in de ogen van mensen uiterst verachtelijk is, maar die des te meer afhankelijk is van de Heer, onbelemmerd ontvouwen!

Het is vanzelfsprekend dat de zwakheden waarin Paulus wil roemen, niets te maken hebben met morele onvolkomenheid, waarvoor hij zich zou moeten schamen. Nee, hij heeft een welgevallen in “zwakheden, in smaadheden, in noden, in vervolgingen en benauwdheden voor Christus” (vs. 10), dat wil zeggen in dingen die hem als een aarden vat kenmerken. Ze schrijven de doodstraf boven de mens Paulus, opdat het goddelijke wezen van het leven van Jezus in hem openbaar wordt.

De wortel van hoogmoed schuilt in elk hart

Deze les is moeilijk te leren. Maar juist de moeilijkheidsgraad van het leren is een bewijs ervoor, dat de les nodig is. En waarom levert het leren moeite op voor ons? Is het niet vanwege de neiging tot hoogmoed van het hart, die zelfs de grote apostel niet vreemd was? Hoe moeten we dankbaar zijn voor een tuchtiging die ons wel vernedert, maar bedoeld is dat God door ons verheven en verheerlijkt wordt!

Welk een genade om een uitverkoren vat te mogen zijn, waarin de de goddelijke kracht zich kan openbaren. Niet alleen Paulus was zo’n vat, maar zeker ook ieder “mens in Christus” (2 Kor. 4:11), dat betekent, een ieder die voor God staat in de waarde en kracht van Christus. Het is alleen onze eigen traagheid die ons belet om de zegen van God te ontvangen, die de “mens in Christus” in die mate ontvangt, waarin hij met dit karakter overeenkomt.

Frederick W. Grant, © www.bibelpraxis.de

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW