20 jaar geleden

Ruth (28)

Deze doorlopende overdenking is ontstaan uit voordrachten en zijn voor de praktijk bedoeld. Moge de Heer ons door deze eenvoudige overdenking rijkelijk zegenen! – Het ligt mij op het hart daarop te wijzen, dat men uitleg over het Woord van God alleen met de Bijbel en onder gebed leest.

Wil jij ook een “Achsa” zijn?

Ruth 3:11-18: “11 En nu, mijn dochter, vrees niet; al wat gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de ganse stad van mijn volk weet, dat gij een deugdelijke vrouw zijt. 12 Nu dan, wel is waar, dat ik een losser ben; maar er is nog een losser, nader dan ik. 13 Blijf deze nacht over; voorts in de morgen zal het geschieden, indien hij u lost, goed, laat hem lossen; maar indien het hem niet lust u te lossen, zo zal ik u lossen, [zo] [waarachtig] [als] de Heere leeft; leg u neer tot de morgen toe. 14 Toen lag zij neer aan zijn voetendek tot aan de morgen toe; en hij stond op, eer dat de een de ander kennen kon; want hij zei: Het worde niet bekend, dat een vrouw op de dorsvloer gekomen is. 15 Voorts zei hij: Neem de sluier, die op u is, en houd die; en zij hield hem; en hij mat zes [maten] gerst, en legde ze op haar; daarna ging hij in de stad. 16 Zij nu kwam tot haar schoonmoeder, die zei: Wie zijt gij, mijn dochter? En zij verhaalde haar alles, wat die man haar gedaan had. 17 Ook zei zij: Deze zes [maten] gerst heeft hij mij gegeven; want hij zei [tot] [mij]: Kom niet ledig tot uw schoonmoeder. 18 Toen zei zij: Zit [stil], mijn dochter, totdat gij weet, hoe de zaak zal vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind zal hebben”

Ruth hoorde woorden van Boaz: “En nu, mijn dochter, vrees niet; al wat gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de ganse stad van mijn volks weet, dat gij een deugdelijke vrouw zijt”. Wat een genade! Waarlijk, ware trouwe harten kunnen onmogelijk verborgen blijven. Onze Boaz, de Heer Jezus, houdt er van om onze aangelegenheden in Zijn machtige handen van liefde te nemen, zoals Boaz het aan Ruth belooft. Ruth had bewezen dat zij “een deugdelijke vrouw” was. “Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden? Want haar waardij is verre boven de robijnen” (Spreuken 31:10). Hoofdstuk 31 van het boek Spreuken beschrijft de ijver en de waarde van een “deugdelijke vrouw”. Zij is niet alleen ijverig in de huishouding, maar ook in geestelijk opzicht. Achsa was in de ogen van God een “deugdelijke vrouw” (Jozua 15:13-19). Zij “porde (spoorde) haar man aan” om een veld van haar vader te begeren, en “hij gaf haar hoge waterwellen en lage waterwellen”1.

Achsa

Sommige vrouwen drijven ook hun mannen op: “Zorg toch eindelijk eens voor loonsverhoging; zorg voor een bijbaan want wij komen met het geld niet rond”. Dat is ook een “opporren”. Wanneer vrouwen niet tevreden zijn, dan kunnen ze hun man tot vertwijfeling brengen. Maar waar zijn de “Achsa’s” die hun mannen in geestelijke dingen “opporren”? Die misschien zeggen: “Laten we toch alsjeblieft ook eens zieke en oude broeders en zusters bezoeken”. Of zij herinneren aan deze of gene in de zin van liefdevolle bemoeienis om kinderen van God. “Achsa’s” kunnen toch ook wel eens zeggen: “We moesten eens meer gezamenlijk de Bijbel lezen, en er zijn op de boekenplank al die vele mooie overdenkingen over het Woord van God, ze worden nauwelijks gebruikt”. Een Achsa kan ook voorstellen: “Laten we toch regelmatig gezamenlijk onze knieën buigen om te bidden”. “Achsa’s” laten hun mannen – wanneer niet bijzondere omstandigheden om te helpen in de huishouding noodzakelijk is – voldoende tijd om het Woord van God te bestuderen. Zijn er vandaag nog “Achsa’s”? Waar zijn ze in de plaatselijke gemeenten? Waar zijn er zulken onder het volk van God?

Met het oog op de toestand in vele huizen van gelovigen is de vraag op haar plaats: “Waar is de godsvrucht?” Inderdaad, het ontbreken daarvan heeft verregaande gevolgen voor de kinderen en de opgroeiende jeugd. In het bijzonder dan, wanneer moeders die naar de gedachten van God toch haar plaats in huis hebben, zonder door noodzaak gedwongen te zijn het “geldverdienen” najagen. Voor haar eerste en hoogste plichten als moeder blijft dan geen tijd over. Wie verwondert zich dan, dat de kinderen bij de buren voor de t.v. zitten, wereldlijke omgang hebben, met ongelovigen vriendschappen sluiten en tenslotte alle gevoel van onderscheid tussen Christendom en de wereld verliezen? Er komt dan een dag dat men zegt: “Ik wil niet meer mee naar de samenkomst”. Waar zijn de Achsa’s? Lieve zusters, kan van jullie gezegd worden: “De hele stad – de hele gemeente – weet dat u een deugdelijke vrouw bent?”.

Mocht dat toch van alle zusters gezegd kunnen worden! Wat denkt u, welke uitwerking dat op de gemeente zou hebben? Het zou stromen van zegen voor de hele gemeente bewerken en een machtig getuigenis tegenover de wereld zijn.

“Toen lag zij neer aan zijn voetendek tot aan de morgen toe”. Boaz liet Ruth niet gaan zonder haar rijkelijk voor Naómi mee te hebben gegeven. Hij mat zes maten gerst en legde ze op haar. Het getal 6 is het getal van de onvolkomenheid, van moeite en arbeid. Zij heeft nog een andere betekenis met betrekking op boosheid. De zes maten gerst laten ons daaraan denken, dat ons hele leven uit moeite en arbeid bestaat, maar ook daaraan, dat Hij ons genoeg geeft om daarmee rond te komen, totdat wij bij Hem zijn.

Dan krijgen wij de zevende maat die tot in alle eeuwigheid rijkt. Dat is onze Heer Zelf. Zes maten zijn om zo te zeggen de aanbetaling, het onderpand daarvoor dat Hij ook al het andere tot stand zal brengen. Naómi zei: “die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind zal hebben”. In Efeze 1:13 staat het zo: “… toen gij geloofd hebt, verzegeld met de Heilige Geest der belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing van de verkregen bezitting, tot lof van Zijn heerlijkheid”. De zevende maat wacht boven bij de Heer. Het is het “volkomene” – Hij Zelf en Zijn heerlijkheid.

O, Heer Jezus, mijn vertrouwen,
wat zal het voor mijn ziele zijn,
U in heerlijkheid aanschouwen,
eeuwig U mijn lof te wij’n.

De Heilige Geest met Wie wij verzegeld zijn, nadat wij geloofd hebben, is de aanbetaling op ons hemels erfdeel dat wij letterlijk pas in de toekomst ontvangen. Dan zullen wij als mede-erfgenamen van Christus in de openlijke ontplooiing van alle resultaten van de raadsbesluiten van God tot lof van Zijn heerlijkheid zijn. Nu mogen wij God verheerlijken, doordat wij onze hemelse positie in de kracht van de Heilige Geest op ons pad op aarde uitleven.

De verzegeling met de Heilige Geest betekent ook zekerheid voor de gelovigen. Een zekerheid die men in de wereld niet kent. De ongelovige zoekt ook zekerheid. Hij “verzekert” zich op alle levensterreinen door passende verzekeringen die in onze dagen immers voor alle mogelijke risico’s in het leven van de mensen ter beschikking staan. Maar dat zijn geen werkelijke zekerheden. Alle steun die de wereld zich tot haar zekerheid verschaft, faalt met het oog op de eeuwigheid. Alle bezit en rijkdom moet de mens achterlaten. “Hoe bezwaarlijk zullen zij die rijk zijn, het koninkrijk Gods ingaan”, zei de Heer Jezus (Lukas 18:24). Zo zijn zij zonder hoop met het oog op de eeuwigheid! Onzekerheid over de hele linie. Verschrikkelijk!

Kinderen van God bezitten een levende hoop over dood en graf heen. Zij roemen “in de hoop op de heerlijkheid van God” (Romeinen 5:2). Deze hoop is voor hen een vaste overtuiging, een weten van het geloof. Fundament van dit weten is het kruis van Golgotha – de Heer Jezus Zelf. Het is wonderbaarlijk op dit fundament te staan en te kunnen zeggen: “Ik weet dat mijn Verlosser leeft”. Kostbaar te weten: “Ik ben uit de dood in het leven overgegaan”, en zoals Paulus in 2 Korinthe 5 zegt: “Want wij weten, dat als onze aardse tent waarin wij wonen afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, een eeuwig, in de hemelen”. Kinderen van God hopen niets onbestemds. Ze weten op grond van het Woord van God vertrouwend van hun heerlijke toekomst.

Wordt vervolgd D.V.

NOOT:
1. “Waterwellen” zijn waterbronnen.

Wordt D.V. vervolgd.

De Schriftplaatsen van deze overdenkingen zijn aangehaald uit de Statenvertaling 1991 (Oude Testament) en uit de z.g. Voorhoevevertaling 4e druk (Nieuwe Testament), tenzij anders vermeld.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW