2 jaar geleden

Johannes 10 vers 26-30

“… maar u gelooft niet, omdat u niet tot Mijn schapen behoort, <zoals Ik u gezegd heb>. Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef hun eeuwig leven, en zij zullen geenszins verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze rukken uit Mijn hand. Mijn Vader Die [ze] Mij heeft gegeven, is groter dan allen, en niemand kan [ze] rukken uit de hand van Mijn Vader. Ik en de Vader zijn één.”

Christus, de Goede Herder (3)

In deze verzen richt Jezus Zich tot hen die niet geloven, dat Hij de door God gezonden Verlosser is. Zij behoren dus niet tot Zijn schapen. De Heer weet precies wie bij Hem horen. Hij kent Zijn schapen en Hij geeft ons enkele aanwijzingen waaraan we kunnen herkennen wie echt bij Christus horen. Dat zijn degenen die Zijn stem horen en Hem volgen. De Heer sprak eens op dezelfde manier in een gelijkenis en zei dat men elke boom aan zijn vruchten kan herkennen (verg. Matth. 7:15-20).

De Goede Herder kent de Zijnen en alles wat zij nodig hebben. Hijzelf garandeert, dat Hij voor hen zorgt en hen beschermt. Christus geeft hun het eeuwige leven; dus ook al zijn ze zwak in zichzelf, ze hoeven niet bang te zijn dat ze ooit verloren zullen gaan, want Hij belooft hen dat geen macht op aarde hen uit Zijn hand of die van Zijn Vader zal rukken.

De liefde en de kracht van God, zowel van de Vader als van de Zoon, zijn verenigd in de zorg voor de kinderen van God. De Christen kan dus vol vertrouwen naar de toekomst kijken en zeggen: “De HEERE is mijn herder, mij ontbreekt niets” (Psalm 23:1).

Slot.

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW