3 jaar geleden

Psalm 22 (1)

Inleiding

Ik hoop en wens dat wij allen een grote belangstelling hebben voor de Heer Jezus Christus, de Zoon van God. Als dat zo is, dan zijn we allemaal fervente lezers van de Evangeliën. In dit gedeelte van de Bijbel vertellen vier mannen, die geïnspireerd waren door de Geest van God, ons over het leven, de dood en de opstanding van onze Heer. Wij zijn rijk gezegend wanneer wij deze Goddelijke berichten telkens weer lezen. Daar vinden we wat onze Verlosser sprak, wat Hij deed, de wegen die Hij bewandelde en wat Hij volbracht aan het kruis van Golgotha.

Maar als we in Zijn hart willen kijken en willen weten wat onze Heer Jezus voelde op Zijn weg van de kribbe naar het kruis, dan moeten we kijken naar de Psalmen. Daar laat God ons een glimp opvangen van het hart van onze Verlosser.

In het eerste boek van de Psalmen 2 vinden wij vijf Psalmen die speciaal over de Heer Jezus spreken. Drie ervan hebben Zijn Persoon als thema, twee ervan handelen over Zijn werk aan het kruis.

  • Psalm 2 gaat over Zijn Persoon. De Heer Jezus wordt daar voorgesteld als de Zoon van God, Die verwekt is door de Heilige Geest en als zodanig de Koning van Israël is.
  • In Psalm 8 wordt ons een hogere heerlijkheid van Zijn Persoon getoond. Hij is de Zoon des mensen, Die niet alleen over Israël zal heersen, maar over al de werken van Gods handen. In Johannes 1 ontmoet Nathanaël de Heer Jezus en zegt tot Hem: “Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent [de] Koning van Israël.” Deze uitspraak is in overeenstemming met Psalm 2. Dan geeft de Heer hem ten antwoord: “Je zult grotere dingen zien dan deze.” Wat Hij daarmee bedoelt, legt Hij onmiddellijk uit: “Je zult <van nu aan> de hemel geopend zien en de engelen van God opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen” (zie Joh. 1:49-51). Dit verwijst naar Psalm 8. Het feit, dat de Zoon des mensen zal heersen over hemel en aarde is inderdaad groter dan Zijn koningschap over Israël.
  • Psalm 16 zegt ons ook iets over de Persoon van onze Heer. Daar zien we Hem als de volmaakte mens en dienaar van God.
  • Psalm 22 gaat over het werk van de Heer Jezus aan het kruis. Hij staat hier voor ons als het volmaakte zondoffer.
  • In Psalm 40 wordt ons getoond hoe Christus in de wereld komt om de wil van Zijn God te doen. Dit omvatte het werk aan het kruis, waar Hij het volmaakte brandoffer was.

Wanneer we verder kijken naar Psalm 22, is het belangrijk deze te beschouwen in het licht van het Nieuwe Testament. Wij kennen het volbrachte verlossingswerk van de Heer Jezus uit het Nieuwe Testament en met deze kennis kunnen wij nadenken over wat reeds in het Oude Testament geschreven staat over Zijn lijden en sterven aan het kruis.

Terughoudendheid en voorzichtigheid zijn geboden bij de beschouwing van dit onderwerp. We weten, dat we nu het heilige land binnentreden. Wij zijn als Mozes toen hij het brandende braambos zag, dat niet werd verteerd. Toen zei God tot hem: “Kom hier niet dichterbij! Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop u staat, is heilige grond” (Ex. 3:5). Zo trekken ook wij, in de Geest, onze schoenen van onze voeten, want wij betreden de heilige grond van het verlossingswerk van onze Heer. Het is mijn gebed om de juiste woorden te vinden in deze overpeinzing.

De grote gedachte in Psalm 22 is de Heer Jezus als het volmaakte zondoffer aan het kruis van Golgotha. Voor ons liggen vooral de drie uren van duisternis waarin Hij leed voor de schuld van anderen. We weten dat de Verlosser zes uur aan het kruis heeft gehangen voordat Hij stierf. De eerste drie uren werden vooral gekenmerkt door de vijandschap van de mensen. In de tweede drie uren, toen dikke duisternis over het land lag, stond Hij in het Goddelijk oordeel. Psalm 22 spreekt hierover, zoals het begin duidelijk maakt: de slagen van het Goddelijk oordeel troffen onze Heiland, terwijl Hij in lichamelijke doodsstrijd aan het kruis hing.

Van God verlaten

“Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten, bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht?” (vs. 2).

Het begin van een Psalm laat ons vaak de eigenlijke inhoud zien. Zo is het ook in Psalm 22. Na het opschrift in vers 1 begint het onmiddellijk met de uitroep van onze Heer: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?”

De tijd waarin onze Heiland door de mensen gevangen genomen, bespot en geslagen werd, beschrijft Lukas als: “dit is uw uur en de macht van de duisternis” (Luk. 22:53). In die tijd deden de mensen wat ze wilden met de Heer Jezus. Zondige handen arresteerden Hem. Hij stond voor de synode, de Romeinse stadhouder Pilatus en koning Herodes, die over Hem oordeelden. Bij al deze vijandigheid en onrechtvaardigheid, zweeg Hij. In al het lijden dat de mensen Hem aandeden, deed Hij Zijn mond niet open. Jesaja profeteerde dit al vele eeuwen eerder: “Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt, maar deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open” (Jes 53:7). Maar toen Jezus Christus aan het einde van de drie uren van duisternis in het Goddelijk oordeel stond, kon Hij niet langer zwijgen! In Zijn roepen tot God drukte Hij de diepe benauwdheid van Zijn ziel uit.

Hij sprak Hem aan als “Mijn God” om te tonen, dat Zijn vertrouwen in God niet wankelde. Ook aan het eind van de drie donkere uren vertrouwde Hij volledig op Zijn God. Wanneer we het leven van de Heer Jezus op aarde bekijken, zien we dat Hij vaak van “mijn Vader” sprak. Maar slechts twee keer wordt ons verteld, dat onze Verlosser “Mijn God” zei. De eerste keer, dat we het horen is aan het eind van de drie uur van duisternis: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” (Matth. 27:46). De tweede keer sprak Hij tot Maria Magdalena als de Opgestane Heer: “Ik vaar op … en [naar] Mijn God en uw God” (Joh. 20:17). Daarin herkennen we een antwoord op het “waarom” aan het kruis. Deze waarom-vraag van onze Verlosser was gerechtvaardigd, omdat Hij rein en heilig was. Hij was zonder zonde en volmaakt rechtvaardig. In Psalm 37 vers 25 zegt David: “Ik ben jong geweest, ik ben ook oud geworden, maar ik heb de rechtvaardige nooit verlaten gezien.” Toch werd Jezus Christus aan het kruis door God verlaten. Als het gaat om de heiligheid van Zijn persoon, is dit “waarom” van onze Heer een gerechtvaardigde vraag. Maar als wij denken aan het feit dat Hij voor ons tot zonde gemaakt is en onze zonden gedragen heeft, dan zeggen wij heel persoonlijk: “Omwille van mij werd Hij door God verlaten. Hij leed voor mij, zodat Zijn God ook mijn God kon worden.”

De Heer Jezus droeg de Goddelijke straf voor mijn zonden en voor de zonden van allen die eens in Hem geloven zouden (1 Petr. 2:24). God heeft Hem, Die de zonde niet kende, tot zonde gemaakt, omdat de erfzonde in ons allen is en God de erfzonde moet veroordelen (2 Kor. 5:21; Rom. 8:3). Daarom heeft God Hem verlaten.

In de grootste nood

“Mijn God, ik roep overdag, maar U antwoordt niet, en ’s nachts, maar ik vind geen stilte2(vs. 3).

Dit vers toont ons hoe diep de pijn van onze Heer was. Wij kunnen niet doorgronden wat het voor Zijn heilige ziel betekende, dat God Hem strafte voor onze zonden en het oordeel over de zonde aan Hem voltrok. Onmogelijk kunnen wij Zijn lijden meten toen de heilige God Zich van Hem afkeerde.

Met al de kracht van Zijn leven heeft Hij Zijn God gediend. Met heel Zijn vermogen heeft Hij geleefd in toewijding aan Zijn God. Maar nu moet Hij ervaren dat God Hem verlaat. Hij roept bij dag en bij nacht – maar God antwoordt hem niet! In Habakuk 1 vers 13 wordt de reden daarvoor gegeven: “U bent te rein van ogen om het kwade aan te zien.” Daarom heeft God zich afgekeerd van de Heiland.

‘… ik vind geen stilte {rust}.” Dit woord raakt mijn hart. Wij herinneren ons, dat Hij gedurende Zijn hele leven, van de kribbe tot het kruis, een volmaakte innerlijke vrede bezat. Hij ging door alle moeilijkheden van het leven met een diepe vrede in Zijn hart. Hij spreekt over deze vrede in Johannes 14 vers 27: “Mijn vrede geef Ik u.” Hij wil, dat wij als gelovigen met een rustig hart door lichte en donkere dagen gaan. Hijzelf wandelde met deze wonderbare vrede gedurende Zijn hele levensweg door alle omstandigheden heen. Maar in de uren van duisternis vond Hij deze rust niet! Wat een smart voor Hem!

God is heilig

“Maar U bent heilig, U troont op de lofzangen van Israël” (vs. 4).

Dit vers toont ons waarom de Heer Jezus het werk van de verlossing moest volbrengen. Het gaat nu niet om de zijde van de mens, maar om de zijde van God. Daarbij worden ons twee grote feiten aangaande God voorgesteld. Eerst zegt de Heer: “Maar U bent heilig … .” Dat betekent: God is licht! Dan voegt de Heiland eraan toe: “… U troont op de lofzangen van Israël.” Dit betekent: God is liefde! Aan de ene kant moet God in Zijn heiligheid de zonde veroordelen. Aan de andere kant verlangt Hij bij de mensen te wonen. Daarin ligt het grote antwoord waarom de Heer Jezus het werk van de verlossing moest volbrengen: omdat God licht is en omdat God liefde is.

In Johannes 3 vinden we ook deze twee kanten. Ten eerste verklaart de Heer: “En zoals Mozes de slang in de woestijn heeft verhoogd, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden” (vs. 14). Dit is het antwoord op het feit dat God licht is. Hier wordt aangetoond, dat de dood van de Heer Jezus een must was vanwege de heiligheid van God. Maar dan staat er: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft” (vs. 16). God is liefde. Daarom heeft Hij Zijn Zoon aan het kruis en in de dood gegeven. Er is hier geen moeten, want alles is vrijwillig en komt voort uit de liefde van God.

Deze twee waarheden staan ook in vers 4 voor ons. God is liefde en wilde bij ons mensen wonen. Maar dit was niet mogelijk, omdat Hij heilig is als de God van het licht en wij zondaars waren. Daarom moest onze Heer Jezus lijden en sterven aan het kruis, zodat God bij de mensen wonen kon! We vinden dit thema ook in het boek Exodus. In het eerste deel wordt ons de verlossing getoond door het paaslam en de bevrijding uit Egypte. In het tweede deel wordt Gods verlangen verwerkelijkt: de verloste Israëlieten bouwen de tent der samenkomst in de woestijn, zodat God bij hen kan wonen en hun aanbidding kan ontvangen. Op grond van het verlossingswerk aan het kruis kan de heilige God daadwerkelijk in het midden van een verlost volk wonen.

 

NOTEN:
1. Het boek de Psalmen bestaat uit vijf delen, namelijk: I: 1-41; II: 42-72; III: 73-89; IV: 90-106; V: 107-150.
2. Geen ’stilte’: geen ‘rust.’

 

Max Billiter; © www.haltefest.ch

Jaargang 2022, nummer 1, bladzijde 8

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW