Januari 2020. Er woeden sinds eind 2019 al geruime tijd enorme bosbranden in Australië. Hoe verschrikkelijk is dit! In deze tijd wordt er ook veel gesproken over “vuurwerk” in verband met oud en nieuw. Maar ook de Bijbel kent het fenomeen “vuur”. Hierbij daarom een serie artikelen die ook gaan over “vuur”. {FW}
2 Petrus 3 vers 10-14:
10. Maar [de] dag van [de] Heer zal komen als een dief in de nacht, waarop de hemelen met gedruis zullen voorbijgaan en [de] elementen brandend vergaan en [de] aarde en de werken daarop zullen gevonden worden1.
11. Daar dit alles dus2 vergaat, hoe behoort u te zijn in heilige wandel3 en godsvrucht;
12. terwijl u de komst van de dag van God verwacht en verhaast, terwille waarvan [de] hemelen in vuur gezet zullen vergaan en [de] elementen brandend zullen wegsmelten.
13. Wij echter verwachten naar Zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waar4 gerechtigheid woont.
14. Daarom, geliefden, daar u deze dingen verwacht, beijvert u onbesmet en onberispelijk voor Hem te worden gevonden in vrede.
Tweemaal kort achter elkaar spreekt Petrus in 2 Petrus 3 erover, dat de huidige hemel en aarde door vuur vergaan en verbrand zullen worden (2 Petr 3:10,12). Waarom twee keer? Eenmaal wordt deze gebeurtenis met de “dag van de Heer” verbonden en eenmaal met de “dag van God”.
De dag van de Heer omvat de komst van de Heer op de aarde (inclusief de inleidende oordelen) en de gehele periode van het 1000-jarige rijk. De dag van God beschrijft de eeuwigheid na de tijd, wanneer God een nieuwe aarde en nieuwe hemelen maken zal, die eeuwig zullen bestaan.
De tweevoudige vermelding van de ontbinding van de huidige hemel en aarde laat zien, dat deze gebeurtenis noodzakelijk is om ten eerste de oude schepping te beëindigen en de aarde en al haar werken te verbranden (2 Petr. 3:10), en ten tweede om het ontstaan van de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde voor te bereiden (2 Petr. 3:12, 13).
Met deze twee aspecten presenteert Petrus een dubbele motivatie voor ons om een heilig, godvruchtig, onbesmet en onberispelijk leven te leiden (2 Petr. 3:11,14).
1. “Daar dit alles dus vergaat, …” (2 Petr. 3:11).
De wereld wordt definitief geoordeeld, en er blijft niets meer over, waarop de natuurlijke mens kan vertrouwen. Omdat ik dat weet, zonder ik mezelf vandaag al af van de wereld in mijn wijze van leven (“heilige wandel”). Ik “zoek naar de dingen die boven” (zie Kol. 3:1,2) zijn, en stel mijn vertrouwen op Iemand, Die volledig onaangetast blijft door deze ontbinding van de elementen – op God Die dat allemaal Zelf doet (“godsvrucht”).
2. “Daar u deze dingen verwacht …” (2 Petr. 3:14).
Ik verwacht nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waar de zonde niet langer is, maar gerechtigheid woont en waar God alles in allen is (1 Kor. 15:28). Ik zou vandaag graag van deze heerlijke toestand willen genieten. Daarom leef ik in zelfoordeel (“onbesmet en onberispelijk”) en geniet ik van de ongestoorde gemeenschap met God (“in vrede”).
Als dat mijn houding is, dan “verhaast” ik voor mij persoonlijk de komst van de dag van God, door vandaag al te beseffen en te genieten van wat later die dag zal zijn.
Dan heeft ook het “profetische woord” zijn doel bereikt: “dag aangebroken” in mijn hart (verg. 2 Petr. 1:19).
Marco Leßmann; www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 31.10.2017.
Geplaatst in: Christendom, Schepping, Toekomst
© Frisse Wateren, FW