Psalm 50:15
Vroeg in het voorjaar, toen het ijs in de haven net gesmolten was, liep er een schip van Buffalo uit om over het Eriemeer te varen. Men nam aan dat er geen ijsgevaar meer bestond. Maar toen ze de andere kant van het meer naderden, zag de kapitein dat zijn schip tussen twee grote ijsvelden doorvoer. Het ene lag aan de noordelijke Canadese zijde vast, het andere dreef langzaam maar zeker in de richting van het schip. Deze waarneming bracht de kapitein en de bemanning in grote zorgen, want een ondergang scheen onvermijdelijk.
Daarom riep de kapitein de passagiers en de bemanning bij zich in de kajuit en legde hen de ernst van de situatie uit. Hoewel hij geen gelovige man was, zei hij: ‘We zijn in Gods hand. Als Hij niet ingrijpt, is er geen hoop voor ons. Als er iemand van u bidden kan, laat hij het doen’.
Toen trad de eerste stuurman, die een gelovige christen was, naar voren; hij ontblootte zijn hoofd en bad luid om hulp voor het schip. Na het gebed gingen de kapitein en de eerste stuurman weer aan dek en wat zagen ze? De wind was gedraaid en in plaats van dat de golven de gevaarlijke ijsmassa naar het schip toe droegen, dreef de wind het schip nu veilig door het nog opengebleven kanaal.
Bij het zien van dit duidelijke ingrijpen van de kant van God, zetten de beide mannen diep bewogen hun muts af. Toen vroeg de eerste stuurman, terwijl hij naar de mast keek, waar bijna geen zeilen aan zaten: ‘Zal ik een paar zeilen op laten zetten, kapitein?’ – ‘Nee’, antwoordde deze, ‘laat alles zoals het is. Iemand anders heeft de leiding van het schip op Zich genomen’.
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW