Goedheid
Spreuken 31 vers 20:
“Zij opent haar hand voor de ellendige, zij spreidt haar handen uit naar de arme.”
Niet alleen haar huis profiteerde van het werk van deze vrouw, maar ook de ellendigen en armen. Haar werk was genoeg om ook anderen van de benodigdheden te voorzien.
In Efeze 4 vers 28 wordt ons verteld, dat een hoofddoel van ons dagelijks werk is, dat wij “iets kunnen meedelen aan hem die gebrek heeft.” “Weldadigheid en mededeelzaamheid” is een belangrijk onderdeel van onze eredienst. God waardeert het als een offer waarin Hij een welbehagen heeft en noemt het in één adem met het lofoffer (Hebr. 13:15,16).
Maar ook in de geestelijke toepassing mogen wij aan anderen doorgeven wat ons zelf heeft beziggehouden en kostbaar is geworden. Daarbij willen we niet alleen denken aan de naaste omgeving van onze familie of medebroeders en -zusters met wie we voortdurend omgang hebben, maar ook aan hen voor wie de toegang tot de rijkdom van het Woord van God nog niet zo mogelijk was.
Beide, het goede doen en ook het onderwijzen, vinden we – zoals altijd in volledige balans – in de Heer Jezus (verg. bijv. Matth. 4:23; 9:35).
© ww.bibelstudium.de; Marco Leßmann
Online in het Duits sinds 24.12.2013.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW