Wat is inspiratie?
Onlangs zei iemand die beweerde een Christen te zijn: “Er zijn vele meningen over de Schriften”; wij antwoordden hem: “hoe kan dat zijn, wanneer zij de uitspraken van God aan ons zijn? Voor zeker, dan, wanneer wij alleen luisteren naar Zijn stem, en Zijn wil zoeken te doen”. Hoe weinig dacht deze persoon eraan wie hij was, in de ijdelheid van zijn mening veronderstellend dat hij – als gevallen schepsel in Adam – in staat was om de dingen van God te beoordelen, en zo plaats te nemen naast de rationalisten en ongelovigen, in plaats van om te buigen voor de Schrift als het Woord van God, en het haar toe te staan om hem te beoordelen. Helaas! Hoe staat u tegenover de Bijbel?
Inspiratie
Met inspiratie bedoelen wij dat wat door “God-geademd” is. Ons wordt gezegd “alle (of elke) Schrift is door God ingegeven”. Er zou kunnen worden weergegeven “elke Schrift is door God-geademd” (2 Timotheüs 3:16). De Schriften zijn daarom een openbaring van God; en hun kracht of gezag in ons hart en geweten stroomt over van dat feit. Als de Schrift niet het Woord van God is, heeft het niet meer waarde voor ons dan de geschriften van goede mensen; maar het is Zijn woord, vandaar dat het tot ons komt met het gezag, de liefde, de wijsheid en de heiligheid van God. Hoewel haar pagina’s zich over meer dan duizenden jaren uitstrekken, en ons terugplaatst vóór de tijd er was, en onze gedachten naar de eeuwige toestand leidt, en sommige van zijn boeken meer dan drieduizend jaar geleden werden geschreven, is het geheel anders dan een ander boek, want het is altijd nieuw. Neem een gewoon geschrift van omvang van twee- of driehonderd jaar geleden, of ga zelfs terug naar één van de kerkvaders, en u zult zien dat u nauwelijks geduld hebt om een paar pagina’s lezen; maar de Schrift, zoals wij hebben gezegd, hoewel oud, is altijd nieuw. Het beïnvloed met frisheid en gezag hart en geweten, zoals geen ander boek het doet; en alle veranderingen in de wereld en in de mensheid schijnen het nooit te beïnvloeden. Het waarschuwt ons voor “mensen” en hun “filosofie,” ritualisme en haar verplichtende geboden, en de “traditie” komt op de plaats van gezag in plaats van Christus. Terwijl het zich richt tot hart en geweten, geeft het altijd een geluid van onderwijs en zegen aan hen die geloven en de woorden uit de mond van God ontvangen. Zij die niet geloven kunnen het niet verstaan, want “door het geloof begrijpen wij” (Hebreeën 11:3). Zulk kennen alleen is gezegend. “De verborgenheid des HEEREN is voor hen die Hem vrezen” (Psalm 25:14), en wij hebben “vreugde en vrede in het geloven”. Voor de rationalist is de Schrift onverklaarbaar, de ritualist komt in verlegenheid en in verwarring, voor de ongelovige is de Schrift vol met fouten, en voor de literaire man zijn er onnauwkeurigheden en tegenstellingen. Maar van zulk gebrekkig weten zei God al dat “de natuurlijke mens niet aanneemt wat van de Geest van God is, want het is hem dwaasheid, en hij kan het niet begrijpen omdat het geestelijk beoordeeld wordt” (1 Korinthe 2:14).
De Bijbel is het enige boek dat ons getrouw vertelt wat wij zijn – zelfs tot het onderscheiden van de gedachten en de bedoelingen van het hart. Dit toont het om Godvrezend te zijn, want alleen God doorzoekt het hart. Het openbaart dus ook echt God, zodat wanneer het Woord wordt ontvangen, het onze zielen tot het bewustzijn brengt, dat wij met God te doen hebben. Dit toont ook haar Goddelijkheid, want de “wereld kent door haar wijsheid God niet” (1 Korinthe 1:21).
De verscheidenheid
De verscheidenheid van aspecten – waarin de Zoon, die van de Vader kwam om zondaars te redden – wordt ons voorgesteld: Zijn persoonlijke heerlijkheid, morele volmaaktheid, volbrachte werk, wandel, woorden, manieren, leven, dood, opstanding, hemelvaart, verheerlijking, huidige dienst, en toekomstige oordelen en regering – als de hoofdwaarheden van de Schrift, geeft het haar ook een Goddelijk karakter. Zijn eenheid draagt eveneeens het zegel van Goddelijkheid, zoals niets anders dat kon. De wijze waarop de verschillende delen aan elkaar worden aangepast; typen van het Oude Testament hebben hun antitypen in het Nieuwe Testament; een massa profetische verklaringen in de eerstgenoemde hebben hun verwezenlijking in de laatstgenoemde, en het immense aantal citaten in het Nieuwe van het Oude testament, om de gefundeerdheid van de onderwezen leer te bewijzen, in verbinding met het geven van een Goddelijk karakter dat onaanvechtbaar is. Het is dan ook niet verrassend dat een geïnspireerde schrijver “het Woord” aan ons zou aanbevelen alsof het in zijn uitwerking Goddelijke eigenschappen bezat. “Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot verdeling van ziel en geest, zowel van gewrichten als van merg, en oordeelt de gedachten en overleggingen van het hart” (Hebreeën 4:12).
Onlangs zei iemand die beweerde een Christen te zijn: “Er zijn vele meningen over de Schriften”; wij antwoordden hem: “hoe kan dat zijn, wanneer zij de uitspraken van God aan ons zijn? Voor zeker, dan, wanneer wij alleen luisteren naar Zijn stem, en Zijn wil zoeken te doen”. Hoe weinig dacht deze persoon eraan wie hij was, in de ijdelheid van zijn mening veronderstellend dat hij – als gevallen schepsel in Adam – in staat was om de dingen van God te beoordelen, en zo plaats te nemen naast de rationalisten en ongelovigen, in plaats van om te buigen voor de Schrift als het Woord van God, en het haar toe te staan om hem te beoordelen. Helaas! Zo is de trots van de mens in deze laatste en afsluitende dagen dat velen hun eigen meningen boven de Schrift stellen, en, als vanouds, het Woord van God te niet doen, zodat zij aan hun eigen traditie kunnen vasthouden. Vandaar dan ook, dat het woord ernstig vervuld wordt in de verwerping van de heilige Schrift door mensen “die van kwaad tot erger voortgaan, terwijl zij misleiden en misleid worden” (2 Timotheüs 3:13).
Als wij niet “de woorden van God” hebben, hebben wij geen basis voor het geloof, en zijn daardoor aan hulpeloze onzekerheid overgeleverd; maar in bezit zijnde van Goddelijk gegeven mededelingen, hebben wij op hun gezag Goddelijk gegeven zekerheid in verband met de eeuwige behoudenis. Hierdoor hebben wij tegenwoordige zekerheid – gebaseerd op het verlossingswerk van onze Heer Jezus Christus -, dat: onze zonden zijn vergeven, wij het eeuwige leven hebben, wij kinderen van God zijn, en wij niet in het oordeel komen (Handelingen 10:43, Johannes 3:36, Galaten 3:26, Romeinen 8:1). Als hen wordt gevraagd waarom zij in onze Heer Jezus Christus geloven en waarom zij in verband met hun tegenwoordige en eeuwige zegeningen zo’n zekerheid hebben, zal hun antwoord zijn: “Omdat God in Zijn Woord het zo zegt, en het geloof heeft geen ander gezag voor vertrouwen nodig, en geen andere rust voor het hart en geweten”.
De dagen zijn inderdaad kwaad en gevaarlijk. De tijd is voorbij dat het voornamelijk heidenen waren, die spotten en de spot dreven met de Schriften als zijnde God’s eigen openbaring van Zijn gedachten. Later behandelden volgens eigen erkentenis ongelovigen in het Christendom het onderwerp met minachting en spot; maar in onze dagen zijn het zij die dienaren van Christus beweren te zijn, en leiders van de kudde van God, die zo druk bezig zijn met het ondermijnen van de eeuwige waarheid van de Heilige Schriften en hun Goddelijk gezag. Dit wordt ook zelden helemaal alleen door één persoon geprobeerd; maar door verschillende personen op diverse plaatsen, zodat het, door de list van Satan, minder openlijk te zien is. Op dit ogenblik is er nauwelijks een essentiële en fundamentele leer van de Schrift die niet is aangevallen of bedorven binnen de gehele linie van het Christendom.
Wat op dit moment vooral vele harten heeft bewogen, is het bewustzijn van de verschrikkelijke toestand van zielen in de verwaarlozing van Schriften, en de sceptische gedachten in verband met hun Goddelijk gezag, die onder professoren in het Christendom gangbaar zijn. Niet dat wij ons inbeelden, dat wij de macht hebben om wie dan ook ertoe te brengen om het anders te zien en te handelen, want “niemand kent de dingen van God, dan de Geest van God” (1 Korinthe 2:11). Het gebed echter van niet weinigen is, dat God nog door Zijn woord zal werken, en zielen volgens Zijn eigen gedachten, en voor Zijn eigen glorie, zal zegenen en helpen.
H. H. Snell, © Toward the mark
Geplaatst in: Bijbel
© Frisse Wateren, FW