8 jaar geleden

Na de babylonische ballingschap (25,26)

Ezra 9:1-3*:
1 . Toen deze dingen voltooid waren, traden de vorsten op mij toe en zeiden: Het volk van Israël, de priesters en de Levieten hebben zich niet afgezonderd van de volken van de landen rondom wat hun gruwelen betreft, namelijk van de Kanaänieten, de Hethieten, de Ferezieten, de Jebusieten, de Ammonieten, de Moabieten, de Egyptenaren en de Amorieten.
2. Zij hebben immers uit hun dochters voor zichzelf en en voor hun zonen vrouwen genomen en hebben het heilige zaad vermengd met de volken van de landen rondom, en de vorsten en de machthebbers hebben als eersten de hand gehad in deze trouwbreuk. 
3. Toen ik deze zaak hoorde, scheurde ik mijn kleed en mijn mantel en ik trok haar van mijn hoofd en uit mijn baard, en ging ontzet zitten.

* Lees het gehele hoofdstuk 9 voor een beter begrip alsmede de eerste verzen uit hoofdstuk 10.

XV

Verontrustend nieuws

Ezra en zijn gezelschap waren net een paar dagen in Jeruzalem toen hij het verontrustende nieuws gehoord had dat veel Israëlieten, en zelfs priesters en levieten zich dochters en zonen uit de volken rondom zich hadden genomen. Hun leiders en machthebbers gingen hierin voorop. Toen Ezra dit hoorde scheurde hij zijn kleed en mantel en plukte haar uit zijn hoofd en baard en ging ontzet zitten tot het avondoffer. Anderen, die Gods Woord wel wilden handhaven gingen bij hem zitten.

Op de tijd van het avondoffer – de tijd dat later onze Heer Jezus stierf op het kruis voor onze zonden – boog hij zijn knieën en begon in schaamte en vernedering te bidden, en beleed onder tranen deze grote zonde van ongehoorzaamheid aan de Heer en het trouwen met heidense vrouwen. Doordat hij in gebed ging identificeerde hij zichzelf met zijn volk dat gezondigd had. Hij rechtvaardigde God doordat hij in alle nederigheid bad. Steeds weer gebruikte hij het woord we in zijn gebed, nooit zij. Veel mannen, vrouwen en kinderen sloten zich bij Ezra aan terwijl hij bad, allen onder tranen.

Onze natuurlijke reactie als er zonde wordt gesignaleerd, is diegene de schuld te geven die gezondigd heeft, en onszelf daarentegen te rechtvaardigen. Maar bij God echter zijn we geen individuen maar ook deel van de groep waarmee we verbonden zijn, hetzij een gemeente, een gemeenschap of een natie. Dat Hij ons mag helpen om een plaats van vernedering voor de Heer in te nemen!! Ezra gooide niet de handdoek in de ring, en ging niet terug naar Babylon om betere mensen te vinden. Maar hij en degenen met hem, hadden nodig dat ze niet alleen de zonden moesten belijden, maar deze ook nalaten om genade te vinden ( Spr. 28:13).

XVI

 

Ezra 10:10-12:
10. Toen stond Ezra, de priester, op en zei tegen hen: U bent ontrouw geweest en u hebt uitheemse vrouwen bij u doen wonen, en daarmee de schuld van Israël vermeerderd.
11. Welnu, geef de HEERE, de God van uw vaderen, de eer, en handel naar Zijn welbehagen, en zonder u af van de volken van het land en van de uitheemse vrouwen.
12. De hele gemeente antwoordde en zei met luide stem: Zo, overeenkomstig uw woord, staat het ons te doen.

* Lees het gehele hoofdstuk 10.

Verboden huwelijken

De geboden omtrent het verkeerde van het trouwen met afgodische vrouwen spoorden Ezra aan om te handelen. Ezra, in rouw en aan het vasten, riep de mensen tezamen in Jeruzalem. Het volk kwam bijeen al bevend omwille van de zaak en vanwege de hevige regen. Ezra drong er bij hen op aan hun zonden te belijden aan de Heer, en dat het volk zich zou afscheiden van het volk wat in het land woonde en van hun heidense vrouwen. Het volk was het er mee eens, en deed alzo, maar verzocht het ordelijk te mogen doen in de komende paar maanden, tijdens het regenseizoen.

Bij het begin van de lente, drie maanden later, was de droevige taak voltooid. Priesters die schuldig waren offerden een ram als schuldoffer. Diegenen die in een leidende positie zijn vandaag, zijn ook extra verantwoordelijk om als voorbeeld een leven van heiligheid te leiden. Maar mensen uit allerlei klassen en families waren in deze zondige relaties met heidense vrouwen betrokken. Ze werden afzonderlijk behandeld en hun namen zijn geschreven in het Woord van God. Sommigen van hun vrouwen hadden al geboren kinderen. Wat een droevige scheidingen!!

God haat scheidingen (Mal. 2:16). Vanwege de hardheid van onze harten waren scheidingen toegestaan onder de wet, zei de Heer Jezus, maar wat God samengevoegd heeft, laat een mens dat niet scheiden (Matth. 19:3-9). Christenen moeten geen ongelovigen trouwen, maar waar al een ongelijk juk is, mogen de gelovigen hun echtgenoten niet verlaten als de ongelovige het goed vindt bij de ander te wonen. God heeft interesse in gelovige families. In genade zegt Hij dat zij apart gezet (geheiligd) zijn en Hij wil hen redden ( 1 Kor. 7:10-16).

Eugene P. Vedder, jr.

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW