“En Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend.”
Ik ontmoette een oudere man toen ik alleen in het bos liep. Hij nam het traktaat met de christelijke boodschap, dat ik hem aanbood graag aan. Hij zei dat hij gelovig was en betrokken bij kerkelijk werk. Hij vond het goed om iets voor God en het geloof te doen. Er klonk trots en gerechtigheid uit goede werken in zijn woorden door.
“Maar voor onze eeuwige verlossing kunnen we niets doen,” wierp ik tegen. “Het is allemaal gedaan door het verzoenend werk van Christus aan het kruis. Daar moeten we op vertrouwen door geloof. Zonder Hem zal niemand gered worden of in de hemel komen. Onze eigen werken zijn daarvoor niet voldoende.” Het gezicht van de man werd steeds onvriendelijker.
“Zelfs een man als Albert Schweitzer, de jungledokter van Lambaréné, zou verloren zijn zonder Jezus Christus,” voegde ik eraan toe. “Iedereen die zoveel goeds heeft gedaan als hij, heeft geen verlossing nodig. Hij heeft zijn plaats in de hemel verdiend,” was het hartstochtelijke antwoord, en de man ging geërgerd weg.
Zes maanden later stond ik tijdens de kerstdrukte in het centrum van de stad. Een oudere man kwam vriendelijk naar me toe: “Herkent u mij? We hebben elkaar in de zomer in het bos ontmoet.” Hij leek een andere man.
In mijn hand had ik een traktaat met de titel “Geboren opdat de mens niet meer sterft.” Ik liet hem de titel zien en, om zijn reactie te testen, vroeg ik: “Gelooft u dat de dood van Jezus Christus en het geloof in Hem de enige weg naar de hemel is?” – “Ja,” antwoordde hij overtuigend, “dat geloof ik nu.” We konden blij afscheid nemen.
© The Good Seed
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW