Richtverzen: Leviticus 16; 1 Johannes 2 vers 2
1 Johannes 2 vers 2: “… en Hij is het zoenoffer voor onze zonden; en niet alleen voor onze [zonden], maar ook voor de hele wereld.”
Inhoud
- Verzoening en plaatsvervanging
- Citaten van andere “broeders”
J.N. Darby
C. Wolston
W.T.P. Wolston
W. Kelly
C.H. Mackintosh
C.E. Stuart - Tot slot
I. Verzoening en plaatsvervanging
Er is veel onduidelijkheid over de wijze waarop het evangelie wordt verkondigd en begrepen, en dat komt voor een groot deel voort uit het feit, dat de verzoenende en de plaatsvervangende kant van Christus’ werk niet van elkaar onderscheiden worden. Zo weinig als het ook op woorden aankomt (want in zekere zin was Christus in de verzoening onze plaatsvervanger), zo belangrijk is het praktische onderscheid tussen deze twee termen, dat we duidelijk in de Bijbel vinden.
Het verschil tussen verzoening en plaatsvervanging komt duidelijk naar voren bij de offers van de grote Verzoendag (Lev. 16). Aäron slachtte de jonge stier en de bok, het “deel van de HEERE”, zoals het werd genoemd, en sprenkelde zijn bloed op het verzoendeksel, op het deksel en vóór het deksel, als ook op het altaar. Het bloed werd daardoor aan God geofferd, Wiens heilige tegenwoordigheid door de zonde was onteerd en gekrenkt.
In overeenstemming met dit voorbeeld verheerlijkte Christus God op aarde volledig, doordat Hij Zichzelf in volledige gehoorzaamheid en uit liefde tot Zijn vader overgaf en tot zonde gemaakt werd, Hij die geen zonde gekend heeft (2 Kor. 5:21). Onze zonden waren de oorzaak van dit werk, maar Gods majesteit, Zijn gerechtigheid, liefde en waarheid, ja alles wat Hij is, werd door Christus volkomen verheerlijkt. Zijn bloed, waarmee Hij het heiligdom binnenging, is het getuigenis en het bewijs daarvan. Daarom kan het goede nieuws nu tot een ieder uitgaan, dat God bevredigd, ja meer dan tevreden, verheerlijkt is; en een ieder die in vertrouwen op dit bloed tot God nadert, wordt door Hem ‘om niet’ en volledig aangenomen. Op de kop van de bok, waarvan dit een beeld is, werden geen zonden beleden, hoewel het vanwege de zonde van Israël werd geslacht. Het bloed werd eenvoudigweg aan God aangeboden als een teken, dat de zonde was beoordeeld en geoordeeld overeenkomstig Zijn heerlijkheid en eer. En nooit is Gods majesteit en Zijn liefde, maar ook Zijn haat tegen de zonde zo duidelijk aan het licht gekomen, nooit werd Hij zo volledig verheerlijkt als in de dood van Christus. Hierdoor kon God de bekeerde zondaar ontmoeten overeenkomstig Zijn genade en liefde, ja in de oneindigheid daarvan kon Hij mensen vragen om naar Hem terug te keren.
Maar daarnaast was er nog persoonlijke schuld, bepaalde persoonlijke zonden waarvoor Israël en alle mensen vandaag nog steeds verantwoordelijk zijn, volgens de eis die aan iedereen rechtvaardig kan worden gesteld. Bijgevolg beleed de hogepriester op de grote verzoendag de ongerechtigheden van het volk op de kop van de weggaande bok, door beide handen erop te leggen. Hun persoonlijke schuld werd door hem op de weggaande bok (Asasel) gelegd, die het hele volk vertegenwoordigde en erdoor weggedragen, om nooit meer teruggevonden of in herinnering gebracht te worden. Christus nu is zowel Hogepriester alsook het Offer. Hij heeft alle zonden van de Zijnen beleden, alsof het Zijn eigen zonden waren, en droeg onze zonden in Zijn lichaam op het hout (1 Petr. 2:24). We vinden in Hem de verwerkelijking van wat de twee bokken ons in beeld voorstellen. Zijn werk heeft een dubbel karakter, doordat Hij Zichzelf opofferde om God te verheerlijken en om onze zonden te dragen.
“Niet zonder bloed” ging onze Hogepriester het heiligdom binnen (Hebr. 9) en het bloed was het bewijs van de voltooiing van het werk. Hij is “het zoenoffer voor onze zonden”, ja, vanuit dit oogpunt, voor de hele wereld (1 Joh. 2:2). Hij heeft alles gedaan wat nodig was, en Zijn bloed is meer dan genoeg om zelfs de grootste zondaar te vergeven. Daarom is de boodschap aan de wereld: “En laat hij die dorst heeft, komen; laat hij die wil, [het] levenswater nemen om niet” (Openb. 22:17). In dit verband kan men zeggen: Christus is “voor allen” gestorven (2 Kor. 5:15), Hij smaakte “de dood voor alles (of ‘ieder’)” (Hebr. 2:9), Hij “heeft Zichzelf gegeven tot een losprijs voor allen” (1 Tim. 2:6) [1]. Dat betekent: Zijn offer voor de zonde is de volledige, voldoende verzoening voor een ieder die komt.
Als het echter gaat om Christus als de zondendrager, vinden we altijd een geheel andere taal. Hij droeg onze zonden: Hij werd eens geofferd om de zonden van velen te dragen (1 Petr. 2:24; Hebr. 9:28). De uitdrukking “allen” wordt zorgvuldig vermeden. Ik zeg zorgvuldig omdat in Romeinen 5 vers 18 en 19 het verschil zorgvuldig wordt waargenomen. Het wordt “allen” genoemd wanneer we het hebben over de reikwijdte van de handeling; het wordt “de velen” genoemd als het gaat om de duidelijke uitwerking van Zijn werk op mensen, dat wil zeggen op de velen die met de Persoon die de handeling volbracht verbonden waren. Nergens zal men in de Schrift vinden, dat Christus de zonden van allen gedragen heeft. Als Hij dit had gedaan, zou er nooit meer over hen gesproken kunnen worden, noch zouden mensen naar hun werken kunnen worden geoordeeld.
Aan de andere kant lezen we vaak in de Bijbel, dat Christus voor allen gestorven is. En met deze boodschap kunnen we naar alle mensen gaan en hen in de dood van Christus de grondslag tonen, ja de enige grondslag tonen, waarop ze tot God kunnen naderen, en tegelijkertijd de liefde van God die daarin is geopenbaard. Als iemand gelooft, kan ik verder zeggen: “Christus heeft al uw zonden gedragen, zodat ze nooit meer kunnen worden herinnerd.”
Als we het verschil beschouwen tussen de zogenaamde Arminiaanse en Calvinistische leer, herkennen we onmiddellijk het belang van een nauwkeurig begrip van de dingen:
- De Arminianen zien in de dood van Christus niets meer dan een offer voor allen en verbinden daarmee gewoonlijk op een algemene manier het dragen van de zonden. Daardoor wordt alles onduidelijk over het feit, dat Christus de zonden van het individu werkelijk en volledig gedragen of een bijzonder werk voor de Zijnen gedaan heeft. Ze zeggen, dat als God allen liefheeft, Hij niet in het bijzonder sommigen kon liefhebben. Redding wordt daarmee onzeker gemaakt en de mens niet zelden verhoogt, terwijl de leer van het beeld, dat we hebben in de weggaande bok, volledig wordt genegeerd.
- De calvinisten daarentegen beweren dat Christus de zonden van de Zijnen gedragen heeft en dat hun redding daarom heel zeker is. Ze blijven echter bij de conclusie staan, dat, wanneer Hij de gemeente liefhad en Zichzelf voor haar overgaf, Zijn liefde buiten haar geen ander voorwerp gehad zou kunnen hebben. Ze zien het onmiskenbare karakter van verzoening over het hoofd, Zijn dood voor allen en alles. Zij zien alleen de plaatsvervanging en houden geen rekening met de betekenis van het bloed op het verzoendeksel [d.w.z. van het bloed van de bok voor de Heer].
Strikt genomen lezen we nooit van Christus, dat Hij de wereld liefhad, maar dat Hij de gemeente liefgehad heeft, en wel met de liefde van een bijzondere verhouding (Ef. 5). Aan de andere kant zegt God nooit, dat Hij de gemeente liefhad, maar dat Hij de wereld liefgehad heeft (Joh. 3:16), wat overeenkwam met Zijn goddelijke goedheid en passend was voor Zijn goddelijke natuur; Zijn raadsbesluit echter is iets anders. Zijn heerlijkheid is het ultieme doel van alles.
Zonder daarmee nog verder bezig te zijn, zou ik er alleen nog op willen wijzen welk een verwarring onduidelijke begrippen over verzoening en plaatsvervanging in de verkondiging van het evangelie moeten veroorzaken, door de oproep aan de wereld te verzwakken of de zekerheid van de gelovige twijfelachtig te laten lijken en de verkondiging van de waarheid over het algemeen van zekerheid en vastheid beroven. Zeker, een ernstig verlangen naar de redding van zielen en de verkondiging van Christus die uit liefde voor Hem voortkomt, zal altijd gezegend worden. Deze dingen zijn belangrijker dan grote duidelijkheid en nauwkeurigheid bij het presenteren van leringen. Desalniettemin is duidelijkheid over het onderwerp een grote hulp voor de prediker, zelfs als hij er momenteel niet juist over denkt of spreekt. En voor de daaropvolgende opbouwing van de heiligen is vastheid van de grondslag van groot belang.
Originele titel: “Sühnung und Stellvertretung” uit Halte fest, 1985, pp. 285vv.
Eng. originele titel: “Propitiation and Substitution” uit Collected Writings van J.N. Darby, deel 27, pp. 318–320.
* * *
Hieronder dan nog niet vertaalde citaten van andere broeders:
II. Citaten van andere “broeders“
Hier noch einige Zitate von verschiedenen „Brüdern“, die die Tatsache bestätigen, dass für sie Stellvertretung ein Aspekt der Sühnung war:
J.N. Darby
- Atonement comes by substitution (Notes and Comments, Bd. 3, S. 27).
Sühnung kommt durch Stellvertretung. - … had no such thought, I am assured, as that wrath was not due to us, but only objected to the use of the word as applied to Christ – not to the substitution of Christ in atonement for us as bearing our sins and drinking the cup and being made a curse (Letters of J.N. Darby, Bd. 2, S. 461).
… hatte solch einen Gedanken nicht, da bin ich sicher, weil uns dieser Zorn nicht gebührte, sondern er wandte sich nur gegen den Gebrauch des Wortes in Bezug auf Christus – nicht gegen die Stellvertretung Christi in der Sühnung für uns, als Er unsere Sünden trug und den Kelch trank und zum Fluch gemacht wurde. - … and the truth of the atonement, viewed as substitution (Collected Writings of J.N. Darby, Bd. 29, S. 185).
… und die Wahrheit der Sühnung, gesehen als Stellvertretung. - … a propitiation for sins, as bearing our sins in His own body on the tree, as One who drank that dreadful cup of wrath (Collected Writings of J.N. Darby, Bd. 7, S. 366).
… eine Sühnung für Sünden, indem Er unsere Sünden an seinem eigenen Leib auf dem Holz getragen hat als einer, der den schrecklichen Kelch des Zornes trank. - The Remnant … confess that it is through their sins. Now Christ did enter into this, and in bearing them in the way of atonement (Notes and Comments, Bd. 3, S. 157).
Der Überrest … bekennt, dass es wahr ist aufgrund ihrer Sünden. Nun trat Christus in das ein und trug sie auf dem Weg der Sühnung. - … the sins on the goat … As having the sins laid upon him, atonement was made in respect of him, not of the goat, but what was on him, and the blood being shed, all the sins carried away into the land where they are no more found (Notes and Comments, Bd. 3, S. 59).
… die Sünden auf dem Bock … Indem die Sünden auf ihn gelegt wurden, wurde Sühnung in Bezug auf ihn gemacht, nicht des Bockes, sondern dessen, was auf ihm war, und da das Blut vergossen war, werden alle die Sünden weggetragen in das Land, wo sie nie wieder gefunden werden können.
C. Wolston
- … as under divine judgment bearing our sins, and thus making atonement (aus Divine Love and Care).
… wie Er unter göttlichen Gericht unsere Sünden trug und auf diese Weise Sühnung machte.
W.T.P. Wolston
- If you look at the atonement, there are two sides to it, the Godward and the manward (Night Scenes of Scripture, Seventeen Bible Night Scenes, Illustrating and Elucidating various Truths of the Gospel, by W.T.P. Wolston, M.D., 1896. Chapter 7: A Night in Egypt – Redemption. Ex. 12).
- Wenn man sich die Sühnung ansieht, dann gibt es dabei zwei Seiten, einmal in Richtung auf Gott und einmal auf den Menschen gerichtet.
W. Kelly
- This is atonement. And atonement has two parts in its character and range. It is expiation before God; it is also substitution for our sins (Lev 16,7-10), Jehovah (Psalm 22. The substance of a lecture in Ryde in 1873 by W. Kelly).
Das ist Sühnung. Und Sühnung hat zwei Seiten in ihrem Charakter und in ihrer Reichweite. Es ist Genugtuung vor Gott; es ist genauso Stellvertretung für unsere Sünden (3Mo 16,7-10), das Los für den HERRN und für das Volk, obwohl das Letztere nicht so sehr der Gegenstand des Psalmisten hier ist, und daher werde ich hier nicht weiter darauf eingehen. - Thus two goats, in fact, were needed to complete atonement, the formal and particular confession being upon the scapegoat or people’s lot. Still they were both involved for the type of atonement in its two great parts, the vindicating of God, which was the first thought, and next the allied comfort of knowing that all evil on the part of the people was minutely brought out, laid upon that goat, and discharged to be seen no more. And these two truths are distinctly before us in Rom. 3 and Rom. 4; chapter 3 answering more to Jehovah’s lot, chapter 4 to the people’s lot, the latter part of both chapters. In the one case it is God just and justifying him that believes in Jesus; and there we have the blood on the mercy-seat. In the other, Christ is said to be delivered for our offences, and raised again for our justification, which delivering of Him up for our offences is exactly what the scapegoat figured when sent away with their sins over his head (The Priesthood of Christ).
Zur vollständigen Sühnung bedurfte es also zweier Böcke. Das formelle und spezielle Bekenntnis war dabei auf dem Asasel oder dem Los des Volkes. Beide Böcke dienten dazu, die Sühnung in ihren beiden bedeutsamsten Seiten vorzustellen. Die eine Handlung war der Ausdruck des gerechten Gerichts Gottes über die Sünde, die andere die damit in Verbindung stehende Tröstung für uns, dass alle Sünden hinweggetan sind und nicht mehr gesehen werden. Beide Handlungen finden wir im Neuen Testament, z.B. in Römer 3 und 4, deutlich wieder. Der letzte Teil des dritten Kapitels entspricht mehr dem Los des HERRN, während der letzte Teil des vierten Kapitels uns das Los vor Augen stellt, das auf den Bock Asasel fiel. Der erste Fall zeigt uns, dass Gott gerecht ist und den rechtfertigt, der an Jesus glaubt; und hier finden wir das Blut auf dem Gnadenstuhl. Im zweiten Fall aber sehen wir Christus als den, „der unserer Übertretungen wegen dahingegeben und unserer Rechtfertigung wegen auferweckt worden ist“; denn seine Dahingabe wegen unserer Sünden wird uns in dem Bock vorgebildet, der mit den Sünden des Volkes in die Wüste geschickt wurde.
C.H.Mackintosh
- (v. 7-10) In these two goats, we have the two aspects of atonement already referred to. The „Lord’s lot“ fell upon one; and the people’s lot fell upon the other.
In den beiden Böcken (V. 7-10) sehen wir die zwei bereits erwähnten Seiten der Versöhnung. Das „Los für den HERRN“ fiel auf den einen und das „Los für das Volk“ auf den anderen Bock.
C.E. Stuart
- But the dealing with the live goat was also an integral part of atonement, the two goats being but one sin offering; so all that was done with both, was together what was comprised under the one word atonement (Salvation and Atonement).
Aber das Handeln mit dem Asasel war auch ein integraler Bestandteil der Sühnung. Die zwei Böcke sind ein Sündopfer. So ist alles, was mit beiden getan wurde, zusammen das, was in dem Wort „Sühnung“ enthalten ist.
© www.soundwords.de
* * *
Tot slot
Hierbij kan ook nog verwezen worden naar het artikel met de titel “Verzoening en plaatsvervanging” in Frisse Wateren.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW