“En de HEERE God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u?En hij zei: Ik hoorde Uw stem in de hof en ik werd bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij” (Gen. 3:9-10).
“… wees niet bang.” (Matth. 14:27).
Bang en niet bang
Het is verbazingwekkend om de allereerste uitspraak te lezen die een mens tot God richtte. Toen Adam zondigde, verborg hij zich voor God – en rechtvaardigde dat met zijn angst (Gen. 3:10). In onze maatschappij (en ook in het christendom) probeert men dit beeld van een God voor wie men bang moet zijn, uit te wissen. Gods liefde wordt dan zo sterk beklemtoond, dat velen de eerbied voor God volledig verliezen, evenals de vrees voor God. Maar Adam was terecht bang voor God om de volgende redenen:
- God had hem gedreigd dat zondigen de dood zou brengen (Gen. 2:17).
- Gods heiligheid kan geen zonde aanvaarden (Hab. 1:13).
- God haat de zonde (Ps. 5:6-7).
Hoe enorm is het contrast met het resultaat van de dood van Jezus Christus. Doordat alles vergeven is na belijdenis van de schuld der zonde, is er voor een gelovige geen reden om bang te zijn voor God. Hij hoeft nooit meer bang te zijn om door God ter verantwoording geroepen te worden. Elke eerdere gerechtvaardigde aanklacht is ingetrokken.
Maar het contrast is nog groter: van nu af aan hoeft hij niet alleen niet bang te zijn – nee, de Heer Jezus spreekt hem nu ook praktisch toe, dat hij niet bang hoeft te zijn. Welke zorgen en ontberingen men in het leven ook tegenkomt, de aanmoediging om in alles onbevreesd op Hem te vertrouwen, gaat door. Geloof in de Heer Jezus en Zijn dood aan het kruis verandert de relatie met God totaal. Angst wordt vreugde, vrees wordt vrede.
Overigens, terwijl de eerste opgetekende woorden van een mens tot God spreken van vrees, luidt de laatste: “Amen; kom, Heer Jezus” (Openb. 22:20). Wat een verandering!
Alexander Schneider; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 02.04.2022.
Geplaatst in: Christendom, Zonde
© Frisse Wateren, FW