De opening van Uw woorden geeft licht
(Psalm 119 vers 130a)
Les 4
Enkele praktische tips:
• Neem alle gevraagde Bijbelverzen over – schrijf ze op in een speciaal Bijbelstudie-schrift – maar óók de plaats waar ze staan. Dit is om zelf te leren en te onthouden, alsmede voor eigen gemak en de duidelijkheid.
• Leer bij elke les een Bijbeltekst en stuur de les niet eerder op voordat u de tekst kent. Als u het mocht overkomen dat u – net als vele van onze medebroeders- en zusters in China en Noord-Korea – door vervolging niet meer de beschikking hebt over een Bijbel, dan hebt u toch het Woord “paraat”.
• U/je mag altijd vragen stellen, ook over andere onderwerpen dan in deze lessen. Uw/jouw vragen worden discreet behandeld.
• bepaal zelf het tempo maar maximaal één les per 14 dagen mailen.
• Hoe kan ik deelnemen aan deze cursus? Zie onderaan les 1.
Beste cursist(e),
Stel je voor dat jouw of mijn naam in de krant zou komen, omdat we iets geweldigs hadden gedaan. Iedereen zou dan onze naam lezen en horen! Wat zouden we dan belangrijk zijn en de kans is groot, dat we ons trots zullen voelen. Of niet soms?
Maar … hoe zou de Heere daarover denken? Denk er eens over na: Is het werkelijk wel zo belangrijk dat iedereen mijn naam kent?
We hebben in de vorige lessen hopelijk iets geleerd uit het leven van verschillende jonge mensen, waarvan we de namen kennen. Toch lezen we in de Bijbel (zie 2 Koningen 5), ook van iemand die iets heel belangrijks heeft gedaan, maar … haar naam wordt helemaal niet genoemd! Apart hè?
Lezen: 2 Koningen 5
Stel je eens voor!
Een generaal uit het leger van de koning van Syrië is heel erg ziek. Hij is melaats. Dat betekent dat je hele vieze plekken op je hele lichaam hebt en dat geen dokter je beter kan maken. Het wordt steeds erger met hem. Uiteindelijk moet hij sterven aan die vreselijke ziekte.
In zijn huis zijn veel slaven (dat hoorde zo in die tijd. Hoe meer slaven je had, des te belangrijker was je … De ene slaaf moet in de tuin werken. De andere moet afstoffen. Weer een ander de dieren verzorgen. En ga zo maar door. Er waren oude slaven, maar ook hele jonge).
Naäman, want zo heet die generaal, heeft zijn vrouw eens een joods meisje gegeven als slavin. In de Bijbel staat: “… een kleine jonge dochter uit het land van Israël” (2 Koningen 5:2). En haar naam wordt niet genoemd. Tòch is dit de allerbelangrijkste slavin die er in Naämans huis is! Deze jonge slavin zegt tegen de vrouw van Naäman, dat de generaal eens naar Elisa, de profeet in Israël moet gaan. Elisa kan hem wel beter maken. Wat doet Naäman dan? Hij gaat inderdaad naar de profeet. En wat gebeurt daar?
Als hij bij Elisa komt, zegt de profeet tegen zijn knecht wat hij tegen Naäman moet zeggen.
Moet je nagaan, Elisa komt zelfs niet eens naar buiten voor die belangrijke Syrische generaal! Het maakt voor Elisa niets uit of er een belangrijk of een eenvoudig persoon om hulp komt vragen. Voor Elisa is er maar Eén belangrijk: de Here God.
Maar Naäman voelt zich nogal beledigd. Zo is hij nog nooit behandeld. ‘Mij wassen in die vieze rivier zeker?!’
Vraag 1
Wat doet Naäman dan?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Vraag 2
Hoe heette die rivier?
………………………………………………………………………………………………………………………..
Maar … zijn knechten gaan met hem praten en dan … hij gaat zich daar tòch wassen en … wordt gezond!
Wat zal die Naäman blij geweest zijn. En wat zal hij die jonge slavin bedankt hebben voor haar raad. Natuurlijk! Ook dat meisje zal blij geweest zijn en ik denk dat zij de Here God gedankt heeft voor zijn genezing. Want Hij had Naäman genezen.
Vraag 3
God heeft het gedaan! Daarom wil de profeet geen beloning aannemen staat in vers 16. Toch heeft Naäman veel bij zich als beloning. Wat? (zie 2 Koningen 5:5)
………………………………………………………………………………………………………………………..
Dat meisje is dus heel belangrijk voor Naäman. Eigenlijk is hij door middel van haar van de dood gered. Zij is nog erg jong en weet vast nog niet veel van de Heer. Maar wat ze wel weet – namelijk dat de Heer kan genezen – vertelt ze! En dat tegen mensen, die helemaal niets van de Here God willen weten! Zij is de Here trouw, ondanks dat ze helemaal alleen staat. Daar kunnen we veel van leren! Wat we weten en beleven in ons hart en leven, laten we dat doorvertellen!!!
Natuurlijk vindt de Heere het heel belangrijk wat het meisje gedaan heeft, maar nog belangrijker is, dat Naäman de Here leert kennen. Hij wil voortaan de Here dienen.
Vraag 4
Want in 2 Koningen 5:17 staat dat Naäman geen offers meer zal brengen aan allerlei goden. Wie wil hij nu offers brengen?
………………………………………………………………………………………………………………………..
Dit was een geschiedenis uit het Oude Testament. Ook in het Nieuwe Testament lezen we van iemand waarvan we de naam niet weten, maar die toch belangrijk was.
Hij is nog maar klein, toch mag hij van zijn moeder ook naar de Heer Jezus gaan kijken en luisteren. Zijn moeder heeft hem wat brood en vis meegegeven, want tegen etenstijd zal hij nog wel niet terug zijn.
De Heer Jezus is met Zijn discipelen een berg opgegaan om uit te rusten. Maar heel veel mensen hebben Hem gezien en zijn Hem gevolgd. Er zijn ook veel zieke mensen bij. Als de Heer Jezus hen ziet, dan begint Hij tegen al die mensen te praten en Hij geneest de zieken. Dat duurt de hele dag. Als het al bijna avond is, zeggen de discipelen tegen de Heer Jezus dat Hij de mensen maar eens naar huis moet sturen. Ze hebben immers geen eten bij zich!
Vraag 5
Wat zegt de Heere Jezus dan tegen hen? (zie Lukas 9:12 en 13).
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Maar hoe moet dat dan? Ze hebben maar een heel klein beetje geld bij zich! Dat is lang niet genoeg voor zoveel mensen! Er zijn alleen al ongeveer 5000 mannen, de vrouwen en kinderen nog niet eens meegerekend!
Eén van de discipelen, Andréas, heeft tussen al die mensen een jongen ontdekt. Die heeft vijf broodjes en twee visjes bij zich.
Vraag 6
Wat zegt Andréas tegen de Heer (Johannes 6:9)
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Toch neemt de Heer Jezus die vijf broden en de twee visjes. De mensen moeten van Hem allemaal in groepjes op de grond gaan zitten. Dan dankt de Heer Jezus Zijn Vader in de hemel voor het eten en begint het in stukjes te breken. Steeds maar door. Honderden, duizenden stukken brood en vis! De discipelen blijven maar aan het uitdelen. Er is genoeg voor iedereen. Als ze klaar zijn met eten, is er zelfs nog over. De Heer Jezus zegt dan dat de discipelen alles wat overgebleven is, in korven moeten doen.
Vraag 7
Het antwoord op deze vraag staat ook in Johannes 6. Hoeveel korven waren er over?
………………………………………………………………………………………………………………………..
Wat een groot wonder heeft de Heer gedaan!
Maar … wie heeft de Heer Jezus iets gegeven, zodat Hij het kon gebruiken? Juist, die jongen. Zijn naam wordt niet genoemd. Hij zal best een beetje zenuwachtig geweest zijn, toen de Heer Jezus om zijn brood en vis vroeg. Maar hij heeft het kleine beetje, dat hij had, gegeven. Misschien heeft hij wel gedacht: ‘Als de Heer Jezus het wil hebben, mag ik het toch niet houden?’ En de Heer heeft het kunnen gebruiken voor heel veel mensen. Wat zal die jongen blij en dankbaar geweest zijn! Wat zal hij later thuis veel over de Heer Jezus verteld hebben! Vast en zeker!
Die jongen met die vijf broden en twee visjes, had maar weinig. Die jonge slavin van Naäman wist ook maar weinig. Toch deden beiden er iets mee! Wat ze hadden, gaven ze aan de Heer!
Iedere gelovige heeft gaven van de Heer gekregen. De een kan vertellen over de Heer. De ander beter zieken bezoeken, naar hen luisteren, met hen bidden en met hen spreken over Hem. De een is handig en doet klusjes, waardoor hij kan laten zien, dat hij bij de Heer hoort. De ander maakt de zaal schoon en zet koffie, als er een zangavond is. De volgende is goed in het organiseren en heeft alles goed voor elkaar, zodat alles goed verlopen kan. Ook zijn er die mensen kunnen uitnodigen, die in stilte veel en volhardend bidden voor mensen … en ga zo maar door. Denk er maar eens over na welke gave de Heer jou gegeven heeft en gebruik deze gave!
Maar … al deze gaven zijn niet om tot eigen eer te gebruiken of om het anderen naar de zin te maken! Het zijn gaven van de Heere, die we mogen gebruiken tot eer van Hem!
Vraag 8
Lees Galaten 1:10. Wat zijn wij niet, als wij iets doen om het mensen naar de zin te maken?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Vraag 9
Wat lezen we in Efeze 6:6?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
‘Van harte’, daar gaat het om! Dat geldt voor jong en oud. Ook al kennen anderen je naam niet, de Heer kent je wel!
Vraag 10
Wat staat er in de laatste regel van 1 Samuël 16:7?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Van harte de Heer liefhebben. Van harte Hem dienen en eren. Van harte danken voor alles wat Hij voor ons heeft gedaan. Van harte danken voor alles wat Hij ons geeft. Van harte naar Hem verlangen.
Leren: Johannes 6:35
* * * * *
Dit was al weer les 4. Ga zo door en op naar de volgende les D.V.
Met een hartelijke frisse groet.
Geplaatst in: Bijbelcursussen
© Frisse Wateren, FW