20 jaar geleden

Sabbat …

De Heer Jezus is mijn “rustpunt”

“Zes dagen zal men het werk doen; doch op de zevende dag is de sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN!” (Exodus 31:15).

Waarom heeft de Heer Jezus tijdens Zijn leven hier op aarde vaak op sabbat zieken genezen en vele mensen hulp gegeven, klaarblijkelijk zonder zich aan dit gebod van de sabbatheiliging te houden? De evangelieën berichten ons op vele plaatsen daarover, en ook dat de farizeeers en schriftgeleerden Hem daarover hard bekritiseerden, ja zelfs meenden dat Hij niet van God gekomen kon zijn, omdat Hij de sabbat niet hield.

Waartoe de sabbat gegeven was, wat hij betekende en waarnaar hij heen wees, dat kunnen wij alleen uit de samenhang van de Heilige Schrift opmaken.

God heeft Zijn volk tijdens haar wandeling door de woestijn de sabbat gegeven als een voorschrift waaraan zij zich moesten houden: dat de zevende dag een dag van “rust” (= Hebreeuws “schabbat”) zou zijn, waarop zij geen arbeid doen mochten.

Weliswaar heeft Hij al veel vroeger, namelijk al na Zijn scheppingswerk, het principe van rust ingevoerd. We lezen: “Als nu God op de zevende dag volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op de zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. En God heeft de zevende dag gezegend, en die geheiligd; omdat Hij op daarop gerust heeft van al Zijn werk, dat God geschapen had, om te volmaken” (Genesis 2:2-3). Daarvoor had Hij vastgesteld dat alles “zeer goed” was. “En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed” (Genesis 1:31). Er moest niets aan toegevoegd worden om de schepping van God volledig of ook mooier te maken. Zij kwam precies overeen met Gods bedoelingen.

Maar de Schepper wilde niet “alleen” aan dit Zijn schepping vreugde hebben; Hij heeft de mens gemaakt als laatste van Zijn werken, als Zijn “Meesterwerk” (als we dat zo eens mogen noemen), en heeft hem een geest, een verstand gegeven waarmee hij in staat is om aan de Goddelijke vreugde deel te nemen.
De volmaakte schepping was echter zeer spoedig door de zonde van Adam en Eva bedorven. De rust van God op de zevende dag was van korte duur. Hij kon niet rusten temidden van zonde, verderf en dood. Van een rust op de zevende dag leest men daarna in het eerste boek van Mozes niets.

Pas later, namelijk als het volk Israël door het offer van het Paaslam gered werd, toen het de Rode Zee door was getrokken en Egypte verlaten had en als een verlost volk door de woestijn trok, gaf God het volk de sabbat als een teken van Zijn verbond met Hem (vergelijk Ezechiël 20:12). Precies drie gebeurtenissen in Exodus geven ons aanwijzingen voor de betekenis van de sabbat, omdat God hier telkens de sabbat bijzonder naar voren brengt:

– Exodus 16:23-31:
“God geeft Zijn volk het manna als spijs voor de woestijntocht. Hij Zelf zorgt in genade voor Zijn volk doordat Hij het zegent en voor zijn herstel op een dag van rust, de sabbat namelijk, zorgt: “Dit is het, dat de HEERE gesproken heeft: Morgen is de rust, de heilige sabbat des HEEREN! … Alzo rustte het volk op de zevende dag! … En het huis Israëls noemde zijn naam Man; en het was als korianderzaad, wit, en de smaak daarvan was als honingkoeken”.

– Exodus 20:8-11:
God geeft Zijn volk door Mozes de wet op Sinaï. Ingebed in de geboden – zoals het 4e gebod – legt God het volk de heiliging van de sabbat voor. Deze wet van de Sinaï – dat echter Israël en geen mens ooit gehouden heeft, omdat geen mens in staat was de rechtvaardige eisen van God te vervullen – wordt met de sabbat verbonden.

– Exodus 31:12-17; 35:1-3:
God laat het volk Israel een hefoffer brengen, opdat de “woning” van God, het heiligdom in de woestijn, en al zijn gerei hersteld konden worden. In dit verband wordt uitdrukkelijk de sabbat genoemd.

Drie lijnen

Dit geeft ons drie lijnen aan die met de sabbat verbonden zijn:

  1. De eerste is de lijn van zegen en de zorg van God (in het beeld van het manna), die de mens – in het bijzonder Zijn volk Israel – rust zou brengen.
  2. De tweede lijn is die van de wet, dat de trouwe Israeliet die de geboden van God tot in alle details gehoorzaamd had, rust en leven gebracht had. Hoewel de wet de onbekwaamheid van de mens om God te behagen en werkelijke rust te ontvangen, duidelijk maakt, is juist dit de lijn die het hele Oude Testament door en in het bijzonder in de evangelieen door de joden met strengheid, en wel met wettische strengheid, gevolgd werd.
  3. De derde lijn is die van de gemeenschap die God in het midden van Zijn volk en met Zijn volk in Zijn rust genieten wil. Dit doel van God kon vanwege de ongehoorzaamheid van het volk niet bereikt worden.

Toen de Heer Jezus op aarde kwam, was Hij als “Zoon des Mensen” de Heer van de sabbat (Markus 2:28). Hier komen we terug op de beginvraag, waarom Hij – naar de mening en uitleg van de schriftgeleerden – het sabbatgebod niet gehouden had. De schriftgeleerden eisten het uiterlijk houden van de sabbat met alle strengheid maar veronachtzaamden volledig de eigenlijke betekenis van de sabbat; bovendien hadden zij aan het sabbatgebod vele “extra bepalingen” toegevoegd. Natuurlijk stond de Heer Jezus aan de ene kant boven de door Hemzelf gegeven gebod. Aan de andere kant maakt Hij duidelijk dat de wet – en in het bijzonder het gebod van de heiliging van de sabbat – helemaal niet beoogt het goede precies zo als het kwade te verbieden, maar dat de sabbat tot welzijn en nut van de mens gegeven was (Markus 2:27: “De sabbat is gemaakt om de mens”), en zo genas Hij ook op sabbat de ellenden van het volk (Lukas 14:3vv.; Markus 3:1-4, onder andere). Hij werkte onder hen in barmhartigheid die “tegen* het oordeel roemt” (Jakobus 2:13). “Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk [ook]” (Johannes 5:17).

Maar boven alles ging de tijd van de wet, dat door het volk gebroken was, met Hem ten einde (Romeinen 10:4). “Het was de laatste proef, om aan het licht te stellen of de mens op deze weg in de eerste schepping gezegend zou kunnen worden. Aardse zegeningen, een lang leven in deze schepping, vormden de belofte welke aan de vervulling van de geboden van God verbonden was; en de sabbat, de rust van de eerste schepping, was het teken van het verbond, welke God met Zijn volk aanging” (“Botschafter des Heils” 1906, bladzijde 193).

Het volk verwierp de Heer Jezus als de Messias en kruisigde Hem. Hij lag precies de sabbat over in het graf, een teken daarvan dat de tijd van de wet, en daarmee de sabbat, ten einde liep.

Maar het was ook het handelen van God in Zijn Zoon en naar Zijn eeuwige raadsbesluiten. God offerde Zijn Zoon aan het kruis van Golgotha; Hij stierf voor de zonden van alle mensen die in Hem geloven zullen en die gered worden. Op deze geheel andere, nieuwe grondslag schenkt God hen nieuw, eeuwig leven en maakte “rust” voor de geknechte en verloren zondaar in het volkomen verlossingswerk van Zijn Zoon:

“Zalig rustoord, – zoete vrede
vult mijn hart en blijft het bij.
Hij, in Wie God Zelf kan rusten,
is het rustpunt ook voor mij”.

Vandaag al heeft de gelovige vrede met God, innerlijke vrede, en mag gemeenschap met God genieten; ook wanneer hij nog in een wereld is waarvan de Heer Jezus zei: “In de wereld hebt u verdrukking” (Johannes 16:33). Maar er “blijft en sabbatsrust over voor het volk van God” (Hebreeën 4:9). Deze “sabbatsrust” (Grieks niet “sabbaton” maar “sabbatismos”) betekent een “blijvende” rust, een rust dus die door niets meer kan worden verstoord. In zulk een rust zal het aards volk Israel op aarde ingevoerd worden – want God vervult Zijn beloften -, wanneer het de Heer Jezus als zijn Messias aangenomen heeft en onder Zijn heerschappij leven zal, waarvan de profeet reeds zei: “en Zijn rust zal heerlijk zijn” (Jesaja 11:10).

Het hemelse volk van God, de vergadering of gemeente, zal in de hemel aan deze volkomen rust, de rust van God, deelhebben. En de “eeuwige toestand” wanneer “God alles in allen” (1 Korinthe 15:28) is, wordt gekenmerkt door volkomen en definitieve eeuwige rust voor God en al Zijn verlosten: “Hij zal zwijgen in Zijn liefde” (Zefanja 3:17).

Rainer Brockhaus, © Folge mir nach

NOOT:

* Of: “triomfeert over”.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW