5 jaar geleden

Opwekking onder koning Hizkia (2)

2 Kronieken 29

 

Het reiniging van het huis des HEEREN

 

Na de toespraak van de koning begonnen de Levieten te handelen. Er is een tijd om te spreken en een tijd om te handelen in de belangen van de Heer. Het zou fataal zijn om altijd alleen maar te spreken en nooit te handelen. Het zou echter ook verkeerd zijn om te beginnen met handelen, voordat duidelijk is wat men doen moet.

Die drie families van de Levieten

Vers 12-14. Er waren drie families bij de Levieten:

  • de Kahathieten;
  • de Merarieten en
  • de Gersonieten.

Deze drie groepen hadden verschillende taken, zoals we leren uit Numeri 4. Maar alle drie waren betrokken bij de heiliging en reiniging van het huis van God.

De Kahathieten hadden tijdens de woestijnreis van Israël de voorwerpen van het heiligdom gedragen (Num. 4:15). Zij waren verantwoordelijk voor de inhoud van het huis van God. Deze verantwoordelijkheid speelt ook een rol tijdens de reiniging, wanneer het om herstel gaat. Wat is de inhoud van het huis van God? Waarvan spreken de voorwerpen van de tabernakel? Te beginnen bij de ark van het verbond tot het brandofferaltaar, al deze voorwerpen spreken op verschillende wijze over de Heer Jezus. Het huis van God gaat voornamelijk over Zijn Persoon. Hij is de inhoud van het huis van de HEER.

De Merarieten brachten de planken, de dwarsbalken, de pilaren en zijn voetstukken uit de tabernakel (Num. 4:31-32). Deze delen spreken over de beginselen van het huis van God. Als we iets te reinigen hebben wat betreft het samenkomen, is het belangrijk, dat we de beginselen van de gemeente kennen.

De Gersonieten waren verantwoordelijk voor het transport van de gordijnen, dekkleden, het bijbehorende dekkleed en de behangsels (Num. 4:25-26). De stoffen delen spreken figuurlijk over de morele kenmerken van de broeders en zusters die samenkomen. Ze laten zich zowel naar binnen als naar buiten zien.

Als er iets moet worden verduidelijkt in de plaatselijke gemeente, zijn deze drie punten belangrijk:

  • Het gaat allereerst om de Persoon van de Heer;
  • ten tweede moeten we handelen volgens de beginselen van het huis van God zoals deze ons in de Bijbel meegedeeld zijn;
  • ten derde moet het gebeuren op een manier die de Heer behaagt.

We vergaderen ons niet rondom beginselen. Ons centrum is de Heer, maar de beginselen van het Woord van God met betrekking tot het samenkomen zijn met Hem verbonden. In de dekens, tapijten en behangsels zien we de morele heerlijkheid van onze Heer. God wil dat we handelen in de houding en gezindheid van onze Heer, die zachtmoedig en nederig van hart was.

De diensten van de Levieten in nieuwtestamentisch perspectief

 

De bediening van de apostel Johannes komt overeen met die van de Kahathieten. Johannes toont ons op een bijzondere wijze de grootheid en heerlijkheid van onze Heer Jezus. De bediening van de apostel Paulus is vergelijkbaar met die van de Merarieten. Hij deelt ons de beginselen van het huis van God mee. We vinden de dienst van de Gersonieten bij de apostel Petrus. Hij vraagt ons om in de voetsporen van Christus te treden om te leven zoals de Heer Jezus hier volmaakt deed. Met al deze drie diensten moet rekening worden gehouden als het gaat om opheldering en reiniging.

Johannes stelt ons de wonderbare Persoon van de Heer Jezus voor, maar laat ook zien dat we een familie zijn. Aan de ene kant ziet hij het persoonlijke deel van de christen: hoe men een kind van God wordt, als zodanig leeft en welke toekomst voor hem en haar ligt. Maar hij denkt ook aan het geheel, wanneer hij de woorden van de Heer opschrijft: “… en zij zullen één kudde, één herder worden” (Joh. 10:16). In zijn eerste brief ziet hij gelovigen in het geheel als de familie van God. Er zijn verschillen: vaders, jongelingen, kinderen. – In De Openbaring toont hij ons de gemeente als een stad, die spreekt van bestuur – een belangrijk aspect, wanneer er iets moet worden verduidelijkt of gereinigd moet worden. We zien haar echter ook als de bruid van het Lam. Liefde staat daar op de voorgrond. In de gemeente gaat het om de liefde tot God, tot de Heer Jezus en tot de broeders en zusters. Dit is hoe de bediening van Johannes eruit ziet en overeenkomt met het voorbeeld van de Kahathieten.

Paulus schrijft over de gemeente als het huis van God, waar heiligheid bij past. Maar hij spreekt ook over het lichaam van Christus. Bij dit beeld van de gemeente gaat het over de eenheid van de Geest. Al deze aspecten zijn betekenisvol wanneer iets moet worden gereinigd in het huis van God.

Maar alles moet gebeuren met een gedrag dat onze Heer Jezus volkomen heeft geleefd en dat we bij Petrus vinden. Hij laat ons zien, dat ons leven hier verbonden is met lijden. We ervaren dit als we op een goddelijke manier omgaan met het reinigen van het huis van God. Hoe leed onze Heer in Zijn ziel en in Zijn hart toen Hij over deze aarde wandelde en de gevolgen van de zondeval van de mens zag! Treft het ook ons, als we iets te reinigen hebben? Lijden onze harten erbij, zijn we bedroefd en zien we onze schuld bij de zaak?

Samen handelen

 

Vers 15. De Levieten verzamelden hun broeders. Als het gaat om reinigen, moet dit indien mogelijk samen worden gedaan. Bovendien moet men niet beginnen, voordat “de broeders” zijn verzameld.

In het huis van God zijn eigenlijk geen arbeiders, maar er zijn medearbeiders. Wanneer het woord “werker” in de brieven van het Nieuwe Testament voorkomt, heeft het meestal een negatieve betekenis (bijv. 2 Kor. 11:13; Fil. 3:2; uitzondering: 2 Tim. 2:15). Wanneer het werk in Gods huis positief wordt genoemd, is er altijd sprake van medearbeiders. We moeten dat niet vergeten, wanneer we iets op te lossen, te corrigeren of te reinigen hebben.

“… en kwamen overeenkomstig het gebod van de koning, door de woorden van de HEERE”. Zoals reeds gezegd, is de koning een beeld van die broeders, die in een gemeente op een bijzondere wijze verantwoordelijkheid dragen of die een dienst van oudste uitoefenen. Zij hebben moreel gezag die ons besturen en die we moeten erkennen (1 Tim. 5:17).

“… door de woorden van de Heer” geldt voor dergelijke broeders. De bediening van degenen die leiding hebben in een gemeente, moet in overeenstemming zijn met het geschreven Woord van God. De Bijbel moet hen leiden in hun beslissingen en beoordelingen, en de uiteindelijke autoriteit voor hen zijn. De Heer Jezus noemde de Farizeeërs blinde leiders van de blinden. In de gemeente echter zijn broeders met een leidende rol geen niet-ziende leiders van blinden, maar ziende leiders van zienden. Wij kunnen en moeten allemaal het Woord onderzoeken om te zien of er beslist en beoordeeld wordt in overeenstemming met het Woord van God.

Persoonlijke heiliging, reiniging van het huis van God

 

Vers 16. “Ze heiligden zich” en kwamen toen “om het huis van de HEERE te reinigen”. Eerst persoonlijke heiliging, dan de reiniging van het huis van God (vgl. vs. 5).

Als het om reiniging gaat, moeten we altijd bij onszelf beginnen. Voordat we iets doen, moeten we onszelf in het licht van God stellen om te zien, of er misschien in ons persoonlijk leven iets voor de Heer niet in orde is. Alleen dan kunnen we onze verantwoordelijkheid in de gemeente nakomen. We vinden een voorbeeld hiervan in 1 Timotheüs 4, waar Paulus aan zijn jongere medearbeider schrijft: “Geef acht op jezelf” en: “Laat niemand je jeugdige leeftijd verachten, maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geloof, in reinheid. Houd aan met het voorlezen, het vermanen en het leren” (vs. 16; 12-14). Hij moest zich zo gedragen, dat niemand hem vanwege zijn jeugdige leeftijd zou verachten. Hij moest op zichzelf acht geven om dan bekwaam te zijn om anderen te onderwijzen. De priesters en de Levieten werkten hand in hand. De priesters brachten al het vuil uit het huis en de Levieten pakten alle onzuiverheden die naar buiten werden gebracht op en brachten het naar de beek Kidron. De priesters staan ​​voor de gemeenschap en de Levieten voor de kennis. Beide zijn belangrijk: de kennis van Gods wil en de gemeenschap met de Heer, doordat men  in een concreet geval onder gebed Zijn wil zoekt. Kennis en gemeenschap gaan ook hand in hand in de reiniging: wij handelen volgens kennis, volgens het licht van Gods Woord, dat ons door genade is gegeven, maar tegelijkertijd in nauwe gemeenschap in gebed met de Heer. – In de loop van de tijd moest er veel onreinheid naar deze beek worden gebracht (bijv. 1 Kon. 15:13; 2 Kon. 23:4). – Op Zijn weg naar het kruis moest onze Heer over deze beek naar Gethsémané gaan (Joh. 18:1). Van daar ging Hij naar Golgotha. Hij moest lijden en sterven zodat wij konden worden gereinigd en Zijn huis gereinigd kon worden.

Vers 17. Persoonlijke reiniging duurde net zo lang als de reiniging van het huis van de Heer (elk 8 dagen). Benadrukt dat niet het belang van persoonlijke reiniging? We hebben het steeds weer nodig en moeten ons daarom steeds weer in het licht van God stellen om dan het vuil uit ons leven te verwijderen (zie 1 Joh. 3:3).

Vers 18 en 19. In de mededeling aan de koning over de voltooiing van de reiniging van het huis van de Heer, worden twee voorwerpen specifiek genoemd: het brandofferaltaar en de tafel van het uitgestalde brood. Bij de reiniging van het huis van God gaat het om de aanbidding en de eenheid van het volk van God.

De aanval van de vijand is er altijd op gericht om God de aanbidding af te nemen. Ten eerste wil hij verhinderen, dat mensen zich bekeren. Dan wil hij niet dat de gelovigen in vrede met elkaar omgaan. Maar het belangrijkste doel is om de aanbidding van God te verhinderen. Vandaar de aanval op het altaar.

Het reinigen van de tafel duidt op de afzondering en scheiding van alle kwaad. Het is de basis voor de eenheid van de Geest (2 Tim. 2:21,22).

In vers 19 worden we herinnerd aan de ontrouw van koning Achaz. We vinden ze in detail in 2 Koningen 16 vers 10-18. Hij verplaatste het brandofferaltaar en verving het door een kopie van een afgodenaltaar uit Damascus, waarop hij vervolgens offerde. Hij meende dat hij met het altaar van God kon doen wat hem beviel. Mensen die de wijze van samenkomen om brood te breken en tot aanbidding willen veranderen, gedragen zich als Achaz. Maar we zijn gehouden om ons naar het Woord te richten. Menselijke ideeën horen hier niet thuis. Hij nam de Zee (wasbekken) van de runderen af en zette die op de stenen vloer. Overgedragen betekent dat: Men verwerpt de gedachte dat het offer van de Heer Jezus noodzakelijk was voor onze reiniging. Hij veranderde ook de ingang van de koning in het huis van de Heer. Dit betekent dat de toelatingspraktijk aan de tafel van de Heer aan de wensen van het volk is aangepast en de afzondering in overeenstemming met God opgeeft. De vijand valt altijd de beginselen over de tafel van de Heer aan.

De grondslag van reiniging: het offer van Golgotha

 

Vers 20 en 21. Nu wordt ons getoond dat de grondslag van elke reiniging het werk van onze Heer aan het kruis is. – Hizkia stond vroeg op, omdat de zaak belangrijk voor hem was. Als we de Heer op enigerlei wijze onteerd hebben en Zijn huis verontreinigd is, dan moet het ook belangrijk voor ons zijn, dat dit de Heer Jezus veel nood heeft bezorgd, toen Hij daarvoor aan het kruis lijden en sterven moest.

Van de offerdieren die zij daar brachten, waren er 21 tot brandoffer en 7 tot zondoffer. Dit is hoe God het werk van Golgotha weegt. Het brandoffer spreekt van de tot Hem toegewijde kant, terwijl het zondoffer voor ons is. Wij denken vaak aan wat ons betreft. Wij moeten echter niet vergeten, dat het tot God toegewende deel van het verlossingswerk veel groter is.

De viermaal zeven offers spreken over de volkomenheid en de volle waarde van het offer van onze Heer. Het is voldoende zodat wij en het huis van God steeds weer gereinigd kunnen worden. Is dat niet bemoedigend?

Vers 22. De brand- en zondoffers moesten voor het koningschap, voor het heiligdom en voor Juda geofferd worden. Van wat we tot nu toe hebben gezien, betekent dit, dat op grond van het werk van de Heer Jezus op Golgotha alles geordend kan worden, of het nu gaat om het falen van een oudste (koningschap), het falen of verwaarlozen van het priesterschap (heiligdom) of enige zonde onder het volk. Maar daarvoor moest de Heer Jezus sterven.

Hij werd het Brandoffer om voor de zonde verzoening te bewerken. De zonde is in de wereld gekomen en is tot alle mensen doorgedrongen. De naam van God werd daardoor onteerd. Daarom vroeg Hij om verzoening. Dit heeft altijd met God en met zonde te maken. Deze verzoening werd feitelijk gedaan door het brandoffer (Lev. 1:4). De Heer Jezus heeft aan het kruis God met betrekking tot de zonde oneindig en volkomen verheerlijkt. Johannes maakt ons dit duidelijk in zijn evangelie door ons de kant van het brandoffer te laten zien. “Zie, het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt” (Joh. 1:14)! Dat is de verzoening van het brandoffer.

Maar dan moest het zondoffer gebracht worden. Vers 24 toont ons zijn twee kanten: tot bevrijding van zonde en tot verzoening. We moesten van zonde bevrijd worden én onze zonden moesten verzoend worden. Elke slechte gedachte, elk slecht woord, elke verkeerde daad, elke verkeerde weg doet de naam van onze God oneer aan. Hij eist verzoening voor deze zonden. Dat gebeurde door het offer van Christus, als zondoffer voor de zonden. – Op de Grote Verzoendag (Lev. 16:5) vinden we ook de twee zijden: in de twee geitenbokken voor het zondoffer. De eerste werd geofferd als een zondoffer en zijn bloed werd in het heilige der heiligen voor God gebracht. Bij de andere geitenbok werden alle onrechtvaardigheden beleden. Dan werd hij naar de woestijn gestuurd.1 – We vinden de verzoening voor onze zonden ook in de eerste brief aan Johannes (1 Joh. 4:10).

De totale ontering van God door de zondeval en door onze zonden is dus weggenomen. We kunnen daarom op deze grondslag ontzondigd worden. Dit is onze kant, zoals we bijvoorbeeld vinden in Openbaring 1 vers 5: “Hem Die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft verlost door2 Zijn bloed …”.

Deze offers worden ons hier voorgesteld, zodat we ons ervan bewust worden, dat de Heiland onuitsprekelijk moest lijden als offer voor elke zonde die in de plaatselijke gemeente of in ons leven plaatsvindt. Laten we nog voorzichtiger leven om niet te zondigen!

Nog een woord over de verschillende offerdieren. De stier voor het brandoffer spreekt over de Heer Jezus Die het werk aan het kruis volbracht heeft in de kracht van Zijn wil, door Zichzelf vlekkeloos door de eeuwige Geest aan God op te offeren. Hij wilde alleen God behagen en Hem gehoorzamen. Stieren laten zich op hun weg door niets tegengehouden. Ze overwinnen alle hindernissen om hun doel te bereiken. De Heer Jezus liet Zich door niets of niemand hinderen naar Golgotha te gaan.

De ram wijst op het feit, dat de Heer Jezus aan het kruis de macht van satan ontmoette en hem, de grondlegger van de zondeval, versloeg. Dat is de triomf van onze Heiland. Net zoals David ooit Goliath versloeg met zijn eigen zwaard, deed de Heer de duivel teniet met zijn wapen, de dood (Hebr. 2:14). De Heer heeft de vijand als Mens, maar in goddelijke macht ontmoet. Hij moest dit werk helemaal alleen doen (Joh. 13:36). Laten we vol ontzag, op 2000 el (Joz. 3:4) afstand staan voor Hem, Die de vijand aan het kruis op Golgotha overwon.

Het schaap spreekt over het lijden van de zijde van de mens (Jes. 53:7). In zijn overgave als een brandoffer heeft onze Heer ook lijden van de mensen moeten dulden. Er waren “stieren uit Basan”, dat betekent de leiders van het volk die Hem omsingeld hebben. Maar ook “honden”, wrede Romeinse legioensoldaten, hebben hem zonder gevoel vreselijk lijden toegebracht (Ps. 22:13,17). En door dit alles ging Hij “als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet open”. Ja, toen wij mensen de Heer van de heerlijkheid oordeelden, zei Hij helemaal niets meer. Wat een gedachte!

Vers 23-24. De meeste zondoffers in het Oude Testament waren geitenbokken. Hier legden ze hun handen op (vs. 23) en brachten daarmee tot uitdrukking, dat hun zonden, hun verontreiniging en de verontreiniging van het huis van God als het ware op deze 7 dieren overging. Daarna werden ze geslacht.

Als we ons verontreinigd hebben, als er iets onrechtvaardigs is gebeurd in de plaatselijke gemeente en we iets moeten wegdoen, in orde moeten brengen, dan heeft dit alles onze Heer Jezus een groot, onuitsprekelijk lijden veroorzaakt. Al deze offers die ze brengen moesten, wijzen op Hem, Die dit allemaal aan het kruis op Golgotha met zijn offer volbracht heeft.

Wordt DV vervolgd.

NOTEN:
1. Over de beide zijden van de verzoening kunt u ter verduidelijking meer uitleg vinden in het boek “Aantekeningen op Leviticus” (C.H. Mackintosh) en “in het boek “Het Offer” (H.L. Heijkoop). – {Vertaler}
2. Letterlijk ‘in’, dit is ‘in de kracht van’; sommigen lezen ‘gewassen in’.

 

Max Billeter; © www.haltefest.ch

Jaargang: 2003 – bladzijde: 281.

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW