4 jaar geleden

Psalm 27 vers 8

“Mijn hart zegt tegen U wat U Zelf zegt: Zoek Mijn aangezicht. Ik zóek Uw aangezicht, HEERE.”

 

“Ik heb nu een kleine kamer voor mij helemaal alleen”, zei een broeder eens.
“Een kleine kamer voor u alleen? Waarom dan?”
“O, de kamer waarin ik ga, daarvan sluit ik de deur waar ik dan een tijd met de Heer alleen kan zijn.”

De broeder sprak erover alsof hij een hele groot goed verworven had, en het was maar een klein zolderkamertje. Maar het was voldoende voor het voorgenomen doel en leek wel op de deur van de ark van Noach. Dezelfde deur, die de wereld buitensloot, sloot hem op bij God.

Hij had nu een plaats van ongestoord ‘alleenzijn’ met God gevonden, en dat maakte hem gelukkig. Vele mensen gingen bij hem in en uit en altijd weer was er iets, dat hem afleidde. Maar nu had hij een ruimte, waar hij de Heer helemaal voor zichzelf hebben kon. Is het niet dat, wat God al Zijn kinderen toewenst, dat zij gelegenheid zoeken en vinden zullen, waar zij Hem helemaal voor zichzelf hebben?

Van de Heer Jezus lezen we, dat Hij volgens Zijn gewoonte naar de Olijfberg ging, om te bidden (verg. Luk. 22:39). Daar was voor Hem de plaats van vertrouwelijke omgang met Zijn God en Vader. Van Hem lezen wij: “Hij wekt Mij elke morgen, Hij wekt Mij het oor, zodat Ik hoor als zij die onderwijs ontvangen. De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Zelf ben Ik niet ongehoorzaam, Ik wijk niet terug” (Jes. 50:4). Laten wij Zijn voorbeeld volgen, opdat wij de weg van gehoorzaamheid gaan in de kracht die God ons daarvoor geeft!

 

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW