Waarom eigenlijk vier Evangeliën?
Wellicht heeft u zich weleens afgevraagd waarom we eigenlijk vier Evangeliën hebben1. Waren twee Evangeliën – bijvoorbeeld Mattheüs en Johannes – niet voldoende geweest? Een begrijpelijke vraag, gezien de vele overeenkomsten tussen met name de synoptische Evangeliën2. Sommige gebeurtenissen staan zelfs in alle vier Evangeliën opgetekend. Waaronder bijvoorbeeld de lijdensgeschiedenis. Waarom dan vier Evangeliën? Mijns inziens wordt de reden daarvoor in het Oude Testament gevonden. Althans, hoofdzakelijk. Daarop willen we echter straks ingaan. Laten we eerst een vluchtige blik werpen op de afzonderlijke Evangeliën. Telkens blijkt de typerende focus ervan duidelijk en duidbaar door het betreffende Evangelie heen verweven. Vanaf de opening ervan, door het Evangelie heen, tot de afsluiting ervan.
Mattheüs: Christus is Koning
Luister, om te beginnen, maar naar de openingswoorden van Mattheüs, waarin Christus als Koning wordt voorgesteld: “Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David…” (1:1). In Mattheüs is Christus van meet af de Zoon van David. De lang beloofde en langverwachte Koning. Vervolgens kan eveneens het – alleen door Mattheüs vermelde – bezoek van de wijzen uit het oosten genoemd worden. Daarbij vroegen deze heidense mannen namelijk: “Waar is de pasgeboren Koning van de Joden?” (2:2a). Verder kan gewezen worden op Mattheüs 5:35b, waar Jeruzalem “de stad van de grote Koning” wordt genoemd. We vinden deze woorden – een citaat van Psalm 48:3b – alleen in Mattheüs. Tevens wordt de tragiek van de verwerping van de Koning en het uitstel van het Koninkrijk duidelijk door Mattheüs verhaald: “Daarom zeg Ik u dat het Koninkrijk van God van u weggenomen zal worden en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt” (21:43). Tenslotte eindigt het Mattheüs-evangelie met een vermelding van Christus’ machtsgebied: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (28:18b).
Christus is in Mattheüs de onvergelijkelijke Koning.
Markus: Christus is Knecht
Het Markus-evangelie toont Christus als Knecht. Vanaf het begin wordt dat, hoewel op subtiele wijze, al duidelijk gemaakt. Namelijk door het geheel ontbreken van een geslachtsregister. Immers, de afkomst van een slaaf is niet van belang. Veelzeggend is ook 10:45, de sleuteltekst van Markus: “Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen”. Deze uitspraak staat alleen in Markus, het Evangelie van de Knecht van God. Tenslotte vermeldt de afsluiting: “De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God, maar zij gingen overal heen om te prediken, en de Heere werkte mee en bevestigde het Woord door de tekenen die erop volgden. Amen” (16:19-20). Zelfs na Zijn hemelvaart bleef het dienstwerk doorgaan. Op Zijn aardse dienst volgde een hemelse dienst.
Christus is in Markus de volmaakte Knecht.
Lukas: Christus is Mens
Lukas richt onze blik op Christus als Mens. Christus als Mens onder de mensen. Lukas gaat bijvoorbeeld uitgebreid in op de maagdelijke conceptie en zwangerschap (1:26-45; 2:1-40). Vervolgens vermeldt alleen Lukas, bij een tweetal gebeurtenissen, Jezus’ leeftijd (2:42a; 3:23a). Evenals elk mens is Christus langzaam maar zeker opgegroeid. Hij werd twaalf jaar, Hij werd dertig jaar. Christus was Mens onder de mensen. Verder zien we Christus als volmaakt afhankelijke Mens voor talloze dingen bidden. Meer dan in elk ander Evangelie. Alleen in Lukas zien we Hem bidden tijdens Zijn doop in de Jordaan (3:21b). Alleen in Lukas zien we Hem bidden voor de roeping van de apostelen (6:12). Alleen in Lukas lezen we van Zijn gebed voor de bewaring van Petrus’ geloof (22:32a). Alleen in Lukas horen we Hem vanaf het kruis bidden voor de overtreders (23:34a). Tenslotte worden we in het laatste hoofdstuk nog meegevoerd naar de hereniging van de discipelen met de opgestane Heer. Daarbij nodigde de Heer hen uit Hem te bekijken en te betasten. Vervolgens nam Christus een stuk gebakken vis en honingraat. Daaruit bleek dat Christus werkelijk was opgestaan. Niet geestelijk, maar lichamelijk. Met een zichtbaar en tastbaar lichaam. Een lichaam dat voedsel kon nuttigen (24:36-43).
Christus is in Lukas waarachtig Mens. Een Mens van vlees en bloed. Zowel vóór alsook ná Zijn opstanding.
Johannes: Christus is God
Johannes tenslotte toont Christus in Zijn Godheid. Meteen al vanaf de openingswoorden: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God” (1:1). Christus was van eeuwigheid af, en is tot in eeuwigheid God, God de Zoon. Daarbij worden we in het Evangelie naar Johannes telkens weer bepaald. Bijvoorbeeld in Johannes 5. Wat de Vader kan en doet, kan en doet ook de Zoon. Onder andere het opwekken van doden: “Want zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie Hij wil” (5:21). Alleen een goddelijk Persoon is daartoe machtig. Zoveel temeer geldt dat voor de uitspraak in hoofdstuk 10:17-18: “Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik Mijn leven geef om het opnieuw te nemen. Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf; Ik heb macht het te geven, en heb macht het opnieuw te nemen”. En inderdaad, zo is het gegaan. Christus heeft Zelf Zijn geest overgegeven: “Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zei Hij: Het is volbracht. En Hij boog het hoofd en gaf Zijn geest over” (19:30 – Voorhoeve vierde druk 1966)3. Normaal gesproken is de volgorde omgekeerd. Nadat men is gestorven, zakt het hoofd voorover. Ten teken dat de dood is ingetreden. Christus echter boog eerst het hoofd, en stierf daarna pas. Christus’ sterven was geen passief gebeuren, zoals gewoonlijk, maar een actieve daad van Hemzelf. Naar Zijn woord heeft Hij Zijn leven afgelegd.
Johannes schreef zijn Evangelie “opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God …” (20:31a).
Christus is in Johannes de eeuwige God.
Jeremia en Zacharia: aankondigers van de Spruit
Van de nieuwtestamentische Evangeliën gaan we naar de oudtestamentische profeten. Meer specifiek: naar Jeremia en Zacharia. De beloofde Messias wordt door deze profeten heel specifiek als een Spruit4 aangekondigd. Een Loot, een Twijg.
Te beginnen met Jeremia. Jeremia spreekt over deze Spruit als Koning: “Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde” (23:5). Daarop sluit het Evangelie naar Mattheüs aan, waarin Christus als Koning wordt voorgesteld.
Vervolgens dan Zacharia. Tweemaal spreekt deze profeet over de beloofde Spruit. Om te beginnen in hoofdstuk 3:8b: “… want zie, Ik ga Mijn Knecht, de SPRUIT doen komen”. In deze tekstplaats voorzag de profeet in de beloofde Spruit een Knecht. Daarop sluit het Evangelie naar Markus aan, waarin Christus als Knecht wordt voorgesteld.
Later spreekt Zacharia opnieuw over deze bijzondere Spruit. Niet opnieuw als Knecht, maar dan als Mens: “Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, een Man – Zijn Naam is SPRUIT – zal uit Zijn plaats opkomen, en Hij zal de tempel van de HEERE bouwen” (6:12). Daarop sluit het Evangelie naar Lukas aan, waarin Christus als Mens wordt voorgesteld.
Een opvallende ontbreking: geen goddelijke Spruit
Een tekstplaats waarin de Spruit wordt voorgesteld als God ontbreekt evenwel. Echter, dat is logisch: het zelfstandig naamwoord ‘Spruit’ stamt af van het werkwoord ‘uitspruiten’ en impliceert een begin. Maar de eeuwige God heeft echter geen begin: “Zo zegt de HEERE (…): Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste” (Jesaja 44:6). De eeuwige God is nooit ontstaan. Van alle eeuwigheid af bestond God: “Al vóór de bergen geboren waren en U de aarde en de wereld voortgebracht had, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid bent U God” (Psalm 90:2). God de Vader, God de Zoon, God de Heilige Geest. Daarom kan van Christus, wat betreft Zijn Godheid, eenvoudig niet van ‘uitspruiten’ gesproken worden. Vandaar deze ontbreking (5).
Anderzijds echter leert het Oude Testament wel degelijk de Godheid van de Messias. Overduidelijk en meermalen. Luister bijvoorbeeld maar naar Jesaja 9:5: “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God (El Gibor), Eeuwige Vader, Vredevorst”. De woorden sterke God (El Gibor) komen we een hoofdstuk verder opnieuw tegen: “Die rest zal terugkeren, de rest van Jakob, naar de sterke God (El Gibor)” (10:21). Ontegenzeglijk wordt daarmee de eeuwige, almachtige God aangeduid. De conclusie is onmiskenbaar: de Messias is God. God de Zoon, de Tweede Persoon van de Godheid.
Conclusie:
Waarschijnlijk tegen deze achtergrond telt het Nieuwe Testament vier Evangeliën. Volgens het Oude Testament zou er, wanneer Gods tijd aangebroken zou zijn, een bijzondere Spruit uit een maagd geboren worden. De beloofde Verlosser, de Messias, Gods Gezalfde. Jeremia schreef over Hem als Koning. Zacharia vervolgens als Knecht en Mens. Tevens was deze Persoon van eeuwigheid God. In de nieuwtestamentische Evangeliën ontmoeten we Hem vervolgens in de Persoon van Jezus van Nazareth. De ware Koning, de ware Knecht, de ware Mens. Tevens de eeuwige God. Mijn Verlosser, mijn Redder, mijn Zaligmaker.
© J.C. van de Haar
Geplaatst in: Evangelie
© Frisse Wateren, FW