8 jaar geleden

Na de babylonische ballingschap (23,24)

Ezra 8:21 en 22:
21. Toen riep ik daar bij de rivier Ahava een vasten uit, om ons te verootmoedigen voor het aangezicht van onze God en om Hem om een voorspoedige reis te verzoeken voor ons, voor onze kleine kinderen en voor al onze bezittingen,
22. want ik schaamde mij ervoor om van de koning een leger en ruiters te vragen om ons te helpen tegen de vijand onderweg. We hadden immers tegen de koning gezegd: De hand van onze God is ten goede over al wie Hem zoeken, maar Zijn kracht en Zijn toorn zijn over al wie Hem verlaten.

XXIII

Begeleiding en bescherming

Wanneer Ezra zich met degenen die terugkeren naar Jeruzalem verzamelt rondom de rivier de Ahava, vind hij geen levieten in de groep. Dat is jammer om te zien; mannen, geroepen voor de dienst van God, zijn schaars in veel groepen die Gods weg van het samenkomen zoeken. Maar Ezra vond tenslotte levieten, ‘dienaars van het huis van God’ en Nethinim, de houthakkers, de waterdragers, degenen die de minste diensten deden en zij gingen met Ezra mee. Mensen die van harte en gewillig mee werken zijn in deze tijd ook nog nodig!!

Voordat Ezra begint aan de lange reis, roept hij hen op zich te verootmoedigen om God te zoeken voor de juiste weg voor hen, hun kinderen en al hun bezittingen. Jaren ervoor probeerde Farao een compromis aan te gaan met Mozes om de Israëlieten uit Egypte te laten vertrekken. Laat uw kinderen en uw goederen achter, was het antwoord van Farao. Ezra trapte niet in zo’n val. Toch leidde God hen niet door een wolk en een vuurkolom. Zo zien we dat er vandaag geen wonderen en tekenen zijn die God eens gaf in het begin van de christenheid.

Maar God antwoordt nog wel op ernstige, nederige gebeden van Zijn kinderen!! Zijn kinderen moeten zich niet richten op menselijke autoriteiten om bescherming. Ezra schaamde zich ervoor om de koning te vragen voor militaire hulp. Hij had getuigd van de toereikendheid van Gods zorg voor Zijn volk. Alweer is het Gods trouw en Gods bekwaamheid die hen beschermen die op Hem vertrouwen. Het hele volk, met kinderen, goederen en de schatten die het meedroeg, bereikt veilig zijn bestemming.

XIV

Ezra 8:31-33; 35-36:
31. Vervolgens braken wij op van de rivier Ahava op de twaalfde van de eerste maand om naar Jeruzalem te gaan, en de hand van onze God was over ons en Hij redde ons uit de hand van de vijand en van de struikrover op de weg.
32. Wij kwamen in Jeruzalem en wij bleven daar drie dagen.
33. Op de vierde dag werden in het huis van onze God het zilver, het goud en de voorwerpen afgewogen voor Meremoth, de zoon van Uria, de priester, en bij hem Eleazar, de zoon van Pinehas, en bij hen Jozabad, de zoon van Jesua, en Noadja, de zoon van Binnuï, de Levieten,
35. Zij die uit de gevangenschap waren teruggekomen, de ballingen, offerden brandoffers voor de God van Israël: twaalf jonge stieren voor heel Israël, zesennegentig rammen, zevenenzeventig lammeren, twaalf geitenbokken als zondoffer; alles als brandoffer voor de HEERE.
36. Vervolgens gaven zij de wetten van de koning aan de stadhouders van de koning en de landvoogden van het gebied aan deze zijde van de rivier, en die verleenden hun steun aan het volk en het huis van God.

Gearriveerd in Jeruzalem

De lange reis van Babel naar Jeruzalem duurde vier maanden. God, tot Wie ze gebeden hadden dat ze veilig aan zouden komen, had hen er veilig gebracht. Voor Ezra was dit niet vanzelfsprekend maar hij dankte God ervoor, dat ze veilig waren aangekomen. Zien wij Gods goedheid voor ons en en danken we Hem ervoor?

Diegenen die naar Jeruzalem kwamen, hadden schatten van zilver en goud, geld en andere waardevolle dingen gebracht van de koning en zijn vorsten en van hun Israëlitische broeders om dit de Heer te offeren. Dit was voor hun vertrek zorgvuldig gewogen en toen ze aangekomen waren, wogen ze het geld, zilver en goud opnieuw zorgvuldig af. Alles werd schriftelijk vastgelegd. Onze Heer heeft ons ook talenten en ponden gegeven tijdens Zijn afwezigheid hier op deze aarde. Hij houdt een register bij. Er komt spoedig een dag, dat er verantwoording van ons wordt gevraagd van al datgene wat de Heer ons heeft toevertrouwd.

Degenen die teruggekeerd waren, offerden nu offers voor heel Israel, niet voor zichzelf alleen maar voor al Gods volk. Deze offers laten verschillende aspecten zien van het werk van Christus naar God toe. We verliezen al snel het zicht bij de gedachte dat onze gemeente van gelovigen slechts een klein deel is van de gemeente voor wie onze Heer zichzelf overgaf in de dood. Elk lid is belangrijk voor Hem. Bidden we ook voor hen?

De koning had Ezra ook geschreven wetten meegegeven om deze door te geven aan zijn ondergeschikten. Ezra voert die taak uit. Omdat  we leven in een tijd waar Christus nog niet regeert, laten wij ons dan ook onderwerpen aan het gezag dat er is.

© The Lord is near, Eugene P. Vedder, Jr.

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW