20 jaar geleden
Jonge mensen in de Bijbel (22)
Mefibóseth
2 Samuël 9
Voordracht 8c
Staat trouw nog in ons woordenboek?
“En Ziba zei tot de koning: Naar alles, wat mijn heer de koning zijn knecht gebiedt, alzo zal uw knecht doen. Ook zou Mefiboseth, etende aan mijn tafel, als één van de zonen van de koning zijn” (vers 11). Hij zou een zoon zijn, niet een vreemdeling. Hij gaat als zoon het huis van David binnen, en dat is het ook wat het evangelie voor de zondaar doet. Het maakt hem tot zoon. Tot nu toe was hij een knecht van de zonde, een slaaf van satan, maar nu hij het evangelie gelooft, wordt hij een zoon van God. “Want u bent allen zonen van God door het geloof in Christus Jezus” (Galaten 3:26). Toen de verloren zoon zijn hele vermogen in een ver land doorgebracht had, kwam de gedachte in hem op: “Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten; maak mij als één van uw dagloners” (Lukas 15:18-19). Maar hij kwam helemaal niet zo ver dit zo te zeggen. Toen de vader hem al in verte zag, kwam hij hem haastig tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem innig. Hij onthaalde hem als een zoon en niet als een dagloner. Ja, mijn vriend, wanneer je tot God komt en Hij jou zegent, dan neemt Hij je als zoon aan en niet als dagloner. Toen hij tot de vader kwam, ontmoette hem niets anders dan liefde, niets anders dan goedheid. Hoe treffend wordt het beschreven: “Toen hij nu nog veraf was, zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen, en hij liep snel op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem innig”. En de zoon zei: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten” (Lukas 15:20-21), maar hij zei niets over het dagloner van zijn vader worden.
Wat zei de vader? “Haalt vlug het beste kleed tevoorschijn en trekt het hem aan, en doet een ring aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten, en haalt het gemeste kalf, slacht het en laten wij eten en vrolijk zijn; want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen vrolijk te zijn” (Lukas 15:18-24). En zo is het ook hier: “Ook zou Mefiboseth, etende aan mijn tafel, als een van de zonen van de koning zijn” (2 Samuël 9:11), zei David. Ieder die nu het Woord hoort, kan ook zo gezegend worden. Op het moment dat wij geloven in de Heer Jezus, worden ons onze zonden vergeven, en worden wij kinderen van God. “Hij kwam tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar allen die Hem hebben aangenomen, hun gaf Hij [het] recht kinderen van God te worden, hun die in Zijn naam geloven” (Johannes 1:11-12).
“Maar”, vraag je misschien “kan ik de Heer Jezus dan zo eenvoudig aannemen?” Inderdaad, en als je verstandig bent, doe het direct.
Maar hoe ging het verder met Mefiboseth? Alzo “woonde Mefiboseth te Jeruzalem, omdat hij gedurig at aan de tafel van de koning; en hij was kreupel aan beide zijn voeten” (2 Samuël 9:13). Hij woonde in de plaats van koninklijke genade, en hoe verging het hem daar? Hij werd behandelt als een van de koningszonen. Als je hem ontmoet zou hebben, dan had je hem in koninklijke kleding gezien. Als je aan de tafel van de koning had gezeten, wie had je daar dan bij elke maaltijd telkens gezien? Mefiboseth! Hij was er helemaal thuis, helemaal op zijn gemak; genade had zijn hart gewonnen. Zo is hij een beeld van een Christen, die weet wat het Christen-zijn betekent, die door eenvoudig geloof de vreugde kent, die de Heer hem geeft. Door geloof begrijpt en geniet hij wat de liefde van God voor hem bereid heeft. Mefiboseth woont in Jeruzalem? Waarom? “… omdat hij gedurig at aan de tafel van de koning”. Toch was en bleef hij “kreupel aan beide voeten”. Zijn toestand was niet veranderd, zijn positie was veranderd. En wij, wanneer wij tot Christus komen, zijn wij dan veranderd? Nee. Wij zijn nog dezelfde. We blijven dezelfde die we waren, voor we tot de Heer Jezus kwamen. In onszelf zijn we niet veranderd, ook is onze oude natuur niet veredeld, maar wij hebben een nieuw leven met nieuwe vreugden, wij hebben een nieuw Voorbeeld, de Heer Jezus Zelf.
Als we de Heer Jezus hebben aangenomen en onze plaats als zonen aan de tafel van de Vader innemen dan moeten we leren trouw te zijn, zoals ons het voorbeeld van Mefiboseth zo mooi laat zien. Spoedig na de aanname van Mefiboseth verloor David door de samenzwering van Absalom zijn troon, en moest uit Jeruzalem vluchten. Natuurlijk kon hij verwachten dat Mefibóseth hem trouw zou blijven en met hem zou vluchten. Zo rekent onze Heer Jezus ook op jouw en mijn trouw, geliefde jonge mede-Christenen.
Als we 2 Samuël 16:1-4 lezen, vinden we deze verwachting bevestigd. Mefiboseth verschijnt niet maar Ziba komt met “met een paar gezadelde ezels, en daarop tweehonderd broden, met honderd stukken rozijnen, en honderd [stukken] zomervruchten, en een leren zak wijn”. De koning vraagt hem: “Wat zult gij daarmee?”. Ziba zei dat hij het voor het huis van de koning had bereid. Waar is Mefiboseth?, vroeg David. “Zie!”, zei Ziba toen, “hij blijft te Jeruzalem, want hij zei: heden zal mij het huis van Israël het koninkrijk van mijn vader teruggeven”. Dat was een gemene leugen van Ziba maar David was misleid, en hij zegt: “Zie, het zal het uwe zijn alles wat Mefiboseth heeft”. Het is erg gemakkelijk over andere mensen een leugens vertellen, maar de waarheid komt toch aan het licht.
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW
Jonge mensen in de Bijbel (22)
Mefibóseth
2 Samuël 9
Voordracht 8c
Staat trouw nog in ons woordenboek?
“En Ziba zei tot de koning: Naar alles, wat mijn heer de koning zijn knecht gebiedt, alzo zal uw knecht doen. Ook zou Mefiboseth, etende aan mijn tafel, als één van de zonen van de koning zijn” (vers 11). Hij zou een zoon zijn, niet een vreemdeling. Hij gaat als zoon het huis van David binnen, en dat is het ook wat het evangelie voor de zondaar doet. Het maakt hem tot zoon. Tot nu toe was hij een knecht van de zonde, een slaaf van satan, maar nu hij het evangelie gelooft, wordt hij een zoon van God. “Want u bent allen zonen van God door het geloof in Christus Jezus” (Galaten 3:26). Toen de verloren zoon zijn hele vermogen in een ver land doorgebracht had, kwam de gedachte in hem op: “Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten; maak mij als één van uw dagloners” (Lukas 15:18-19). Maar hij kwam helemaal niet zo ver dit zo te zeggen. Toen de vader hem al in verte zag, kwam hij hem haastig tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem innig. Hij onthaalde hem als een zoon en niet als een dagloner. Ja, mijn vriend, wanneer je tot God komt en Hij jou zegent, dan neemt Hij je als zoon aan en niet als dagloner. Toen hij tot de vader kwam, ontmoette hem niets anders dan liefde, niets anders dan goedheid. Hoe treffend wordt het beschreven: “Toen hij nu nog veraf was, zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen, en hij liep snel op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem innig”. En de zoon zei: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten” (Lukas 15:20-21), maar hij zei niets over het dagloner van zijn vader worden.
Wat zei de vader? “Haalt vlug het beste kleed tevoorschijn en trekt het hem aan, en doet een ring aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten, en haalt het gemeste kalf, slacht het en laten wij eten en vrolijk zijn; want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen vrolijk te zijn” (Lukas 15:18-24). En zo is het ook hier: “Ook zou Mefiboseth, etende aan mijn tafel, als een van de zonen van de koning zijn” (2 Samuël 9:11), zei David. Ieder die nu het Woord hoort, kan ook zo gezegend worden. Op het moment dat wij geloven in de Heer Jezus, worden ons onze zonden vergeven, en worden wij kinderen van God. “Hij kwam tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maar allen die Hem hebben aangenomen, hun gaf Hij [het] recht kinderen van God te worden, hun die in Zijn naam geloven” (Johannes 1:11-12).
“Maar”, vraag je misschien “kan ik de Heer Jezus dan zo eenvoudig aannemen?” Inderdaad, en als je verstandig bent, doe het direct.
Maar hoe ging het verder met Mefiboseth? Alzo “woonde Mefiboseth te Jeruzalem, omdat hij gedurig at aan de tafel van de koning; en hij was kreupel aan beide zijn voeten” (2 Samuël 9:13). Hij woonde in de plaats van koninklijke genade, en hoe verging het hem daar? Hij werd behandelt als een van de koningszonen. Als je hem ontmoet zou hebben, dan had je hem in koninklijke kleding gezien. Als je aan de tafel van de koning had gezeten, wie had je daar dan bij elke maaltijd telkens gezien? Mefiboseth! Hij was er helemaal thuis, helemaal op zijn gemak; genade had zijn hart gewonnen. Zo is hij een beeld van een Christen, die weet wat het Christen-zijn betekent, die door eenvoudig geloof de vreugde kent, die de Heer hem geeft. Door geloof begrijpt en geniet hij wat de liefde van God voor hem bereid heeft. Mefiboseth woont in Jeruzalem? Waarom? “… omdat hij gedurig at aan de tafel van de koning”. Toch was en bleef hij “kreupel aan beide voeten”. Zijn toestand was niet veranderd, zijn positie was veranderd. En wij, wanneer wij tot Christus komen, zijn wij dan veranderd? Nee. Wij zijn nog dezelfde. We blijven dezelfde die we waren, voor we tot de Heer Jezus kwamen. In onszelf zijn we niet veranderd, ook is onze oude natuur niet veredeld, maar wij hebben een nieuw leven met nieuwe vreugden, wij hebben een nieuw Voorbeeld, de Heer Jezus Zelf.
Als we de Heer Jezus hebben aangenomen en onze plaats als zonen aan de tafel van de Vader innemen dan moeten we leren trouw te zijn, zoals ons het voorbeeld van Mefiboseth zo mooi laat zien. Spoedig na de aanname van Mefiboseth verloor David door de samenzwering van Absalom zijn troon, en moest uit Jeruzalem vluchten. Natuurlijk kon hij verwachten dat Mefibóseth hem trouw zou blijven en met hem zou vluchten. Zo rekent onze Heer Jezus ook op jouw en mijn trouw, geliefde jonge mede-Christenen.
Als we 2 Samuël 16:1-4 lezen, vinden we deze verwachting bevestigd. Mefiboseth verschijnt niet maar Ziba komt met “met een paar gezadelde ezels, en daarop tweehonderd broden, met honderd stukken rozijnen, en honderd [stukken] zomervruchten, en een leren zak wijn”. De koning vraagt hem: “Wat zult gij daarmee?”. Ziba zei dat hij het voor het huis van de koning had bereid. Waar is Mefiboseth?, vroeg David. “Zie!”, zei Ziba toen, “hij blijft te Jeruzalem, want hij zei: heden zal mij het huis van Israël het koninkrijk van mijn vader teruggeven”. Dat was een gemene leugen van Ziba maar David was misleid, en hij zegt: “Zie, het zal het uwe zijn alles wat Mefiboseth heeft”. Het is erg gemakkelijk over andere mensen een leugens vertellen, maar de waarheid komt toch aan het licht.
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW