De vreugde die God in het hart van de gelovige legt, is een helder licht, een grote kracht en een sterke stimulans in zijn leven (Ps. 4:8; Neh. 8:11). Het moet hem “vergezellen bij zijn zwoegen, de dagen van zijn leven die God hem geeft onder de zon,” en in heerlijkheid zal het zijn hart des te meer doen overlopen, want “overvloed van blijdschap is bij uw aangezicht” (Pred. 8:15; Ps. 16:11).
Maar hoewel de gaven en zegeningen van God, de oorzaak van deze nooit eindigende vreugde, ons nooit kunnen worden ontnomen, vloeit de bron van vreugde soms nogal schaars. Waarom denk je dat dat is? Laat het Woord van God zelf deze vraag beantwoorden.
Toen Filippus op zijn terugreis naar Ethiopië “het evangelie van Jezus” aan de kamerling verkondigde en deze zoeker naar God dit met een dorstig hart in geloof had aangenomen en zich had laten dopen, ging de koninklijke ambtenaar “zijn weg met blijdschap” (Hand. 8:26-40). Hij had Filippus niet meer in zijn nabijheid, hij had niet alle Schriften maar alleen het boek Jesaja, hij vond geen christenen in zijn land, maar dit alles scheen hem nu niet bezig te houden. Nu, op de eerste dag van zijn behoudenis, dacht hij alleen aan Jezus, met wie hij nu zo innig verenigd was, en niet aan de moeilijkheden en de eenzaamheid die zijn christelijk getuigenis in het heidendom hem zou brengen. In zijn “eerste liefde” deed hij onbewust wat ook de geleerde, ervaren en trouwe christen doet: hij bleef in Jezus, met heel zijn hart; begeerte naar de wereld en zonde kregen daardoor bij hem geen voet aan de grond. Daarom was zijn blijdschap zo groot.
Toen de verloren zoon was gevonden en teruggekeerd naar het huis van zijn vader, genietend van de liefde van zijn vader en aan zijn feestelijke tafel zat, “begonnen zij vrolijk te zijn” (Luk. 15:24). En er wordt niet gezegd, dat het ooit anders werd. Want het koninkrijk van God waarin iemand die gered is binnengaat, is “rechtvaardigheid, vrede en blijdschap in [de] Heilige Geest” (Rom. 14:17).
Maar let op: de vreugde is hier verbonden met rechtvaardigheid en vrede. Zonder praktische rechtvaardigheid (doen wat “juist” is voor God, wat naar Zijn wil is) en zonder vrede (het besef van onbelemmerde gemeenschap met Hem) kan deze heilige vreugde niet gedijen.
In Galaten 5 vers 16-26 wordt ons geleerd dat de gelovige het vlees, samen met de hartstochten en begeerten, gekruisigd moet hebben, wil de vrucht van de Geest in hem te vinden zijn. Deze vrucht is: “liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw [1], zachtmoedigheid, zelfbeheersing.” Als één van deze dingen ontbreekt, wordt de werkzaamheid van de Heilige Geest belemmerd en kan zijn vrucht niet of slechts zwak zichtbaar worden. Als de vreugdevolle stroom van liefde die door de Heilige Geest door mijn hart wil stromen van God naar mijn broeders en medemensen, een tijdlang wordt onderbroken, en als het mij ontbreekt aan lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid en zachtmoedigheid in mijn omgang met anderen, dan zal het mij in die tijd zeker ook aan vreugde ontbreken.
De vreugde van de Heilige Geest heeft haar voedingsbodem niet in mijn eigen persoon, in mijn werk, mijn dienst, mijn succes, mijn reputatie. Het staat ook los van mijn omstandigheden. Paulus en Silas zijn daar het bekende voorbeeld van. Zij zongen God lof toe in de “binnenste gevangenis” te Filippi, hun ruggen vol bloedige striemen en hun voeten in de boeien gedrukt. Als gevangene schreef de apostel later aan de heiligen van die stad: “Verblijdt u altijd in [de] Heer! Nog eens zal ik zeggen: verblijdt u!” (Fil 4:4). Zij en wij allen moeten ons altijd verheugen, maar niet in iets of iemand, maar “in de Heer.”
Is dit dan niet vanzelfsprekend voor de Zijnen, die zoveel genade en liefde van Hem hebben ondervonden en die reeds zoveel van Zijn heerlijkheden hebben mogen kennen? Ja, voor de troon van het Lam zal deze vreugde nooit onderbroken of verminderd worden; daar zien wij Hem van aangezicht tot aangezicht; niets en niemand zal ons daarvan afleiden, integendeel, alles zal ons daar toe aansporen. Maar hier op aarde zien wij Jezus niet; wij verblijden ons “met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde” omdat wij in Hem geloven (1 Petr. 1:8). Maar er is satan, er is de wereld met haar duizenden dingen, er is het aardse en het zichtbare, er is het vlees met zijn boze neigingen, die elkaar helpen om ons hart en onze blik af te leiden van de Heer Jezus. – Hoeveel geloofsenergie, hoeveel waakzaamheid is er daarom hier op aarde nodig om onophoudelijk, ononderbroken gehoor te geven aan deze oproep om “zich in de Heer te verblijden.” Steeds weer voor Hem te staan en Hem te aanschouwen is een voortdurende, maar zo gezegende oefening!
In Johannes 15 vers 9-11 stelt onze Heer gehoorzaamheid en blijdschap tegenover elkaar. Hij zegt: “Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad; blijft in Mijn liefde. Als u Mijn geboden bewaart, zul u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader heb bewaard en in Zijn liefde blijf. Dit heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u is.”
Gehoorzaamheid is een gruwel voor de natuurlijke mens. Maar de gelovige die op de grond van de genade staat en in de kracht van de Geest wandelt, vindt grote blijdschap in het houden van de geboden van de Heer. Want wanneer hij dit doet, blijft hij in Zijn liefde, in het bewustzijn van een intieme gemeenschap met Hem.
Het gehoorzamen van de Vader en het doen van Zijn geboden vormde in volmaaktheid de blijdschap van Jezus, en als wij Hem daarin navolgen, zal Zijn blijdschap in ons zijn.
Gemeenschap te hebben met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus is volkomen blijdschap (1 Joh. 1:3,4), waaraan niets meer kan worden toegevoegd. Het is in zijn wezen “volkomen,” ook al genieten wij er hier op aarde slechts onvolkomen van.
Dit getuigenis van het Woord herinnert ons er steeds weer aan waar we de volledige blijdschap kunnen vinden, die we zo vaak op de verkeerde plaats zoeken.
In Handelingen 5 vers 40-42 wordt ons verteld hoe de apostelen vervuld waren van vreugde in ongunstige omstandigheden: Zij waren voor de Raad gebracht vanwege hun openlijke verkondiging van het evangelie van Jezus. De zeventig oudsten onderhandelden en spraken uiteindelijk het vonnis uit dat zij geslagen moesten worden. Het was gebruikelijk bij de Joden om veertig slagen min één te geven op de blote rug. Dus werden zij gegeseld met roeden, als overtreders. Wat een schande! Bovendien werd hun bevolen niet meer te spreken in de Naam van Jezus. – Zijn ze daarna geïntimideerd, neerslachtig en verdrietig weggekropen? In het geheel niet: “Zij dan gingen weg van voor de Raad, verblijd dat zij waardig waren geacht om voor de Naam oneer te verdragen. En zij hielden niet op elke dag in de tempel en aan huis te leren en te verkondigen dat Jezus de Christus is.”
Laat dit ons niet zien dat, als wij de schande voor de naam van Jezus vermijden door te zwijgen over het evangelie, wij geen deel kunnen hebben aan de blijdschap die de apostelen hier heeft bezield?
In Lukas 15 wordt ons een soortgelijke gedachte voorgehouden. De man in de gelijkenis die na lang zoeken het verloren schaap vond, riep zijn vrienden en buren bijeen en zei tegen hen: “Weest blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden dat verloren was.” (vs. 6) – Zo wil de Goede Herder ook ons laten delen in Zijn blijdschap wanneer Hij de verlorenen thuisbrengt. Voor deze dienst van redding wil Hij mensen gebruiken, de verlosten, die zich in afhankelijkheid van Hem laten gebruiken. Zo’n dienst vraagt veel inspanning en is meestal een lange “zoektocht,” maar hoe groot is onze blijdschap als de verlorene “thuis” komt.
Voorwaar, niet alleen de kamerling, maar ook ieder ander gered mens heeft alle reden om met blijdschap zijn weg te gaan! Maar laten wij de noodzakelijke voorwaarden daarvoor in acht nemen en de hindernissen zorgvuldig uit de weg blijven!
Spoedig zullen wij het Vaderhuis binnengaan, en met het oog daarop moge de God van de hoop ons vervullen met alle vreugde (Rom. 15:5). Dan zullen al de dienaren, die hier trouw met hun talenten hebben gehandeld, beloond worden en uit de mond van de Heer het goedkeurend woord horen: “Voortreffelijk, goede en trouwe slaaf, over weinig ben je trouw geweest, over veel zal ik je stellen; ga de vreugde van je Heer in (Matth. 25:21,23). Ja, dan zal er ook eeuwige blijdschap boven ons hoofd zijn!
Walter Gschwind; © www.haltefest.ch
Jaargang 1968, bladzijde 353.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW