16 jaar geleden
O, mijn God! (3)
We hebben al gezien dat we, wanneer we heilig willen zijn, wij de zonde verafschuwen moeten en ons er ook van willen “afzonderen”, maar tevens dat we ons ook alleen willen “toe-zonderen” naar Hem toe die ons geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Dit toe-zonderen doen we ook niet alleen. We zijn zelfs ‘jagers’ die op zoek zijn naar “hen die de Heer aanroepen uit een rein hart” … en begeerten van de jeugd: wat is dat?
Zoals de vorige keer al is aangegeven, gaan we ons nu bezighouden met het vervolg van 2 Timotheüs 2.
“Maar ontvlucht de begeerten van de jeugd en jaag naar gerechtigheid, geloof, liefde en vrede met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart” (2 Timotheüs 2:22).
We hebben al gezien dat we, wanneer we heilig willen zijn, wij de zonde verafschuwen moeten en ons er ook van willen “afzonderen”, maar tevens dat we ons ook alleen willen “toe-zonderen” naar Hem toe die ons geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.
Dit toe-zonderen doen we ook niet alleen. We zijn zelfs ‘jagers’ die op zoek zijn naar “hen die de Heer aanroepen uit een rein hart”. Hierop gaan we later wat verder in.
We worden echter eerst opgeroepen om te ‘vluchten’. Dat is wel het tegenovergestelde van jagen. Maar bij dit vluchten gaat het dan ook om dingen die ons van de Heer aftrekken. Het zijn de “begeerten van de jeugd”. Er staat “maar …” hetgeen er op duidt dat dit niet vergeten mag worden. Het is dus “vluchten”. Dat duidt er ook op dat het een groot gevaar is wat er op volgt – namelijk de begeerten van de jeugd -, en dat is maar al te waar. Er is dus maar één remedie om te ontkomen aan de begeerten van de jeugd en dat is vluchten.
Begeerten van de jeugd
Wat betekent dat? Wat begeerten zijn, is op zichzelf genomen geen onbekend begrip. Begeerten zijn verlangens die voortkomen uit het hart. Nu zijn er verschillende soorten verlangens. Omdat Timotheüs nog jong was, denken sommigen dat dit vers gaat om seksuele verlangens. Als we het in haar verband lezen, dan gaat het niet die richting op. Daar kom ik later op terug.
Natuurlijk is het op zichzelf genomen volkomen waar, dat – wanneer je jong bent, je seksuele begeerten moet ontvluchten, en deze niet moet voeden. Het woord ‘ontvluchten’ laat zien, dat dit de weg is die God ons hier voorstelt, om te ontkomen aan deze ‘begeerten’. Dat is misschien ouderwets, dat is misschien niet van de tijd … So what? Het is wel naar de gedachten van God, jonge mensen!!! Trek je niets aan van die verleidingen, die niet anders willen om je ‘om’ te krijgen. Dit komt uit een verkeerde koker, namelijk satan’s koker. In het bijzonder in onze tijd is de trend om ook Christen-jongeren zover te krijgen, dat zij aan seks toegeven, het liefst vóór het huwelijk. Zelfs worden zij opgeroepen, zoals dat nu in onze dagen gebeurt, om – als zij homo-seksueel zijn – mee te varen met de Canal Parade.
Het dagblad Trouw vermeldde 17 juli 2009: “EO weigert medewerking Gay Pride. Presentator Manuel Venderbos mag van de directie van de EO niet meevaren op het ‘heilig bootje’ tijdens de Gay Pride. De EO vreest dat deelname aan de botenparade het homo-debat binnen de omroep schaadt. Het zogenoemde ‘heilig bootje’ is een boot met christelijke homo’s en lesbiennes die meevaart op de Amsterdamse grachten tijdens de Canal Parade, een onderdeel van de Gay Pride op 1 augustus”. Ik vermeld dit omdat je hier de resultaten ziet van de verwording van het zogenaamde Christelijk Nederland. Christelijke normen en waarden die God Zelf aangegeven heeft in Zijn Woord, de Bijbel, worden brutaal met voeten getreden. Wel, deze dingen hebben zeker te maken met “seksuele” begeerten. Waar dit op uit draaien kan, lezen we al in het begin van de Bijbel. Leest u maar de geschiedenis van Lot in Sodom (Genesis 19). Let vooral op hoe God deze stad kwalificeert en hoe het eindigt met deze stad. Hoe zal het met ons land eindigen?
Tot slot wijs ik nog op de houding van Jozef toen de vrouw van Potifar hem wilde verleiden. Lees dit maar eens in Genesis 39. Ik ga nu niet verder in op deze vorm van ‘begeerten’, maar keer terug naar vers 22.
We hebben al overdacht dat het naar de gedachten van God is, om ons te reinigen van alle soort van kwaad. Dat we ons behoren te reinigen van de vaten tot oneer (dit zijn personen die belijden Christen te zijn maar die toch van de waarheid zijn afgeweken, zie vorige artikel) om bruikbaar te zijn voor de Meester voor alle goed werk. Timotheüs wordt hier persoonlijk aangesproken, en daarmee ook wij – ieder van ons – persoonlijk. We behoren ons te reinigen van het kwaad. Dat doen we om Hem. Maar daar behoort het niet bij te blijven want anders vervalt men snel in het “afzonderings-syndroom”. Dan bestaat er niets anders meer dan “afzonderen”. De bijbelse gedachte is, dat je nooit alleen wilt staan maar dat je altijd op zoek bent naar meerderen die zich eveneens willen voegen met een oprecht hart naar de gedachten van God. Denk maar eens aan Elia. Er waren er immers 7000 die hun knieën niet voor Baäl gebogen hebben (1 Koningen 19:18). 7000 die niet meegegaan waren in de afgoderij. God moest Elia daaraan herinneren, omdat deze dacht, dat hij alleen was overgebleven. God herinnert hierbij ook ons aan het feit dat Hij ervoor zorgt, dat er zijn die zich niet laten meesleuren met de huidige algemene tendens om zich aan de wereld aan te passen en eigen gedachten toe te voegen aan de dienst van God. De eigenwillige godsdienst van vandaag is ondermeer een poging om de eenheid van de Christenen te bereiken, door middel van het loslaten van bijbelse beginselen en het invoeren van een mengsel van eigen, onafhankelijke gedachten en principes. Onafhankelijk omdat het niet in overeenstemming met het Woord van God is. Dikwijls ‘forceert’ men de invoering van ‘bijbel-vreemde’ leringen en praktijken in het samenkomen. Dit kun je zeker niet de leiding van de Heilige Geest noemen. Daarom kun je dit niet anders kwalificeren als zijnde een ‘eigenwillige godsdienst’ die de Naam van de Heer ontheiligt in plaats van eert en die de gelovigen uiteen jaagt in plaats van verenigt.
De verwerkelijking van de eenheid onder de kinderen van God is een onderwerp, dat zeker veel meer aandacht verdient; dat is een feit. In het kader van dit artikel moet ik me echter wel beperken. De afzondering van het kwaad, waarover we het hier in 2 Timotheüs 2 hebben, is een bijbels fundamenteel gegeven, waaraan we niet mogen voorbij gaan. Het uitdrukken van de “eenheid van het lichaam van Christus” mag niet ten koste gaan van deze waarheid. Het staat de eenheid ook niet in de weg, maar het is juist een voorwaarde ervan om deze te verwerkelijken.
De ‘begeerten van de jeugd’ hebben zeker te maken met wat we vanaf vers 23 vinden. Daar gaat het om het mijden van de discussie, de dwaze en ongerijmde twistvragen verwerpen zelfs. Alleen de waarheid vasthouden is het motto, vooral voor jongeren – en natuurlijk ook voor ouderen, dat is vanzelfsprekend. Niet ingaan op hen die de waarheid willen vervormen of loslaten en die de waarheid niet willen erkennen. Waarom niet? Omdat deze juist twist veroorzaken. Hoeveel twist is er al niet geweest en nog, en hoeveel onrust heeft dat veroorzaakt?
Een zeer geachte dienstknecht van de Heer schreef het volgende1:
De Schrift zegt: “Gedenkt uw voorgangers, die het Woord van God tot u gesproken hebben, beschouwt het einde van hun wandel en volgt hun geloof na” (Hebreeën 13:7). Mede daarom zijn deze woorden zeker vandaag ook van toepassing. We doen er altijd goed aan om te luisteren van wat onze ‘voorgangers’ gezegd en geschreven hebben. Voorgangers dan wel in de zin van wat het woord betekent, namelijk “zij die ons voorgegaan zijn”. Voor alle duidelijkheid, dat heeft – zoals men vandaag nog steeds denkt in vele kerken en kringen – niets te maken met ‘aangestelde’ voorgangers cq predikers, dominees of hoe men ze ook noemen wil. Overigens kent de Schrift deze aanstelling als zodanig ook niet. Dat is ook iets wat de mens zelf heeft bedacht. We gaan daarop hier niet verder in. Wel mogen, moeten we dankbaar zijn voor onze voorgangers uit het verleden en van vandaag. De Schrift zegt ook: “Weest aan uw voorgangers gehooraam en weest onderdanig, want zij waken over uw zielen als [diegenen] die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit doen mogen met vreugde en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen” (Hebreeën 13:17). Hoe is onze houding tegenover hen en tegenover datgene wat zij ons doorgaven en doorgeven?
Jagen
We worden ook aangevuurd om te jagen naar ‘gerechtigheid’. Dus niet alleen afzonderen, afstaan van de ongerechtigheid, maar juist ook ‘jagen’ naar gerechtigheid. Jagen is een actieve bezigheid. Houd je niet zo van jagen? Hier wordt niet bedoeld ‘opjagen’ maar gewoon op jacht gaan – ‘er gericht op uit zijn’ – naar gerechtigheid, er op uit zijn om datgene wat recht is in het oog van God te openbaren. Dat staat lijnrecht tegenover de ‘ongerechtigheid’ uit vers 20, waaraan we ons moeten onttrekken.
Verder moeten we ook gaan jagen naar ‘geloof’. Het vertrouwen op God is zeker iets waarin we altijd mogen groeien. Door het leven van alledag hebben we alle gelegenheid om in geloof onze weg te gaan, ernaar te jagen om ons geloof, ons vertrouwen op God, te voeden, te corrigeren. Geve de Heer dat wij allen ons vertrouwen alleen op Hem stellen, er ons geheel aan overgeven dat Hij alle dingen in Zijn hand heeft. Hem vertrouwen geeft rust en vrede.
Jagen naar ‘liefde’. Dat is voor ons mogelijk omdat de liefde van God door de Heilige Geest in onze harten is uitgestort (Romeinen 5:5). Deze liefde moet ook werkzaam zijn en blijven en dat vraagt ook van ons om dat als doel voor ogen te hebben. Een jager heeft ook een doel (prooi) voor ogen. Het is zeker niet de bedoeling van God dat wij maar wat aan ‘rommelen’, maar het leven van een Christen is een evenwichtige wandel met God. Als ik met God wandel, ervaar ik ook Zijn liefde. De liefde van God in onze harten heeft de eigenschap dat wij anderen kunnen liefhebben en dienen. Maar daar moeten we ook op gericht zijn, daar moeten we ook naar jagen. Verschillende malen spoort de Bijbel ons aan om elkaar lief te hebben. De Heer Jezus zegt onder andere het volgende: “Een nieuw gebod geef Ik u: dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad, dat ook u elkaar liefhebt”, en: “Dit is mijn gebod, dat u elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad” (Johannes 13:34; 15:12). Deze liefde mag zeker ook niet ontbreken als we het hebben over ‘uitzuiveren’, over ‘onttrekken’. Laten we dus nog meer gaan jagen naar liefde, geliefden!
Jagen naar ‘vrede’. Er is in de wereld veel onvrede. Helaas ook onder gelovigen. Gedachten van onvrede werken verstoren in de onderlinge relaties. Een kind van God kent door genade de vrede met God (Romeinen 5:1). Wanneer hij of zij wandelt met God en Hem zijn pelgrims-weg door deze wereld laat bepalen en zich aan Hem toevertrouwt in geloof, ervaart daarnaast ook de vrede ‘van’ God. Deze vrede gaat alle verstand verre te boven en bewaart mijn hart en mijn gedachten (Filippi 4:7). Er ontstaat echter dan ook een toestand van vrede onder de kinderen van God. Wrevel heeft dan geen kans omdat liefde en vrede in het hart heerst. Toch kan de vrede helaas verstoord worden. In verband met ons onderwerp kun je daarover ook iets lezen in Kolosse 3. Na de band van de liefde – dat is de band van de volmaaktheid – spreekt de apostel over de vrede van Christus. “Laat de vrede van Christus, waartoe u ook geroepen bent in één lichaam, in uw harten heersen; en weest dankbaar” (vers 14-15). De gelovigen uit Kolosse werden daartoe opgeroepen, maar ook wij. In Kolosse waren er ook aanleidingen genoeg waardoor de onderlinge vrede verstoord zou kunnen worden. Denkt u maar aan Kolosse 2:8;16-23.
Storingen en het medicijn
We maken nu even een uitstapje naar de Kolossebrief (vooral naar Kolosse 3 vers 1-15).
Ook vandaag zijn er vele dingen die de onderlinge vrede verstoren kunnen. Daarom: Laten we ook ‘jagen naar vrede’ in de band van de volmaaktheid, namelijk de liefde. Dan zijn we in staat om elkaar te verdragen en te vergeven, als er klachten tegen elkaar zijn. Dan is Christus ons grote Voorbeeld, want Hij heeft ook ons vergeven. Daarbij is het onze verantwoordelijkheid om als uitverkorenen van God – wat een genade!!! – als heilige en geliefden bepaalde dingen te doden, af te leggen en aan te doen.
Om te doden: “Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is, om welke dingen de toorn van God komt” (vers 5). Zijn dit stuk voor stuk ook niet dingen die vandaag aangespoord, goed gepraat en gepraktiseerd worden? Maar hoe is ons hart hierin? Willen wij deze dingen ook doden? Wij leefden daar vroeger ook in, wij wandelden vroeger onder hen die gekenmerkt werden door dee dingen. Laten we niet vergeten, wij waren ook zo! Maar gelukkig: het met “Christus gestorven en opgewekt” zijn, betekent principieel dat aan het oude leven een einde is gekomen en er een zoeken is aangebroken naar de dingen die boven zijn (Kolosse 3:1). Dat nu moet ook zichtbaar worden in de praktijk van ons leven. De dingen die hier opgesomd worden, behoren duidelijk bij een leven zonder God, dus bij iemand die onbekeerd is, bij “zonen van de ongehoorzaamheid”. Hoe gebruiken wij onze ‘leden’ die voor onze bekering ten dienste stonden aan de ongerechtigheid (Romeinen 6:13,19)? Stellen wij deze nu ten dienste van God? Iemand schreef ter verduidelijking hierover: “‘De leden’ hier in Kolosse zijn niet ‘lichaamsdelen’, want wij worden zelfs opgeroepen onze lichamen ten dienste van God te stellen als een levende offerande (Romeinen 12:1) en onze lichamen worden zelfs ‘leden’ van Christus genoemd, maar ook ‘bestemd voor de Heer’ (zie 1 Korinthe 6:15,13 en 19) … In Kolosse 3:5 gaat Paulus nog verder en identificeert hij de leden van de Kolossers met de zonden die deze leden vroeger bedreven. Deze leden waren in het verleden gebruikt als instrumenten van de zonde in het oude leven, dat zijn werkterrein op de aarde had (vandaar ‘die op de aarde zijn’). Het gaat dus bij de leden die op de aarde zijn’ om de zonden waarop de lichamelijke activiteit en kracht van de Kolossers vóór hun bekering gericht waren”2.
Om af te leggen: “Maar nu, legt ook u dit alles af: toorn, kwaadheid, boosheid, laster, vuile taal uit uw mond. Liegt niet tegen elkaar, daar u de oude mens met zijn daden hebt uitgedaan en de nieuwe hebt aangedaan, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het beeld van Hem die hem geschapen heeft …” (vers 8-11). De woorden ‘maar nu’ laten het verschil zien tussen nu en vroeger. Doordat ons nieuwe leven totaal op iets anders, ja op ‘Iemand’ anders gericht is, namelijk op Christus Die ons leven is (Kolosse 3:4), kunnen en moeten we ook deze dingen afleggen. Mogelijk zien we deze dingen als zijnde niet zo grof als in vers 5 – en ik denk dat dat ook zo is -, maar dat betekent nog helemaal niet, dat we deze als minder belangrijk mogen beschouwen. Deze dingen – toorn, kwaadheid, enzovoorts – komen ook voort uit ons vlees en moeten daarom afgelegd worden. Het vlees kan God niet behagen (zie Romeinen 8:5-9). Maar omdat wij de ‘nieuwe mens’ hebben aangedaan, kunnen wij God wel behagen door te “wandelen door de Geest” (zie Romeinen 8:9; Galaten 5:16-26). Dan komen er geheel ander dingen tevoorschijn in ons leven. Dingen als: “… liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” (Galaten 5:22).
Om aan te doen: “Doet dan aan als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden: innige ontferming, goedertierenheid, nederigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, elkaar verdragend en elkaar vergevend, als de één tegen de ander een verwijt heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo ook u. En boven dit alles de liefde, dat is [de] band van de volmaaktheid” (Kolosse 3:12-14). Hier vinden we ook enkele dingen uit Galaten 5 terug. En dat is goed te begrijpen. Als ‘nieuwe mensen’ is dat alleen te verwerkelijken maar daar moeten we ons dan ook op richten. Immers er staat: “Doet dan aan …”. Het is als een kledingstuk dat we aantrekken. Als dit zichtbaar wordt in ons leven, blijkt dat wij “leesbare brieven van Christus te zijn” (2 korinthe 3:3). Het zal er toe bijdragen dat het gebod van de liefde van de Heer Jezus ‘bewaard’ wordt. Daardoor worden onderlinge spanningen, twisten of verwijten op een geestelijke wijze tegemoet getreden.
De Heer aanroepen uit een rein hart
“… met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart”. Daar vinden we een stukje uit het geheim van ware gerechtigheid, geloof, liefde en vrede: namelijk niet alleen, niet op eigen houtje maar ook jagen MET HEN die de Heer aanroepen uit een rein hart. Dat is niet zonder hen! Daarin komt de liefde tot de Heer en tot Zijn Woord, Zijn Waarheid, ook tot uitdrukking, Maar ook de liefde tot de mede-bruster. Dat er meerderen zijn die de Heer aanroepen uit een rein hart, laat zich dus duidelijk verstaan uit het slot van dit vers. Immers als er geen waren, dan had de Heilige Geest dit hier niet laten opschrijven want Hij vergist Zich niet. Evenals in de tijd van Elia én in de tijd van Timotheüs en Paulus, zijn er ook vandaag gelukkig nog zulke geliefde medebrusters. Misschien niet zoveel, maar dat weten wij niet. Daar moeten wij maar niet over speculeren, want dan komen we net als Elia bedrogen uit. God weet het echter wel, en dat is voldoende!!! Zelfs al zouden het er maar twee of drie zijn, blijft deze opdracht bestaan. En onze opdracht is: met hen die Heer aanroepen uit een rein hart te jagen naar gerechtigheid, geloof, liefde en vrede. Hoe staat het daarmee? De Heer wil ons ongetwijfeld in aanraking brengen met zulke medebrusters als wij – ieder van ons persoonlijk – voldoen aan Zijn oproep ons te onttrekken aan de ongerechtigheid en ons reinigen van de vaten tot oneer; met andere woorden: als wij vaten zijn tot eer en zo bruikbaar zijn voor de Meester. Wij moeten ons dus afwenden van hen die de waarheid niet (meer) willen erkennen en hen zoeken die zich eveneens hebben afgezonderd van het kwaad en die eveneens de Heer willen aanroepen uit een rein hart. Het niet erkennen van de waarheid van God is uiteraard helemaal naar satan’s idee, immers hij staat niet in de waarheid, want geen waarheid is in hem en is de vader van de leugen (zie Johannes 8:44). Het wél erkennen van de waarheid – met elke consequentie en verantwoordelijkheid die daaraan verbonden is – brengt ons óók vandaag in een positie, waar wij de eenheid van lichaam van Christus in overeenstemming met de gedachten van God in de praktijk kunnen brengen.
De Heer ‘aanroepen’ betekent ook ‘Hem aanbidden’. Dat is ons voorrecht als wij ons laten vergaderen tot de Naam van de Heer Jezus Christus. Wij mogen Hem aanbidden wanneer wij rondom Hem bijeen zijn, Hij in het Midden, Hij het Middelpunt, rondom Hem ook Die alleen gezag heeft en Die alleen alle lof en eer toekomt in de gemeente. Hij, die vrijmachtig wil werken door de Heilige Geest zonder ‘gehinderd’ te worden. Een eigenzinnige godsdienst, die vandaag helaas zo veel gevonden wordt, is zo’n verhindering. De vrije werking van de Heilige Geest in de samenkomst van de gemeente is een onderwerp, dat ook vandaag heel actueel zou moeten zijn, maar dat het helaas niet meer is. Alleen dáár, waar de Heilige Geest vrijuit en voluit werken kan, is ware zegen en ontvangt de Heer Jezus lof en dank en aanbidding die Hem alleen toekomt. Dit wordt niet tevoren georganiseerd of voorbereid door een ‘team van specialisten’, maar de offers van lof, dank en aanbidding worden door de ‘priesters’ uitgeoefend in de dienst tot aanbidding. Dit is nauw verbonden met de breking van het brood – het avondmaal -, immers dáár gaat het om het offer van de Heer Jezus en waar wij offers brengen kunnen die alleen aangenaam zijn voor God. Daar moeten ‘geestelijke’ offers gebracht worden. Geestelijke offers zullen altijd spreken van de Heer Jezus, het ware Lam van God – het enige ware, unieke Offer. Er staat ook bij: “… door Jezus Christus”. (1 Petrus 1:5). We moeten dus de priesterdienst niet verwarren met de Woord-bediening. Wanneer er sprake is van de dienst van het Woord, dan maakt Gods Geest gebruik van de gaven in het midden van de gemeente en – wel alleen van broeders – die de ‘profetie’ mogen uitspreken (vergelijk 1 Korinthe 14:26a; 34-40).
Profetie
Profeteren geeft als het gaat om de bediening van het Woord de allerhoogste zegen. Profeteren is spreken vanuit de tegenwoordigheid van God met woorden van God. “Jaagt naar de liefde en streeft naar de geestelijke [uitingen], maar vooral, dat u mag profeteren” (1 Korinthe 14:1). Ook hier weer het ‘jagen’. Het profeteren gaat verder dan ‘leren’ en ‘onderwijzen’. Het profeteren is geen onverstaanbare taal en is niet hetzelfde als in talen spreken. Dat kunnen we duidelijk zien in 1 korinthe 14 want de apostel noemt daar de profetie naast, ja zelfs boven het spreken in talen. Als iemand (een broeder dus als het gaat om de samenkomst van de gemeente) profeteert, is dat voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting. De profeet brengt door de profetie – in tegenwoordigheid van God, want dat is het podium waarop dit kan plaatsvinden (zie 1 Korinthe 14:25) – de ziel door het Woord in het licht van God en bereikt zo het hart en het geweten. Zo komt de gelovige in het licht van God. Wat hij er vervolgens mee doet, is natuurlijk zijn of haar verantwoording. Ook in het Oude testament spraken de profeten in dienst van de HEERE als volgt: “… Zo spreekt de HEERE”. Het volk – zo weten we – heeft daar vaak niet naar geluisterd en er niets mee gedaan. Dat kan nu ook gebeuren en het is goed, ja noodzakelijk voor ons leven om te luisteren wat de HEERE spreekt. De Heilige Geest bewerkt dat deze profeten-dienst overkomt bij hen die horen. In principe is profetie bedoeld voor de gelovigen (zie 1 Korinthe 14:22).
Dit is in kort bestek de algemene betekenis van profetie. Daarnaast zijn er zeker nog twee betekenissen van profetie, die ik nu laat zitten. De algemene betekenis heb ik genoemd, om aan te tonen dat dit niet vooraf voorbereid kan worden, omdat de Heilige Geest alleen weet ‘wie’ Hij gebruiken wil en Hij laat zich niet beperken tot bijvoorbeeld één man en ook niet door een vrouw als het gaat om de samenkomsten. Dat hebben we al gezien in 1 Korinthe 14:34-40 waarbij ik ook nog een extra wil wijzen op vers 26a. Wanneer de Heilige Geest niet die vrijheid gegeven wordt, om te gebruiken wie Hij wil (en wel volgens de principes van het Woord van God) wordt de de Geest ‘belemmerd’. Ook een enorm portie enthousiasme en spontaniteit lost dat niet op. De enige oplossing is eenvoudig ons buigen voor Gods Woord en de Heilige Geest laten werken wat dient tot opbouwing, tot vertroosting en vermaning (zie 1 Korinthe 14:3). Dat de Heilige Geest de vrijheid moet krijgen om te gebruiken die Hij wil, vinden we onder andere ook 1 Korinthe 12:11 bevestigt: “Maar al deze dingen werkt één en dezelfde Geest, die aan ieder afzonderlijk toedeelt zoals Hij wil”. Vooral het laatste zinsdeel: “… zoals Hij wil”.
Vrouwen dienen te zwijgen in de samenkomsten
Helaas moeten we daar ook enige aandacht aan schenken omdat er in onze dagen steeds meer Christenen denken, dat ook vrouwen kunnen dienen in de samenkomsten. Wel, dat ze dat kunnen, laat ik aan de beoordeling van de Heer over, maar dat dit niet naar de richtlijnen van Gods Woord is, is duidelijk. Er is al naar verwezen maar om het goed duidelijk voor te stellen, memoreer ik het bijbelvers dat dit duidelijk maakt. “Laten de vrouwen zwijgen in de gemeenten; want het is hun niet geoorloofd te spreken, maar laten zij onderdanig zijn, zoals ook de wet zegt …”. Is dit niet voldoende? Waarom dan toch in alle bochten wringen en de vrouwen op een plaats stellen waar zij niet behoren. Daarmee laat men toe dat zij op een weg geraken, die God niet voor hen bedoeld heeft. Ons vers legt ook duidelijk een verband met “onderdanigheid” van de vrouwen. Nu weet ik wel, dat ik mij op glad ijs beweeg, immers je mag in onze tijd niet meer de ordening van God voorstellen. Maar God denkt er toch geheel anders over, blijkens deze tekst. We moeten hierbij ook goed zien dat de apostel het heeft over de samenkomst (vers 26). Wel kunnen zusters bidden en profeteren zoals 1 Korinthe 11:5 laat zien, evenwel op haar terrein, het huiselijke en niet het openbare. Daarbij dienen we niet te vergeten dat de zusters zich dan ook het hoofd behoren te dekken om te laten zien dat zij onder het gezag van de man staat. Dit is in overeenstemming met de ‘scheppingsordening’ van God dat in dit hoofdstuk wordt behandeld. Het gaat daar overigens ook niet alleen om de gemeentelijke samenkomst!
Dat bij openbare gelegenheden de man bidt, vinden we ook in 1 Timotheüs 2:8-15. Tevens vinden we daar het terrein dat God voor haar gedacht heeft. Ook in dat stukje vinden we dat vrouwen onderdanig behoren te zijn aan de man. Dat vinden we overigens ook in Efeze 5:22 en 24. En wel in alles, (dus ook in de keuken!?). Verder is het ook zo dat de dochters van Filippus profeteerden (Handelingen 21:9). Dit deden ze uiteraard op het hun door God aangewezen terrein. De tekst spreekt ook over het ‘huis’ van Filippus. De Schrift vermeldt verder niet ‘hoe’ zij profeteerden en ‘waar’ en ‘tot wie’. Maar er moest wel een profeet helemaal uit Judéa komen – Agabus – om een profetie uit te spreken over Paulus (vers 10). Daar kwamen de dochters van Filippus niet aan te pas. Wanneer de vrouw geleidelijk aan ook de plaats gaat innemen, die God bedoeld heeft voor de man, wordt de Geest van God uitgeblust en kan Hij niet meer werken door wie Hij wil. Dit is tot oneer van de Heer en verraadt ongehoorzaamheid aan het Woord van God. Dat moeten we toch niet willen, geliefde brusters. Ook al wil de wereld (onder leiding van satan, de overste van deze wereld) de vrouw emanciperen, dat betekent niet dat wij als Christenen dit moeten navolgen. Het woord leert totaal iets anders en dat behoren om ons geluk en zegen te ontvangen, vast te houden.
Tot slot: “… zoals ook de wet zegt …”. In het Christendom is het nog net zo als ‘onder de wet’. Het Goddelijk beginsel dat de vrouw onderdanig dient te zijn aan de man, is niet veranderd. Er is nog veel meer hierover te zeggen, maar dit lijkt mij voldoende voor ons onderwerp. Het gaat erom om aan te tonen wat er in onze tijd aan verhinderingen kunnen zijn, om verder met elkaar op te trekken. Het niet onderwerpen aan het Woord van God maakt het noodzakelijk ons aan hen te onttrekken, die hierdoor gekenmerkt worden en die weigeren zich hieraan te onttrekken. Dat is een verhindering omdat zij niet een rein hart bezitten. Een rein hart wordt namelijk zichtbaar door de onderwerping aan het Woord van God en aan het onttrekken aan de ongerechtigheid. Niet door het eraan verbonden blijven maar door je er van los te maken, handel je in overeenstemming met de gedachten van God. Vervolgens maakt dit, dat we gaan jagen naar datgene wat we in 2 Timotheüs 2:22 hebben gezien.
Ons gedrag naar hen die de waarheid niet erkennen
Maar hoe moet een jonge dienstknecht zich dan opstellen? Nu, zo schrijft de apostel aan zijn jonge mededienstknecht, door te dienen met vriendelijkheid. En wel naar ‘allen’ toe. Niet alleen naar hen die je sympathiek lijken of dit ook zijn, maar naar allen. Dus niet door te ‘twisten’. Als je jong bent, laat je je sneller verleiden om te twisten, te discussiëren en in te gaan op dwaze en ongerijmde vragen. Deze worden dikwijls louter en alleen gesteld om de nieuwsgierigheid te bevredigen of om een jonge dienstknecht van de Heer uit de tent te lokken. Dat veroorzaakt geen opbouw maar twist. Ook moet je verdraagzaam zijn en geschikt zijn om te leren – dat betekent dat je het Woord van God kent en ook door onderwijzing kunt toepassen; onverdraagzaamheid vormt een barrière om anderen te leren. Zo kun je de tegenstanders ook met zachtmoedigheid terecht wijzen. Dan is er een kans dat de tegenstanders – zo worden zij hier genoemd omdat zij de waarheid niet erkennen – tot bekering komen en de waarheid zullen gaan erkennen. Zo zullen zij weer ‘ontnuchterd’ worden uit de strik van de duivel. Zo lang zij niet nuchter zijn, bevinden zij zich in de strik van de duivel. En zijn listen en tactieken zijn zeker niet in overeenstemming met de waarheid. Men zal altijd willen strijden over de waarheid als men zich onder de invloed van satan bevindt en zijn wil doet in plaats van de wil van God. Juist in onze tijd is ‘bezonnenheid’ en ‘nuchter zijn’ van het allergrootste belang. Het einde van alle dingen is immers nog meer nabij, dan toen de apostel Petrus het volgende schreef: “En het einde van alles nu is nabij; weest dus bezonnen en nuchter tot gebeden” (1 Petrus 4:7). Velen laten zich in onze tijd in de samenkomsten meedrijven op het losse zand van de gevoelens en zijn daardoor oncontroleerbaar geworden door het Woord van God. Het ‘vallen in de Geest’, het ‘spreken in tongen’, het onjuist toepassen van profetie, het ontbreken van de Goddelijke orde in de samenkomsten, zijn zo enkele dingen die onder de noemer van ‘oncontroleerbare’ gevoelens vallen. Het is dan ook niet zo vreemd dat men hierdoor ‘vervalt’ van de waarheid, omdat de waarheid geen item meer is en niet meer op de eerste plaats staat. Wanneer iemand het waagt deze dingen aan de hand van het Woord van God aan de kaak te stellen, wordt hij dikwijls als ‘spelbreker’ gezien.
Het ontbreken van kennis van God en van het Woord van God betekent voor het volk van God de ondergang. Het loslaten van bijbelse normen en waarden komt om de hoek kijken. “Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is, omdat gij de kennis verworpen hebt, heb Ik ook u verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet zult bedienen; omdat gij de wet van uw God vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten” (Hoséa 4:6). Moet het van ons – Christenen van vandaag – ook gezegd worden: “Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib van zijn heer; maar {… het volk van God van anno 21e eeuw ….} heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet” (Jesaja 1:3). Laten we niet vergeten dat zij die de Heer Jezus Christus en God de Vader liefhebben ook het woord – de waarheid – behoren lief te hebben. “Maar terwijl wij de waarheid vasthouden in liefde, zullen wij in alles opgroeien tot Hem die het hoofd is, Christus …” (Efeze 4:15). Er is dus ook een belofte aan verbonden, namelijk groei naar Hem toe!!!. Het gevolg daarvan is ongetwijfeld “dat wij niet langer meer heen en weer bewogen en rondgedreven worden door elke wind van leer” (Efeze 4:14). Wel is het zo dat geen enkele groep gelovigen of gemeente kan claimen dat zij alleen de waarheid bezit en buiten hen er niet of bijna geen waarheid gevonden wordt. Dat is trotse hoogmoed en zal zeker ten val leiden. Dat moeten we ons ook goed realiseren. Waren de Korinthiërs ook niet ‘opgeblazen’ (1 Korinthe 5:2) met alle gevolgen van dien? Laten we niet gaan pralen met onze kennis. Laten we ootmoedig en nederig ons met Zijn Woord bezig houden. Dit is niet ‘softy’ zeker niet ‘middeleeuws’, maar dit is het navolgen van Hem die het kon zeggen: “… leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mattheüs 11:29). Het zoeken naar Zijn gedachten – hetgeen we alleen in Zijn Woord kunnen vinden – zal ons gelukkig maken. Kijkt u maar: “Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken” (Psalm 119:2). Dan zal de inwonende Geest van God ons Zijn Woord helpen verstaan en ons leren van Hem, onze Heer en Heiland. Het bewustzijn van “kleine kracht” (zie Openbaring 3:8-11) kan ons zover brengen!!!
Geve de Heer dat we bij Hem en in Zijn liefde blijven en wij ons persoonlijk geloof laten voeden door Hem, zodat wij ook anderen kunnen dienen door de Geest van God. De persoonlijke band met onze Heer en Heiland is daarbij natuurlijk voorwaarde en dus onontbeerlijk. Het is immers geen erfgoed maar verworven goederen uit de rijke schat van Zijn Woord. Het is immers “mijn Heer en mijn God”. Daar begint het. Een persoonlijke relatie met de Vader en met de Zoon (zie 1 Johannes 1:3). Zo komen we weer terug bij de titel van dit artikel en hopen we D.V. de volgende keer met deze titel ook weer verder te gaan.
1. “Eenheid en gemeenschap”, bladzijde 43; J.N. Voorhoeve
2. Christus ons leven – G.H. Kramer
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW
O, mijn God! (3)
Zoals de vorige keer al is aangegeven, gaan we ons nu bezighouden met het vervolg van 2 Timotheüs 2.
“Maar ontvlucht de begeerten van de jeugd en jaag naar gerechtigheid, geloof, liefde en vrede met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart” (2 Timotheüs 2:22).
We hebben al gezien dat we, wanneer we heilig willen zijn, wij de zonde verafschuwen moeten en ons er ook van willen “afzonderen”, maar tevens dat we ons ook alleen willen “toe-zonderen” naar Hem toe die ons geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.
Dit toe-zonderen doen we ook niet alleen. We zijn zelfs ‘jagers’ die op zoek zijn naar “hen die de Heer aanroepen uit een rein hart”. Hierop gaan we later wat verder in.
We worden echter eerst opgeroepen om te ‘vluchten’. Dat is wel het tegenovergestelde van jagen. Maar bij dit vluchten gaat het dan ook om dingen die ons van de Heer aftrekken. Het zijn de “begeerten van de jeugd”. Er staat “maar …” hetgeen er op duidt dat dit niet vergeten mag worden. Het is dus “vluchten”. Dat duidt er ook op dat het een groot gevaar is wat er op volgt – namelijk de begeerten van de jeugd -, en dat is maar al te waar. Er is dus maar één remedie om te ontkomen aan de begeerten van de jeugd en dat is vluchten.
Begeerten van de jeugd
Wat betekent dat? Wat begeerten zijn, is op zichzelf genomen geen onbekend begrip. Begeerten zijn verlangens die voortkomen uit het hart. Nu zijn er verschillende soorten verlangens. Omdat Timotheüs nog jong was, denken sommigen dat dit vers gaat om seksuele verlangens. Als we het in haar verband lezen, dan gaat het niet die richting op. Daar kom ik later op terug.
Natuurlijk is het op zichzelf genomen volkomen waar, dat – wanneer je jong bent, je seksuele begeerten moet ontvluchten, en deze niet moet voeden. Het woord ‘ontvluchten’ laat zien, dat dit de weg is die God ons hier voorstelt, om te ontkomen aan deze ‘begeerten’. Dat is misschien ouderwets, dat is misschien niet van de tijd … So what? Het is wel naar de gedachten van God, jonge mensen!!! Trek je niets aan van die verleidingen, die niet anders willen om je ‘om’ te krijgen. Dit komt uit een verkeerde koker, namelijk satan’s koker. In het bijzonder in onze tijd is de trend om ook Christen-jongeren zover te krijgen, dat zij aan seks toegeven, het liefst vóór het huwelijk. Zelfs worden zij opgeroepen, zoals dat nu in onze dagen gebeurt, om – als zij homo-seksueel zijn – mee te varen met de Canal Parade.
Het dagblad Trouw vermeldde 17 juli 2009: “EO weigert medewerking Gay Pride. Presentator Manuel Venderbos mag van de directie van de EO niet meevaren op het ‘heilig bootje’ tijdens de Gay Pride. De EO vreest dat deelname aan de botenparade het homo-debat binnen de omroep schaadt. Het zogenoemde ‘heilig bootje’ is een boot met christelijke homo’s en lesbiennes die meevaart op de Amsterdamse grachten tijdens de Canal Parade, een onderdeel van de Gay Pride op 1 augustus”. Ik vermeld dit omdat je hier de resultaten ziet van de verwording van het zogenaamde Christelijk Nederland. Christelijke normen en waarden die God Zelf aangegeven heeft in Zijn Woord, de Bijbel, worden brutaal met voeten getreden. Wel, deze dingen hebben zeker te maken met “seksuele” begeerten. Waar dit op uit draaien kan, lezen we al in het begin van de Bijbel. Leest u maar de geschiedenis van Lot in Sodom (Genesis 19). Let vooral op hoe God deze stad kwalificeert en hoe het eindigt met deze stad. Hoe zal het met ons land eindigen?
Tot slot wijs ik nog op de houding van Jozef toen de vrouw van Potifar hem wilde verleiden. Lees dit maar eens in Genesis 39. Ik ga nu niet verder in op deze vorm van ‘begeerten’, maar keer terug naar vers 22.
We hebben al overdacht dat het naar de gedachten van God is, om ons te reinigen van alle soort van kwaad. Dat we ons behoren te reinigen van de vaten tot oneer (dit zijn personen die belijden Christen te zijn maar die toch van de waarheid zijn afgeweken, zie vorige artikel) om bruikbaar te zijn voor de Meester voor alle goed werk. Timotheüs wordt hier persoonlijk aangesproken, en daarmee ook wij – ieder van ons – persoonlijk. We behoren ons te reinigen van het kwaad. Dat doen we om Hem. Maar daar behoort het niet bij te blijven want anders vervalt men snel in het “afzonderings-syndroom”. Dan bestaat er niets anders meer dan “afzonderen”. De bijbelse gedachte is, dat je nooit alleen wilt staan maar dat je altijd op zoek bent naar meerderen die zich eveneens willen voegen met een oprecht hart naar de gedachten van God. Denk maar eens aan Elia. Er waren er immers 7000 die hun knieën niet voor Baäl gebogen hebben (1 Koningen 19:18). 7000 die niet meegegaan waren in de afgoderij. God moest Elia daaraan herinneren, omdat deze dacht, dat hij alleen was overgebleven. God herinnert hierbij ook ons aan het feit dat Hij ervoor zorgt, dat er zijn die zich niet laten meesleuren met de huidige algemene tendens om zich aan de wereld aan te passen en eigen gedachten toe te voegen aan de dienst van God. De eigenwillige godsdienst van vandaag is ondermeer een poging om de eenheid van de Christenen te bereiken, door middel van het loslaten van bijbelse beginselen en het invoeren van een mengsel van eigen, onafhankelijke gedachten en principes. Onafhankelijk omdat het niet in overeenstemming met het Woord van God is. Dikwijls ‘forceert’ men de invoering van ‘bijbel-vreemde’ leringen en praktijken in het samenkomen. Dit kun je zeker niet de leiding van de Heilige Geest noemen. Daarom kun je dit niet anders kwalificeren als zijnde een ‘eigenwillige godsdienst’ die de Naam van de Heer ontheiligt in plaats van eert en die de gelovigen uiteen jaagt in plaats van verenigt.
De verwerkelijking van de eenheid onder de kinderen van God is een onderwerp, dat zeker veel meer aandacht verdient; dat is een feit. In het kader van dit artikel moet ik me echter wel beperken. De afzondering van het kwaad, waarover we het hier in 2 Timotheüs 2 hebben, is een bijbels fundamenteel gegeven, waaraan we niet mogen voorbij gaan. Het uitdrukken van de “eenheid van het lichaam van Christus” mag niet ten koste gaan van deze waarheid. Het staat de eenheid ook niet in de weg, maar het is juist een voorwaarde ervan om deze te verwerkelijken.
De ‘begeerten van de jeugd’ hebben zeker te maken met wat we vanaf vers 23 vinden. Daar gaat het om het mijden van de discussie, de dwaze en ongerijmde twistvragen verwerpen zelfs. Alleen de waarheid vasthouden is het motto, vooral voor jongeren – en natuurlijk ook voor ouderen, dat is vanzelfsprekend. Niet ingaan op hen die de waarheid willen vervormen of loslaten en die de waarheid niet willen erkennen. Waarom niet? Omdat deze juist twist veroorzaken. Hoeveel twist is er al niet geweest en nog, en hoeveel onrust heeft dat veroorzaakt?
Een zeer geachte dienstknecht van de Heer schreef het volgende1:
De Schrift zegt: “Gedenkt uw voorgangers, die het Woord van God tot u gesproken hebben, beschouwt het einde van hun wandel en volgt hun geloof na” (Hebreeën 13:7). Mede daarom zijn deze woorden zeker vandaag ook van toepassing. We doen er altijd goed aan om te luisteren van wat onze ‘voorgangers’ gezegd en geschreven hebben. Voorgangers dan wel in de zin van wat het woord betekent, namelijk “zij die ons voorgegaan zijn”. Voor alle duidelijkheid, dat heeft – zoals men vandaag nog steeds denkt in vele kerken en kringen – niets te maken met ‘aangestelde’ voorgangers cq predikers, dominees of hoe men ze ook noemen wil. Overigens kent de Schrift deze aanstelling als zodanig ook niet. Dat is ook iets wat de mens zelf heeft bedacht. We gaan daarop hier niet verder in. Wel mogen, moeten we dankbaar zijn voor onze voorgangers uit het verleden en van vandaag. De Schrift zegt ook: “Weest aan uw voorgangers gehooraam en weest onderdanig, want zij waken over uw zielen als [diegenen] die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit doen mogen met vreugde en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen” (Hebreeën 13:17). Hoe is onze houding tegenover hen en tegenover datgene wat zij ons doorgaven en doorgeven?
Jagen
We worden ook aangevuurd om te jagen naar ‘gerechtigheid’. Dus niet alleen afzonderen, afstaan van de ongerechtigheid, maar juist ook ‘jagen’ naar gerechtigheid. Jagen is een actieve bezigheid. Houd je niet zo van jagen? Hier wordt niet bedoeld ‘opjagen’ maar gewoon op jacht gaan – ‘er gericht op uit zijn’ – naar gerechtigheid, er op uit zijn om datgene wat recht is in het oog van God te openbaren. Dat staat lijnrecht tegenover de ‘ongerechtigheid’ uit vers 20, waaraan we ons moeten onttrekken.
Verder moeten we ook gaan jagen naar ‘geloof’. Het vertrouwen op God is zeker iets waarin we altijd mogen groeien. Door het leven van alledag hebben we alle gelegenheid om in geloof onze weg te gaan, ernaar te jagen om ons geloof, ons vertrouwen op God, te voeden, te corrigeren. Geve de Heer dat wij allen ons vertrouwen alleen op Hem stellen, er ons geheel aan overgeven dat Hij alle dingen in Zijn hand heeft. Hem vertrouwen geeft rust en vrede.
Jagen naar ‘liefde’. Dat is voor ons mogelijk omdat de liefde van God door de Heilige Geest in onze harten is uitgestort (Romeinen 5:5). Deze liefde moet ook werkzaam zijn en blijven en dat vraagt ook van ons om dat als doel voor ogen te hebben. Een jager heeft ook een doel (prooi) voor ogen. Het is zeker niet de bedoeling van God dat wij maar wat aan ‘rommelen’, maar het leven van een Christen is een evenwichtige wandel met God. Als ik met God wandel, ervaar ik ook Zijn liefde. De liefde van God in onze harten heeft de eigenschap dat wij anderen kunnen liefhebben en dienen. Maar daar moeten we ook op gericht zijn, daar moeten we ook naar jagen. Verschillende malen spoort de Bijbel ons aan om elkaar lief te hebben. De Heer Jezus zegt onder andere het volgende: “Een nieuw gebod geef Ik u: dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad, dat ook u elkaar liefhebt”, en: “Dit is mijn gebod, dat u elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad” (Johannes 13:34; 15:12). Deze liefde mag zeker ook niet ontbreken als we het hebben over ‘uitzuiveren’, over ‘onttrekken’. Laten we dus nog meer gaan jagen naar liefde, geliefden!
Jagen naar ‘vrede’. Er is in de wereld veel onvrede. Helaas ook onder gelovigen. Gedachten van onvrede werken verstoren in de onderlinge relaties. Een kind van God kent door genade de vrede met God (Romeinen 5:1). Wanneer hij of zij wandelt met God en Hem zijn pelgrims-weg door deze wereld laat bepalen en zich aan Hem toevertrouwt in geloof, ervaart daarnaast ook de vrede ‘van’ God. Deze vrede gaat alle verstand verre te boven en bewaart mijn hart en mijn gedachten (Filippi 4:7). Er ontstaat echter dan ook een toestand van vrede onder de kinderen van God. Wrevel heeft dan geen kans omdat liefde en vrede in het hart heerst. Toch kan de vrede helaas verstoord worden. In verband met ons onderwerp kun je daarover ook iets lezen in Kolosse 3. Na de band van de liefde – dat is de band van de volmaaktheid – spreekt de apostel over de vrede van Christus. “Laat de vrede van Christus, waartoe u ook geroepen bent in één lichaam, in uw harten heersen; en weest dankbaar” (vers 14-15). De gelovigen uit Kolosse werden daartoe opgeroepen, maar ook wij. In Kolosse waren er ook aanleidingen genoeg waardoor de onderlinge vrede verstoord zou kunnen worden. Denkt u maar aan Kolosse 2:8;16-23.
Storingen en het medicijn
We maken nu even een uitstapje naar de Kolossebrief (vooral naar Kolosse 3 vers 1-15).
Ook vandaag zijn er vele dingen die de onderlinge vrede verstoren kunnen. Daarom: Laten we ook ‘jagen naar vrede’ in de band van de volmaaktheid, namelijk de liefde. Dan zijn we in staat om elkaar te verdragen en te vergeven, als er klachten tegen elkaar zijn. Dan is Christus ons grote Voorbeeld, want Hij heeft ook ons vergeven. Daarbij is het onze verantwoordelijkheid om als uitverkorenen van God – wat een genade!!! – als heilige en geliefden bepaalde dingen te doden, af te leggen en aan te doen.
Om te doden: “Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is, om welke dingen de toorn van God komt” (vers 5). Zijn dit stuk voor stuk ook niet dingen die vandaag aangespoord, goed gepraat en gepraktiseerd worden? Maar hoe is ons hart hierin? Willen wij deze dingen ook doden? Wij leefden daar vroeger ook in, wij wandelden vroeger onder hen die gekenmerkt werden door dee dingen. Laten we niet vergeten, wij waren ook zo! Maar gelukkig: het met “Christus gestorven en opgewekt” zijn, betekent principieel dat aan het oude leven een einde is gekomen en er een zoeken is aangebroken naar de dingen die boven zijn (Kolosse 3:1). Dat nu moet ook zichtbaar worden in de praktijk van ons leven. De dingen die hier opgesomd worden, behoren duidelijk bij een leven zonder God, dus bij iemand die onbekeerd is, bij “zonen van de ongehoorzaamheid”. Hoe gebruiken wij onze ‘leden’ die voor onze bekering ten dienste stonden aan de ongerechtigheid (Romeinen 6:13,19)? Stellen wij deze nu ten dienste van God? Iemand schreef ter verduidelijking hierover: “‘De leden’ hier in Kolosse zijn niet ‘lichaamsdelen’, want wij worden zelfs opgeroepen onze lichamen ten dienste van God te stellen als een levende offerande (Romeinen 12:1) en onze lichamen worden zelfs ‘leden’ van Christus genoemd, maar ook ‘bestemd voor de Heer’ (zie 1 Korinthe 6:15,13 en 19) … In Kolosse 3:5 gaat Paulus nog verder en identificeert hij de leden van de Kolossers met de zonden die deze leden vroeger bedreven. Deze leden waren in het verleden gebruikt als instrumenten van de zonde in het oude leven, dat zijn werkterrein op de aarde had (vandaar ‘die op de aarde zijn’). Het gaat dus bij de leden die op de aarde zijn’ om de zonden waarop de lichamelijke activiteit en kracht van de Kolossers vóór hun bekering gericht waren”2.
Om af te leggen: “Maar nu, legt ook u dit alles af: toorn, kwaadheid, boosheid, laster, vuile taal uit uw mond. Liegt niet tegen elkaar, daar u de oude mens met zijn daden hebt uitgedaan en de nieuwe hebt aangedaan, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het beeld van Hem die hem geschapen heeft …” (vers 8-11). De woorden ‘maar nu’ laten het verschil zien tussen nu en vroeger. Doordat ons nieuwe leven totaal op iets anders, ja op ‘Iemand’ anders gericht is, namelijk op Christus Die ons leven is (Kolosse 3:4), kunnen en moeten we ook deze dingen afleggen. Mogelijk zien we deze dingen als zijnde niet zo grof als in vers 5 – en ik denk dat dat ook zo is -, maar dat betekent nog helemaal niet, dat we deze als minder belangrijk mogen beschouwen. Deze dingen – toorn, kwaadheid, enzovoorts – komen ook voort uit ons vlees en moeten daarom afgelegd worden. Het vlees kan God niet behagen (zie Romeinen 8:5-9). Maar omdat wij de ‘nieuwe mens’ hebben aangedaan, kunnen wij God wel behagen door te “wandelen door de Geest” (zie Romeinen 8:9; Galaten 5:16-26). Dan komen er geheel ander dingen tevoorschijn in ons leven. Dingen als: “… liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” (Galaten 5:22).
Om aan te doen: “Doet dan aan als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden: innige ontferming, goedertierenheid, nederigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, elkaar verdragend en elkaar vergevend, als de één tegen de ander een verwijt heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo ook u. En boven dit alles de liefde, dat is [de] band van de volmaaktheid” (Kolosse 3:12-14). Hier vinden we ook enkele dingen uit Galaten 5 terug. En dat is goed te begrijpen. Als ‘nieuwe mensen’ is dat alleen te verwerkelijken maar daar moeten we ons dan ook op richten. Immers er staat: “Doet dan aan …”. Het is als een kledingstuk dat we aantrekken. Als dit zichtbaar wordt in ons leven, blijkt dat wij “leesbare brieven van Christus te zijn” (2 korinthe 3:3). Het zal er toe bijdragen dat het gebod van de liefde van de Heer Jezus ‘bewaard’ wordt. Daardoor worden onderlinge spanningen, twisten of verwijten op een geestelijke wijze tegemoet getreden.
De Heer aanroepen uit een rein hart
“… met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart”. Daar vinden we een stukje uit het geheim van ware gerechtigheid, geloof, liefde en vrede: namelijk niet alleen, niet op eigen houtje maar ook jagen MET HEN die de Heer aanroepen uit een rein hart. Dat is niet zonder hen! Daarin komt de liefde tot de Heer en tot Zijn Woord, Zijn Waarheid, ook tot uitdrukking, Maar ook de liefde tot de mede-bruster. Dat er meerderen zijn die de Heer aanroepen uit een rein hart, laat zich dus duidelijk verstaan uit het slot van dit vers. Immers als er geen waren, dan had de Heilige Geest dit hier niet laten opschrijven want Hij vergist Zich niet. Evenals in de tijd van Elia én in de tijd van Timotheüs en Paulus, zijn er ook vandaag gelukkig nog zulke geliefde medebrusters. Misschien niet zoveel, maar dat weten wij niet. Daar moeten wij maar niet over speculeren, want dan komen we net als Elia bedrogen uit. God weet het echter wel, en dat is voldoende!!! Zelfs al zouden het er maar twee of drie zijn, blijft deze opdracht bestaan. En onze opdracht is: met hen die Heer aanroepen uit een rein hart te jagen naar gerechtigheid, geloof, liefde en vrede. Hoe staat het daarmee? De Heer wil ons ongetwijfeld in aanraking brengen met zulke medebrusters als wij – ieder van ons persoonlijk – voldoen aan Zijn oproep ons te onttrekken aan de ongerechtigheid en ons reinigen van de vaten tot oneer; met andere woorden: als wij vaten zijn tot eer en zo bruikbaar zijn voor de Meester. Wij moeten ons dus afwenden van hen die de waarheid niet (meer) willen erkennen en hen zoeken die zich eveneens hebben afgezonderd van het kwaad en die eveneens de Heer willen aanroepen uit een rein hart. Het niet erkennen van de waarheid van God is uiteraard helemaal naar satan’s idee, immers hij staat niet in de waarheid, want geen waarheid is in hem en is de vader van de leugen (zie Johannes 8:44). Het wél erkennen van de waarheid – met elke consequentie en verantwoordelijkheid die daaraan verbonden is – brengt ons óók vandaag in een positie, waar wij de eenheid van lichaam van Christus in overeenstemming met de gedachten van God in de praktijk kunnen brengen.
De Heer ‘aanroepen’ betekent ook ‘Hem aanbidden’. Dat is ons voorrecht als wij ons laten vergaderen tot de Naam van de Heer Jezus Christus. Wij mogen Hem aanbidden wanneer wij rondom Hem bijeen zijn, Hij in het Midden, Hij het Middelpunt, rondom Hem ook Die alleen gezag heeft en Die alleen alle lof en eer toekomt in de gemeente. Hij, die vrijmachtig wil werken door de Heilige Geest zonder ‘gehinderd’ te worden. Een eigenzinnige godsdienst, die vandaag helaas zo veel gevonden wordt, is zo’n verhindering. De vrije werking van de Heilige Geest in de samenkomst van de gemeente is een onderwerp, dat ook vandaag heel actueel zou moeten zijn, maar dat het helaas niet meer is. Alleen dáár, waar de Heilige Geest vrijuit en voluit werken kan, is ware zegen en ontvangt de Heer Jezus lof en dank en aanbidding die Hem alleen toekomt. Dit wordt niet tevoren georganiseerd of voorbereid door een ‘team van specialisten’, maar de offers van lof, dank en aanbidding worden door de ‘priesters’ uitgeoefend in de dienst tot aanbidding. Dit is nauw verbonden met de breking van het brood – het avondmaal -, immers dáár gaat het om het offer van de Heer Jezus en waar wij offers brengen kunnen die alleen aangenaam zijn voor God. Daar moeten ‘geestelijke’ offers gebracht worden. Geestelijke offers zullen altijd spreken van de Heer Jezus, het ware Lam van God – het enige ware, unieke Offer. Er staat ook bij: “… door Jezus Christus”. (1 Petrus 1:5). We moeten dus de priesterdienst niet verwarren met de Woord-bediening. Wanneer er sprake is van de dienst van het Woord, dan maakt Gods Geest gebruik van de gaven in het midden van de gemeente en – wel alleen van broeders – die de ‘profetie’ mogen uitspreken (vergelijk 1 Korinthe 14:26a; 34-40).
Profetie
Profeteren geeft als het gaat om de bediening van het Woord de allerhoogste zegen. Profeteren is spreken vanuit de tegenwoordigheid van God met woorden van God. “Jaagt naar de liefde en streeft naar de geestelijke [uitingen], maar vooral, dat u mag profeteren” (1 Korinthe 14:1). Ook hier weer het ‘jagen’. Het profeteren gaat verder dan ‘leren’ en ‘onderwijzen’. Het profeteren is geen onverstaanbare taal en is niet hetzelfde als in talen spreken. Dat kunnen we duidelijk zien in 1 korinthe 14 want de apostel noemt daar de profetie naast, ja zelfs boven het spreken in talen. Als iemand (een broeder dus als het gaat om de samenkomst van de gemeente) profeteert, is dat voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting. De profeet brengt door de profetie – in tegenwoordigheid van God, want dat is het podium waarop dit kan plaatsvinden (zie 1 Korinthe 14:25) – de ziel door het Woord in het licht van God en bereikt zo het hart en het geweten. Zo komt de gelovige in het licht van God. Wat hij er vervolgens mee doet, is natuurlijk zijn of haar verantwoording. Ook in het Oude testament spraken de profeten in dienst van de HEERE als volgt: “… Zo spreekt de HEERE”. Het volk – zo weten we – heeft daar vaak niet naar geluisterd en er niets mee gedaan. Dat kan nu ook gebeuren en het is goed, ja noodzakelijk voor ons leven om te luisteren wat de HEERE spreekt. De Heilige Geest bewerkt dat deze profeten-dienst overkomt bij hen die horen. In principe is profetie bedoeld voor de gelovigen (zie 1 Korinthe 14:22).
Dit is in kort bestek de algemene betekenis van profetie. Daarnaast zijn er zeker nog twee betekenissen van profetie, die ik nu laat zitten. De algemene betekenis heb ik genoemd, om aan te tonen dat dit niet vooraf voorbereid kan worden, omdat de Heilige Geest alleen weet ‘wie’ Hij gebruiken wil en Hij laat zich niet beperken tot bijvoorbeeld één man en ook niet door een vrouw als het gaat om de samenkomsten. Dat hebben we al gezien in 1 Korinthe 14:34-40 waarbij ik ook nog een extra wil wijzen op vers 26a. Wanneer de Heilige Geest niet die vrijheid gegeven wordt, om te gebruiken wie Hij wil (en wel volgens de principes van het Woord van God) wordt de de Geest ‘belemmerd’. Ook een enorm portie enthousiasme en spontaniteit lost dat niet op. De enige oplossing is eenvoudig ons buigen voor Gods Woord en de Heilige Geest laten werken wat dient tot opbouwing, tot vertroosting en vermaning (zie 1 Korinthe 14:3). Dat de Heilige Geest de vrijheid moet krijgen om te gebruiken die Hij wil, vinden we onder andere ook 1 Korinthe 12:11 bevestigt: “Maar al deze dingen werkt één en dezelfde Geest, die aan ieder afzonderlijk toedeelt zoals Hij wil”. Vooral het laatste zinsdeel: “… zoals Hij wil”.
Vrouwen dienen te zwijgen in de samenkomsten
Helaas moeten we daar ook enige aandacht aan schenken omdat er in onze dagen steeds meer Christenen denken, dat ook vrouwen kunnen dienen in de samenkomsten. Wel, dat ze dat kunnen, laat ik aan de beoordeling van de Heer over, maar dat dit niet naar de richtlijnen van Gods Woord is, is duidelijk. Er is al naar verwezen maar om het goed duidelijk voor te stellen, memoreer ik het bijbelvers dat dit duidelijk maakt. “Laten de vrouwen zwijgen in de gemeenten; want het is hun niet geoorloofd te spreken, maar laten zij onderdanig zijn, zoals ook de wet zegt …”. Is dit niet voldoende? Waarom dan toch in alle bochten wringen en de vrouwen op een plaats stellen waar zij niet behoren. Daarmee laat men toe dat zij op een weg geraken, die God niet voor hen bedoeld heeft. Ons vers legt ook duidelijk een verband met “onderdanigheid” van de vrouwen. Nu weet ik wel, dat ik mij op glad ijs beweeg, immers je mag in onze tijd niet meer de ordening van God voorstellen. Maar God denkt er toch geheel anders over, blijkens deze tekst. We moeten hierbij ook goed zien dat de apostel het heeft over de samenkomst (vers 26). Wel kunnen zusters bidden en profeteren zoals 1 Korinthe 11:5 laat zien, evenwel op haar terrein, het huiselijke en niet het openbare. Daarbij dienen we niet te vergeten dat de zusters zich dan ook het hoofd behoren te dekken om te laten zien dat zij onder het gezag van de man staat. Dit is in overeenstemming met de ‘scheppingsordening’ van God dat in dit hoofdstuk wordt behandeld. Het gaat daar overigens ook niet alleen om de gemeentelijke samenkomst!
Dat bij openbare gelegenheden de man bidt, vinden we ook in 1 Timotheüs 2:8-15. Tevens vinden we daar het terrein dat God voor haar gedacht heeft. Ook in dat stukje vinden we dat vrouwen onderdanig behoren te zijn aan de man. Dat vinden we overigens ook in Efeze 5:22 en 24. En wel in alles, (dus ook in de keuken!?). Verder is het ook zo dat de dochters van Filippus profeteerden (Handelingen 21:9). Dit deden ze uiteraard op het hun door God aangewezen terrein. De tekst spreekt ook over het ‘huis’ van Filippus. De Schrift vermeldt verder niet ‘hoe’ zij profeteerden en ‘waar’ en ‘tot wie’. Maar er moest wel een profeet helemaal uit Judéa komen – Agabus – om een profetie uit te spreken over Paulus (vers 10). Daar kwamen de dochters van Filippus niet aan te pas. Wanneer de vrouw geleidelijk aan ook de plaats gaat innemen, die God bedoeld heeft voor de man, wordt de Geest van God uitgeblust en kan Hij niet meer werken door wie Hij wil. Dit is tot oneer van de Heer en verraadt ongehoorzaamheid aan het Woord van God. Dat moeten we toch niet willen, geliefde brusters. Ook al wil de wereld (onder leiding van satan, de overste van deze wereld) de vrouw emanciperen, dat betekent niet dat wij als Christenen dit moeten navolgen. Het woord leert totaal iets anders en dat behoren om ons geluk en zegen te ontvangen, vast te houden.
Tot slot: “… zoals ook de wet zegt …”. In het Christendom is het nog net zo als ‘onder de wet’. Het Goddelijk beginsel dat de vrouw onderdanig dient te zijn aan de man, is niet veranderd. Er is nog veel meer hierover te zeggen, maar dit lijkt mij voldoende voor ons onderwerp. Het gaat erom om aan te tonen wat er in onze tijd aan verhinderingen kunnen zijn, om verder met elkaar op te trekken. Het niet onderwerpen aan het Woord van God maakt het noodzakelijk ons aan hen te onttrekken, die hierdoor gekenmerkt worden en die weigeren zich hieraan te onttrekken. Dat is een verhindering omdat zij niet een rein hart bezitten. Een rein hart wordt namelijk zichtbaar door de onderwerping aan het Woord van God en aan het onttrekken aan de ongerechtigheid. Niet door het eraan verbonden blijven maar door je er van los te maken, handel je in overeenstemming met de gedachten van God. Vervolgens maakt dit, dat we gaan jagen naar datgene wat we in 2 Timotheüs 2:22 hebben gezien.
Ons gedrag naar hen die de waarheid niet erkennen
Maar hoe moet een jonge dienstknecht zich dan opstellen? Nu, zo schrijft de apostel aan zijn jonge mededienstknecht, door te dienen met vriendelijkheid. En wel naar ‘allen’ toe. Niet alleen naar hen die je sympathiek lijken of dit ook zijn, maar naar allen. Dus niet door te ‘twisten’. Als je jong bent, laat je je sneller verleiden om te twisten, te discussiëren en in te gaan op dwaze en ongerijmde vragen. Deze worden dikwijls louter en alleen gesteld om de nieuwsgierigheid te bevredigen of om een jonge dienstknecht van de Heer uit de tent te lokken. Dat veroorzaakt geen opbouw maar twist. Ook moet je verdraagzaam zijn en geschikt zijn om te leren – dat betekent dat je het Woord van God kent en ook door onderwijzing kunt toepassen; onverdraagzaamheid vormt een barrière om anderen te leren. Zo kun je de tegenstanders ook met zachtmoedigheid terecht wijzen. Dan is er een kans dat de tegenstanders – zo worden zij hier genoemd omdat zij de waarheid niet erkennen – tot bekering komen en de waarheid zullen gaan erkennen. Zo zullen zij weer ‘ontnuchterd’ worden uit de strik van de duivel. Zo lang zij niet nuchter zijn, bevinden zij zich in de strik van de duivel. En zijn listen en tactieken zijn zeker niet in overeenstemming met de waarheid. Men zal altijd willen strijden over de waarheid als men zich onder de invloed van satan bevindt en zijn wil doet in plaats van de wil van God. Juist in onze tijd is ‘bezonnenheid’ en ‘nuchter zijn’ van het allergrootste belang. Het einde van alle dingen is immers nog meer nabij, dan toen de apostel Petrus het volgende schreef: “En het einde van alles nu is nabij; weest dus bezonnen en nuchter tot gebeden” (1 Petrus 4:7). Velen laten zich in onze tijd in de samenkomsten meedrijven op het losse zand van de gevoelens en zijn daardoor oncontroleerbaar geworden door het Woord van God. Het ‘vallen in de Geest’, het ‘spreken in tongen’, het onjuist toepassen van profetie, het ontbreken van de Goddelijke orde in de samenkomsten, zijn zo enkele dingen die onder de noemer van ‘oncontroleerbare’ gevoelens vallen. Het is dan ook niet zo vreemd dat men hierdoor ‘vervalt’ van de waarheid, omdat de waarheid geen item meer is en niet meer op de eerste plaats staat. Wanneer iemand het waagt deze dingen aan de hand van het Woord van God aan de kaak te stellen, wordt hij dikwijls als ‘spelbreker’ gezien.
Het ontbreken van kennis van God en van het Woord van God betekent voor het volk van God de ondergang. Het loslaten van bijbelse normen en waarden komt om de hoek kijken. “Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is, omdat gij de kennis verworpen hebt, heb Ik ook u verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet zult bedienen; omdat gij de wet van uw God vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten” (Hoséa 4:6). Moet het van ons – Christenen van vandaag – ook gezegd worden: “Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib van zijn heer; maar {… het volk van God van anno 21e eeuw ….} heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet” (Jesaja 1:3). Laten we niet vergeten dat zij die de Heer Jezus Christus en God de Vader liefhebben ook het woord – de waarheid – behoren lief te hebben. “Maar terwijl wij de waarheid vasthouden in liefde, zullen wij in alles opgroeien tot Hem die het hoofd is, Christus …” (Efeze 4:15). Er is dus ook een belofte aan verbonden, namelijk groei naar Hem toe!!!. Het gevolg daarvan is ongetwijfeld “dat wij niet langer meer heen en weer bewogen en rondgedreven worden door elke wind van leer” (Efeze 4:14). Wel is het zo dat geen enkele groep gelovigen of gemeente kan claimen dat zij alleen de waarheid bezit en buiten hen er niet of bijna geen waarheid gevonden wordt. Dat is trotse hoogmoed en zal zeker ten val leiden. Dat moeten we ons ook goed realiseren. Waren de Korinthiërs ook niet ‘opgeblazen’ (1 Korinthe 5:2) met alle gevolgen van dien? Laten we niet gaan pralen met onze kennis. Laten we ootmoedig en nederig ons met Zijn Woord bezig houden. Dit is niet ‘softy’ zeker niet ‘middeleeuws’, maar dit is het navolgen van Hem die het kon zeggen: “… leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mattheüs 11:29). Het zoeken naar Zijn gedachten – hetgeen we alleen in Zijn Woord kunnen vinden – zal ons gelukkig maken. Kijkt u maar: “Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken” (Psalm 119:2). Dan zal de inwonende Geest van God ons Zijn Woord helpen verstaan en ons leren van Hem, onze Heer en Heiland. Het bewustzijn van “kleine kracht” (zie Openbaring 3:8-11) kan ons zover brengen!!!
Geve de Heer dat we bij Hem en in Zijn liefde blijven en wij ons persoonlijk geloof laten voeden door Hem, zodat wij ook anderen kunnen dienen door de Geest van God. De persoonlijke band met onze Heer en Heiland is daarbij natuurlijk voorwaarde en dus onontbeerlijk. Het is immers geen erfgoed maar verworven goederen uit de rijke schat van Zijn Woord. Het is immers “mijn Heer en mijn God”. Daar begint het. Een persoonlijke relatie met de Vader en met de Zoon (zie 1 Johannes 1:3). Zo komen we weer terug bij de titel van dit artikel en hopen we D.V. de volgende keer met deze titel ook weer verder te gaan.
1. “Eenheid en gemeenschap”, bladzijde 43; J.N. Voorhoeve
2. Christus ons leven – G.H. Kramer
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW