“… opdat zij één zijn zoals Wij.”
Dit was het verzoek van de vertrekkende Heer met betrekking tot de Zijnen, die Hij in deze wereld achterliet. Is dit nu ook onze weg, onze intentie en ons doel? Zijn wij één, u en ik, zoals de Vader en de Zoon één zijn in het vervolgen van deze ene weg en dit ene doel? Of denken we meer aan onszelf, aan onze eigen eer, aan onze eigen belangen, dan aan de vreugde van de Heer Jezus? Het is ons hoge en gezegende voorrecht om in onze zwakke mate mee te werken aan de vervulling van de doelstellingen van God en het bereiken van Zijn doel.
Wordt de zaak van God door ons gedrag bevorderd of belemmerd? Waarvoor leven, werken en streven we dag na dag? Voor de hemelse dingen of voor de vergankelijke dingen van deze aarde? Paulus kon zeggen: “Daarom verdraag ik alles terwille van de uitverkorenen, opdat ook zij [de] behoudenis verkrijgen die in Christus Jezus is, met eeuwige heerlijkheid” (2 Tim. 2:10). Hij hield voortdurend het doel voor ogen en wandelde daarom in de geest en de gezindheid van de Heer, in intieme gemeenschap met Hem op de weg van “zelfverloochening en zelfopoffering.”
Maar hij genoot ook van de vreugde van zijn Heer op deze weg en hij was gelukkig in zijn lijden. Hoe somber het heden ook voor hem mocht zijn, hij keek met heldere blik uit over de weg van God en hij was er vast van overtuigd, dat die naar het heerlijke doel zou leiden. Wat een voorrecht om te weten, dat we ons in overeenstemming weten met de gedachten en bedoelingen van God in onze praktische wandel en om één en hetzelfde doel met Hem na te streven! Door deze weg te bewandelen in de kracht en energie van de Heilige Geest, verwerkelijken we van onze kant de wil van de Heer: “Opdat zij één zijn zoals Wij.”
© Der Herr ist nah
Geplaatst in: Christendom, Gemeente, Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW