Verloving (2)
Enkele reacties op het artikel “Verloving” die wij ook nog graag willen publiceren.
I. Vrije beslissing of voorbestemming?
In verband met het thema “partnerkeus” zou ik graag allereerst enkele gedachten over de tot hiertoe geuite opvatting uiten, dat er “op de hele aarde slechts één partner is die God voor ons bestemd heeft, die Hij ons toebedeelt. Het hele probleem ligt slechts daarin, deze te vinden”. Als het zo was, zou de partner om zo te zeggen “voorgeprogrammerd” zijn.Zou men nu – zij het uit onkunde of uit ongehoorzaamheid – iemand anders trouwen, wat voor een ketting van “verkeerde beslissingen” zou dat ten gevolge hebben! Gods plannen met de alleenstaanden zou dan volledig “door elkaar komen”, er zouden nauwelijks nog gelukkige, door God gezegende huwelijken kunnen komen.
Natuurlijk moeten wij ons leven in overeenstemming met de wil van God leiden. Maar dat betekent niet dat God ons bij onze bekering een gedetailleerd “plan” voor ons leven meegeeft, waarin alle bijzonderheden voorbestemd zijn. Veelmeer geft God licht voor de afzonderlijke” stap. In iedere beslissing mogen wij naar de “goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God” vragen (Romeinen 12:2).
Maar wanneer wij op een bepaald punt een beslissing tegen de wil van God genomen hebben en misschien zelfs lang en zwaar onder de gevolgen te lijden hebben, dan kunnen wij toch na een belijdenis voor de Heer deze gevolgen met Hem dragen en in overeenstemming met Zijn wil leven.
Liefde en vrijheid behoren bij elkaar
De Christen is van de slavernij van de zonde bevrijd, om nu God te dienen (Romeinen 6:15-23). Daartoe heeft hij in de nieuwe geboorte een nieuwe natuur gekregen die de wil van God, niet door dwang maar vrijwillig en graag doet. Deze nieuwe natuur en haar vrijwilligheid openbaren zich ook met betrekking tot de liefde: De gelovige heeft God en de mede-gelovigen lief. Ook dat gebeurt niet dwangmatig maar vrijwillig, omdat de liefde een kenmerk is van zijn nieuwe natuur (1 Johannes 3:14; 4:7; 4:19; 5:1).
Beslissingsvrijheid binnen Goddelijke grenzen
Als Christenen bewegen wij ons met de ons gegeven Christelijke vrijheid binnen de door God in Zijn Woord getrokken grenzen. Voor de huwelijkssluiting betekent dat, dat dit “kader”, wanneer we dat eens zo noemen willen, bepaald wordt door de principes die God ons in Zijn Woord met het oog op de partnerkeus neergelegd heeft (in het artikel ‘Verloving (1)’, werden immers enkele criteria genoemd).
“Vrij om te trouwen, mits in de Heer”
Binnen dit kader hebben de broeder zowel als de zuster overeenkomstig een door God geschonken toegenegenheid te beslissen. De apostel Paulus vat de Goddelijke grenzen in 1 Korinthe 7:39 met de woorden samen: “… zij is vrij om te trouwen met wie zij wil, mits in de Heer” (hoewel dit vers in eerste instantie betrekking heeft op de weduwen, zo mogen wij het toch als grondslag voor elke huwelijkssluiting toepassen). “Mits in de Heer” sluit dus alles uit wat niet met Goddelijke maatstaven overeenkomt, maar geeft anderzijds de vrijheid om binnen deze maatstaf een partner door de Heer te laten aanwijzen.
Het voorbeeld van Rebekka
We zien dat ook heel duidelijk in Genesis 24. De knecht van Abraham heeft de vaste overtuiging dat Rebekka de vrouw voor zijn heer was. Hij heeft om duidelijkheid gebeden en God heeft dit hem gegeven. En hoewel ook Laban er mee eens was, hing nu alles af van de vrije beslissing van Rebekka. Ze moesten eerst “haar mond vragen”, en pas na haar vrijwillige en ondubbelzinnige beslissing “ik zal trekken” (vers 57-58) werd zij de bruid van Izaäk.
Dat uiteindelijk God boven alles staat en op een wonderbare wijze de weg geëffend heeft, blijft natuurlijk bestaan. Mij gaat het echter nu meer om de kant van de menselijke verantwoording. En daar is het erg mooi om te zien, dat Eliëzer alle betrokkenen de tijd laat, om eveneens de leiding van God in deze zaak te onderkennen. Hoewel Rebekka alle door God gestelde voorwaarden vervulde, was hij bereid zonder haar terug te keren, wanneer de familie of zij zelf nee zouden zeggen (vers 49).
Christelijke vrijheid betekent ook NEEN te mogen zeggen
Voor het aangaan van een bepaald huwelijk is het dus noodzakelijk, dat beide kanten in Christelijke vrijheid en met persoonlijke beproeving voor het aangezicht van de Heer tot deze overtuiging gekomen zijn. Daarom moet een broeder een zuster nooit met de voor hem vermeende “duidelijk bekende wil van God” confronteren, doordat hij bij de aanzoek formuleringen gebruikt zoals “ik ben er vast van overtuigd, dat het de wil van God is, dat jij mijn vrouw wordt”. Daarmee zou hij de zuster die in deze zaak immers ook naar de wil van God handelen wil, onder omstandigheden zo onder druk zetten, dat zij nauwelijks nog een vrije beslissing voor de Heer nemen kan. Wanneer de zuster de jonge man dan ook nog als een ernstige en oprechte broeder kent van wie zij aannemen mag, dat hij van tevoren vaak en lang in gebed vanwege deze zaak was, maar desalniettemin geen toegenegenheid waarneemt (of een beeld van een andere man in haar hart heeft), kan zij door zulke formuleringen in grote gewetensnood gebracht worden.
(Natuurlijk moet de broeder voor zich zelf deze overtuiging hebben, maar hij mag daarmee niet proberen de beslissing van de zuster te beïnvloeden. De wetenschap van de mogelijkheid van zelfbedrog en het feit van menselijke feilbaarheid zou alle jonge mensen juist op dit zo gevoelig terrein zeer voorzichtig moeten maken en hier tegenover gelegenheid geven, om in rust een persoonlijke beslissing voor de Heer te kunnen nemen).
Volle zekerheid na de beslissing
Daarna echter, na de vrije beslissing, kunnen beiden met recht zeggen, dat hun hun relatie geheel en al met de wil van God overeenstemt. God staat achter de naar bijbelse maatstaven genomen beslissing en zegent hen. Beiden mogen elkaar uit de hand van de Heer aannemen. De broeder kan nu zeggen: “Dat is het meisje, dat de Heer voor mij als vrouw bestemd heeft”. En de zuster heeft eveneens de volle zekerheid de “ware” echtgenoot gekregen te hebben. De wil van God gaat nu bij beiden in vervulling.
Een beslissing voor het hele leven
De beslissing is dan ook zeker voor het hele leven bindend. Want liefde zonder het wilskrachtig besluit om vol te houden – ook “wanneer het wel eens stormt” – is geen werkelijke liefde. Echte liefde is altijd bindend en betekent daarom ook “verplichting”. Beide zijn nu met elkaar verloofd, en er begint de mooie maar ook de verantwoordingsvolle tijd van de verlovingstijd. In deze tijd van opbloeiende liefde en groeiende verbinding van de harten hebben beiden nu de verantwoording, nu al het fundament voor hun latere huwelijk, voor hun gemeenschappelijk “levenshuis”, te leggen. Daartoe zou ik graag nog enkele gezichtspunten voor willen stellen:
II. Verloving volgens bijbels begrip
De in de Bijbel genoemde verlovingen behelzen kenmerken, die naar de gedachten van God in de loop van de tijd noch aan veranderingen onderhevig zijn noch geheel verdwijnen kunnen. In de wereld hecht men vandaag aan de dag niet veel meer waarde aan een officiële verlovingstijd, laat staan dan volgens Goddelijke principes die daarmee verbonden zijn. Het is echter absoluut naar de gedachten van God, dat beiden hun bedoeling van nu af aan hun weg gemeenschappelijk te willen gaan, ook openlijk bekend maken. Want een verloving is geen “losse vriendschap”, maar een zich binden, met de belofte te trouwen.
In normale gevallen mondt de verloving dus uit in het levenslange huwelijk. Daarom moet openlijk duidelijk gemaakt worden, dat beide partners van nu af aan niet meer “vrij” zijn. Met “niet meer vrij zijn” bedoel ik, dat die twee “zich verloofd hebben” en ook geen derde meer in deze verhouding indringen mag.
Verloving, een beeld van de verhouding van God tot de Zijnen
Welke Goddelijke grondbeginselen met een verloving verbonden zijn, laten ons in het bijzonder twee bijbelverzen zien. God gebruikt daarin het beeld van de verloving om zowel Zijn verhouding tot Zijn aardse volk als ook de verhouding van Christus tot de gemeente uit te drukken.
Met het oog op Israël lezen we in Hoséa 2:18-19: “En Ik zal Mij u ondertrouwen in eeuwigheid”, en “En Ik zal Mij u ondertrouwen in geloof [trouw – vertaler]“.
Tegen de gemeente van Korinthe zegt de apostel Paulus in 2 Korinthe 11:2: “Want Ik heb u aan één man verloofd om u als een reine maagd voor Christus te stellen”.
Zeker, de verloving is nog geen onontbindbare verbinding zoals het huwelijk. Het is juist een zekere overgangs- en proeftijd. Beide verzen maken echter toch duidelijk, dat de verbinding van een verloofd paar in de regel van begin af aan een duurzaam aangegane verhouding is. (Dat er gevallen zijn, waar de verbreking van een verloving zeker gerechtvaardigd of zelfs raadzaam is, is niet het onderwerp van dit artikel).
Volgens de gedachten van God geldt dus voor een verloving:
- het moet het begin van een levenslange verbinding zijn;
- ze moet door wederkerige trouw gekenmerkt zijn;
- het moet een verbinding tussen man en vrouw zijn;
- ze moet door reinheid gekenmerkt zijn (dat betekent dat twee mensen zich voor elkaar bewaren, om sexueel rein in het huwelijk te kunnen treden).
Verloving, de tijd van het wederkerig leren kennen
Met de openlijke verloving maken beiden ook duidelijk, dat zij nu een zekere verantwoording voor elkaar overnemen. Want nu begint de tijd van het elkaar-leren-kennen. Men doet stap voor stap ontdekkingen over het karakter en de gewoonten van de ander, leert zijn/haar denkwijze kennen, ontdekt overeenkomsten maar ook verschillen. En nu moeten beiden leren verantwoordelijk met elkaar om te gaan. In deze tijd al kunnen beide de voor het latere huwelijk zo noodzakelijke eigenschappen beoefenen, zoals het rekening houden met elkaar, begrip hebben voor elkaar en het liefdevol op elkaar ingaan.
Verloving, de tijd van de voorbereiding op het huwelijk
Het is een grote vergissing om te denken, dat een relatie al “enigszins” klopt en het huwelijk automatisch het grote geluk brengen zal, want “tenslotte houden wij immers van elkaar”. De vele ongelukken en verbroken huwelijken – die er helaas ook onder Christenen zijn, waar men in het beste geval alleen nog bij elkaar woont – tonen wreed hoe onjuist en oppervlakkig deze veronderstelling is. Neen, een gelukkig en volkomen huwelijk, een harmonisch familieleven, een levenshuis, dat de Heer zegenen kan, komt niet vanzelf. Beide partners moeten hun leven lang daaraan werken, moeten hun levenshuis om zo te zeggen van “fundament tot het dak” gezamenlijk opbouwen en voortdurend onderhouden.
W. Kleine, Gelsenkirchen
“Wie een meisje louter vanwege haar schoonheid wil trouwen, is net zo dwaas als de man die een vogel at omdat zij zo lieflijk zong” – Spurgeon
Geplaatst in: Huwelijk
© Frisse Wateren, FW