De veroordeling (deel 2) – Jezus voor Herodes
Het is de tijd van het Pascha en Herodes is in Jeruzalem om het Pascha te vieren. Hij verlangt er al heel lang naar om Jezus te mogen zien. Herodes had namelijk van de wonderen en tekenen gehoord die Jezus had verricht en hoopt die graag met eigen ogen te aanschouwen. Herodes ondervraagt Jezus met veel woorden, maar krijgt geen antwoord van Hem. De overpriesters en Schriftgeleerden beschuldigen Jezus heftig. Herodes en zijn krijgsmacht smaden en bespotten Jezus en doen Hem vervolgens een schitterend kleed om. Voor hun is het kennelijk een grote teleurstelling. De verwachtingen waren hoog, maar Jezus zwijgt op hun vragen en doet geen wonderen en tekenen. Herodes stuurt Jezus daarop terug naar Pilatus. Het enige wat hieruit voortkomt is, dat Herodes en Pilatus die dag vrienden worden, terwijl ze voorheen vijanden waren (Lukas 23:8-12).
Merkwaardig, vind je ook niet? Twee wereldse heersers zijn vijanden en worden uiteindelijk vrienden omdat ze de enige Rechtvaardige, eeuwige Zoon van God moeten berechten en deelgenoot worden aan de grootste misdaad ooit op aarde begaan. Ze werken mee met het Sanhedrin om Jezus wreed te mishandelen en vervolgens ter dood te brengen. Vandaag de dag is dit ook nog gemeengoed: waar men de Heer en Zijn werken wil tegenwerken, worden wereldse machten vrienden en spannen ze samen.
De veroordeling (deel 3) – Jezus de tweede keer voor Pilatus
Van Herodes wordt Jezus weer teruggeleid naar Pilatus. Pilatus en Herodes weten dat Jezus onschuldig is (Mattheüs 27:18 en Lukas 23:14-16). Pilatus weet ook, dat hij niet onder een gerechtelijke uitspraak uitkomt. De Joden verwachten van hem dat hij tot een uitspraak komt. Pilatus plaatst zich op de rechterstoel (Lithostrótos genaamd in het Grieks en Gábbatha in het Hebreeuws volgens Johannes 19:13). Het is gebruikelijk dat de Romeinen tijdens elk feest een gevangene naar keuze van het volk vrijlaten. Pilatus probeert om hiermee Jezus vrij te krijgen. Hij laat de rover Barabbas halen, die berucht was om zijn daden. Samen met Jezus toont hij hem aan het volk en vraagt aan het volk wie zij willen dat hij vrij zal laten, omdat hij weet dat het volk Jezus aan hem heeft overgeleverd uit nijd (Mattheüs 27:15-18, Markus 15:6-10 en Johannes 18:39). Op dat moment komt zijn vrouw bij hem en waarschuwt hem: bemoei je niet met deze Rechtvaardige, want ik heb heden in een droom veel om Hem geleden (Mattheüs 27:19). De zoveelste waarschuwing voor Pilatus. Het volk wil echter dat Jezus gekruisigd wordt, hoewel Pilatus Hem tracht vrij te laten al dan niet vergezeld door een vreselijke geseling om het volk gerust te stellen. Pilatus geeft driemaal aan Hem vrij te willen laten, omdat hij niet inziet wat Jezus dan gedaan zou hebben waarop de doodstraf staat (Mattheüs 27:20-23, Markus 15:11-14, Lukas 23:17-23 en Johannes 18:40). Het volk roept des te harder en Pilatus ziet dat niets baat. Hij wast zijn handen in water om aan te geven dat hij niet schuldig wil zijn aan de dood van Jezus (Mattheüs 27:24, vergelijk ook Deuteronomium 21:1-9). Tot overmaat van ramp veroordeelt het volk zichzelf door te zeggen: “Zijn bloed over ons en over onze kinderen!” (Mattheüs 27:25). Pilatus laat dan Barabbas vrij en laat Jezus geselen. De soldaten van Pilatus vlechten een kroon van dorens en zetten die op het hoofd van Jezus. Ze doen Hem tevens een purperen kleed om (purper is een koninklijke kleur, dus ze doen Hem spottend een koninklijk gewaad om). Vervolgens lopen ze naar Hem toe en zeggen: “Gegroet, koning der Joden” (Markus 15:15-20, Lukas 23:24-25 en Johannes 19:1-3).
Nadat Pilatus Jezus heeft laten geselen, brengt hij Hem naar buiten en geeft hij de Joden aan geen schuld in Hem te vinden. Jezus wordt naar buiten gebracht met een doornenkroon en een purperen, koninklijke mantel. Pilatus spreekt de woorden: “Zie, de mens!” (Johannes 19:4-5). Wederom roepen de Joden dat Jezus gekruisigd moet worden. Daarop zegt Pilatus tegen de Joden, dat zij Hem dan maar moeten meenemen en kruisigen, want hij vindt geen schuld in Hem. Wat er vervolgens gebeurt, maakt Pilatus bang en zou als een laatste waarschuwing voor hem moeten zijn. De Joden zeggen dat Jezus naar hun wet moet sterven, omdat Hij Zichzelf Gods Zoon maakt (Johannes 19:6-7). De Romeinen geloven dat hun keizer een zoon van een godheid is, daarom wordt de keizer ook aanbeden. Indien Jezus inderdaad een zoon is van een godheid, dan begaat Pilatus in zijn eigen ogen een onvergefelijke fout door Hem aan de Joden over te leveren en te laten kruisigen. Pilatus gaat bevreesd het praetorium weer binnen en vraagt Jezus waar Hij vandaan komt. Jezus zwijgt echter. “Weet U niet, dat ik macht heb U los te laten en macht heb U te kruisigen?”, vraagt Pilatus aan Jezus. Jezus antwoordt hem in Goddelijke wijsheid: “U zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven was gegeven; daarom heeft hij die Mij aan u heeft overgeleverd, een grotere zonde.” (Johannes 19:8-11). Vanaf dat moment probeert Pilatus er alles aan te doen om Jezus los te laten, maar de Joden zetten hem voor het blok. Als hij Jezus vrijlaat, dan is hij geen vriend van de keizer. Iedereen die zichzelf koning maakt, verzet zich immers tegen de keizer. Zo iemand vrij te laten is dus meewerken aan dit verzet. Als Pilatus deze woorden hoort, laat hij Jezus naar buiten brengen en zet zichzelf op de rechterstoel. Op dat moment was het zes uur ’s morgens. De voorbereiding voor het Pascha was begonnen. Tegen de Joden zegt Pilatus: “Zie, uw koning!”. De Joden blijven maar roepen: “Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem!” “Moet ik uw Koning kruisigen?”, vraagt Pilatus. De overpriesters bezondigen zich nu nog meer door te roepen dat ze geen andere koning dan de keizer hebben. Wat verschrikkelijk! Ze zijn Gods volk. God heeft hun een Messias beloofd en zij verwerpen Hem. Ze stellen zich onder het gezag van een aardse koning, de keizer van Rome. Maar het ergste: ze vermoorden hun Messias, dé Messias! Pilatus geeft het op en geeft Jezus over aan de Joden om gekruisigd te worden (Johannes 19:12-16a).
Enige punten om in ogenschouw te nemen
Zoals in het voorgaande gedeelte aangegeven, is het zes uur ’s morgens wanneer Pilatus de veroordeling definitief uitspreekt. Wat goed is om te beseffen, is dat Johannes de Romeinse tijdsindeling gebruikt. Dat is de tijdsindeling die wij heden ten dage nog steeds gebruiken. De andere 3 evangeliën gebruiken de Joodse tijdsindeling, waarbij de dag begint om zes uur ’s morgens volgens de Romeinse tijdsindeling. In de volgende gedeelten zal ik telkens aangeven of er sprake is van Romeinse tijdsindeling (RT) of Joodse tijdsindeling (JT).
Het is tevens goed te beseffen, dat Jezus op dit moment waarschijnlijk zo’n 24 uur wakker is. In die 24 uur heeft hij al heel veel lijden moeten doorstaan. Denk aan het verraad van Judas, de dodelijke angst in Gethsémané, de verhoren door het Sanhedrin met bijbehorende mishandelingen, de verloochening van Petrus en de mishandelingen en geseling door Herodes en Pilatus.
Een geseling door de Romeinen is heel wat anders dan wat men tegenwoordig wil doen laten geloven in films en schilderijen. Het zijn niet een paar sneeën in de rug die Jezus worden toegebracht. Nee, de hele huid wordt in stukken afgescheurd. Bij de geseling wordt een soort zweep gebruikt, waarbij in de leren riemen bijvoorbeeld stukjes porcelein of glas zitten verwerkt. Deze dringen tot diep in het vlees door en trekken behalve de huid ook stukken van het weefsel mee. Bij een geseling van de Romeinen komt het regelmatig voor dat de spieren bloot komen te liggen, dus je kunt je indenken hoeveel huid en weefsel wordt afgescheurd. En dat gebeurt dan niet alleen op de rug, nee de armen en benen worden ook gegeseld. Vanaf de nek tot aan de hak, zeg maar. Wat een vreselijk ondraaglijke pijn moet dat doen! Daarna krijgt Jezus de doornenkroon waarop de soldaten met een rieten stok slaan. Die doornen dringen steeds dieper door in Zijn hoofdhuid. En tot slot krijgt Jezus ook nog de mantel om gehangen, terwijl Zijn rug al zo vreselijk pijn doet en kapot is van de geseling.
Met deze dingen in gedachte vervolgen we ons verhaal en volgen we Jezus naar de lijdensweg die nu voor Hem ligt.
De weg naar het kruis van Golgotha
Jezus wordt weggeleid uit het praetorium, door Jeruzalem heen naar Golgotha, de schedelplaats die buiten de stadsmuren van Jeruzalem ligt. Als gevolg van de voorbereidingen van de feestelijkheden van het Pascha, is er veel volk op de been in Jeruzalem. Onder hen is een man genaamd Simon van Cyrene (nabij het huidige Sahhat in Libië). In die tijd zijn er ook veel Joden die niet in Israël wonen. Toch willen velen van de Joden nabij de tempel in Jeruzalem begraven worden en zij kopen dan vaak een stukje land nabij de tempel. Heel aannemelijk is dat Simon ook zo’n stukje land heeft gekocht daar er geschreven staat, dat hij “van het land kwam” op het moment dat Jezus met twee misdadigers wordt weggeleid.
Jezus, die net een verschrikkelijke geseling heeft doorstaan, kan de kruisbalk niet de hele weg naar Golgotha dragen. De Romeinen laten hun slachtoffers vaker de kruisbalk dragen. Zo’n balk bestaat uit ruw hout en weegt ongeveer 50 kilogram. Stel je voor, je rug is helemaal opengereten, je hebt helse pijnen doorstaan en dan moet je ook nog de kruisbalk dragen. Simon wordt gedwongen om de kruisbalk te dragen voor Jezus. De Romeinen kiezen deze Simon waarschijnlijk niet voor niets. Ze weten dat Jezus veel aanhangers heeft (waarvan een gedeelte meeloopt in de stoet naar Golgotha), maar ook vele vijanden. Het is in die tijd een schande om een kruisbalk te moeten dragen. Wanneer de Romeinen een inwoner uit Jeruzalem of een volgeling van Jezus zouden kiezen om die kruisbalk te dragen, dan is de kans groot dat er rellen uitbreken en dat kunnen de Romeinen zich zo kort voor het Pascha-feest niet veroorloven. Nee dan is het beter om een man uit den vreemde de kruisbalk te laten dragen. Een man die niet bekend is in Jeruzalem en waarvoor de Joden uit Jeruzalem geen rel zullen laten uitbreken. Zo wordt deze Simon door de Romeinen gedwongen om deelgenoot te worden aan het lijden en de schande, die Jezus op dat moment moet verdragen. Bijzonder is het om te lezen dat hij de vader is van Alexander en Rufus, twee latere medegelovigen (Mattheüs 27:31b-32, Markus 15:21, Lukas 23:26-32 en Johannes 19:16b-17).
De kruisiging
Aangekomen op Golgotha krijgt Jezus wijn vermengd met gal aangeboden om te drinken. Deze drank werkt verdovend, waardoor de helse pijnen die in het vooruitschiet liggen nog enigszins worden verzacht. Jezus wil echter van deze wijn niet drinken (Mattheüs 27:33-34 en Markus 15:22-23). Hoe zou Hij dat ook kunnen, als Hij volkomen bewust en volmaakt de wil van de Vader wil vervullen op het kruis van Golgotha en daar het werk volbrengen dat de Vader Hem te doen heeft gegeven. Dan kan Hij niet anders dan deze wijn afslaan.
Voor we verder gaan, willen we er eerst bij stilstaan wat een kruisiging inhoudt. In veel moderne media wordt bij een kruisiging vaak een voorstelling gemaakt van een hele lange verticale balk waardoor een gekruisigde hoog boven de mensen uit aan het kruis hangt. Deze voorstelling is niet juist. De Romeinen zijn meester in efficiëntie en hergebruik van materialen. Zowel de kruisbalk als de verticale balk worden door de Romeinen hergebruikt bij kruisigingen. Grondstoffen zijn kostbaar en schaars en worden zoveel mogelijk hergebruikt. De verticale balk is dermate lang dat de veroordeelde een klein stukje boven de grond komt te hangen en dus heel iets boven ooghoogte. Het vreselijke lijden wat een veroordeelde moet ondergaan is dus ook heel persoonlijk en dichtbij voor de omstanders. Wanneer ze gekruisigd worden, wordt de verticale balk op de grond gelegd. Daarboven op komt de kruisbalk en daarboven op wordt de veroordeelde gelegd. De Romeinen gebruiken grote spijkers om de veroordeelde aan het hout te slaan. Wanneer een veroordeelde aan het kruis hangt, kunnen de handen en voeten uitscheuren. Daarom slaan de Romeinen de spijkers niet door de handpalm, maar door de pols. Anatomisch gezien hoort dit nog bij de hand. In medische termen gesproken, wordt de spijker tussen de radius (het spaakbeen) en de ulna (ellepijp) geslagen en loopt de nervus medianus precies door dat deel van de pols. De nervus medianus is de middelste zenuw in de pols en loopt van de onderarm naar de handpalm. Dit doet uitermate pijn en zorgt ervoor dat er een punt van fixatie (vasthechting) is, zodat er niets kan uitscheuren en de veroordeelde aan het kruis genageld blijft. Wat betreft de voeten kan op basis van archeologisch vondsten worden aangenomen, dat de Romeinen bij de kruisiging de voeten aan weerszijden van de verticale balk leggen en met een grote spijker deze dwars door de enkels aan het hout slaan. Ook dit doet uitermate pijn en zorgt voor een punt van fixatie, zodat er niet kan uitscheuren en de veroordeelde aan het kruis genageld blijft. Daar komt bij, dat zowel de verticale balk als de kruisbalk onder de lichaamsvloeistoffen van eerdere kruiselingen zit (bloed, urine, uitwerpselen, enz.). Wanneer een gekruisigde dan eenmaal vastgeslagen is aan het kruis en het uitschreeuwt van de pijn, wordt het kruis door een aantal soldaten omhooggetrokken en vastgezet. Wanneer de gekruisigde daar aan het kruis hangt, krijgt hij intense pijnscheuten door zijn pols en voeten als gevolg van het ademhalen. In de brandende zon hangt de gekruisigde dan in verschrikkelijk lijden, totdat het lichaam het door verzuring en bloedingen niet meer volhoudt en de dood in werking treedt. Het is niet ongewoon dat het enkele dagen duurt voordat een gekruisigde eindelijk overlijdt. Het is dus een hele langzame en zeer pijnlijke dood. Dit is dus ook het laatste deel van het fysieke lijden, dat Jezus te wachten staat. En voor Jezus is het nog erger met die opengereten rug die tegen dat hout schuurt, de doornenkroon en het mishandelde gelaat.
Het is het derde uur (JT, negende uur RT) als Jezus aan het kruis wordt geslagen. In de geweldige liefde en bewogenheid die we van Jezus kennen, bidt Hij voor degenen die Hem kruisigen: “Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat ze doen” (Lukas 23:34a). De soldaten bij het kruis verloten Zijn kleren en bewaken Hem (Mattheüs 27:35-36, Markus 15: 24-25, Lukas 23:34b, Johannes 19:23-24 en Psalm 22:19). Boven Zijn hoofd is het predicaat “Koning der Joden” opgehangen (Mattheüs 27:37, Markus 15:26, Lukas 23:38 en Johannes 19:19-20). De Joden verzoeken Pilatus dit predicaat weg te halen, maar Pilatus weigert dit (Johannes 19:21-22). Jezus wordt bespot en verzocht terwijl Hij aan het kruis hangt, en de Joden Hem verzoeken om van het kruis af te komen als Hij werkelijk Gods zoon is. Ook de beide misdadigers naast Hem, bespotten Hem. (Mattheüs 27:38-44, Markus 15:27-32, Lukas 23:35-39, Psalm 22:7-9 en Psalm 22:13-14). Zo hangt Jezus daar als de onschuldige eeuwige Zoon van de Vader, de Alpha en de Omega, aan het kruis van Golgotha. Bij het kruis staan ook Zijn moeder en de discipel Johannes. Jezus vertrouwt Maria, Zijn moeder, toe aan Johannes en zegt: “Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zei Hij tot de discipel: Zie, uw moeder.” (Johannes 19:25-27) De aardse betrekking speelt op dat moment geen rol voor Jezus. Hij is op dat moment alleen maar bezig om de wil van de Vader te vervullen, vandaar dat Hij Zijn moeder met “vrouw” aanspreekt en niet met “moeder”. Toch heeft Hij ook oog voor haar lijden en verdriet. Één misdadiger naast Jezus wordt gered door Hem te belijden als Heer/Koning (Lukas 23:40-43). Hij is zeer waarschijnlijk in de tussentijd tot inkeer gekomen en (h)erkent Jezus als Heer. Wat moet dat een indruk maken op deze misdadiger. Een Mens aan het kruis genageld en bidt in zoveel liefde tot Zijn Vader om vergeving voor wie Hem zojuist gekruisigd hebben. In al Zijn lijden ziet Hij het verdriet van Zijn moeder en vertrouwt haar toe aan Johannes. Hij vloekt niet, Hij vervloekt niet, nee dit is een wel heel bijzonder Mens, ja de Mensenzoon, de Zoon van God, de Messias!
Wanneer Jezus aan het kruis hangt, komt er duisternis over het hele land terwijl de middag net is begonnen (Mattheüs 27:45, Markus 15:33 en Lukas 23:44). Van het zesde uur tot het negende uur is het donker (JT, dus 12 uur tot 3 uur ‘s middags RT). Dit is een bovennatuurlijke duisternis, aangezien Pascha gevierd wordt ten tijde van volle maan en er daarom geen sprake kan zijn van een zonsverduistering.
Het sterven van Jezus
Op het negende uur roept Jezus: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” (Mattheüs 27:46-47, Markus 15:34 en Psalm 22:2) Hier zien we dat op dat moment de gemeenschap tussen Jezus en God verbroken is.
Daarbij is het belangrijk op te merken dat hier de gemeenschap met God als God is verbroken en niet met God als Vader. Dit is heel belangrijk om te onderscheiden! De gemeenschap als de Geliefde van de Vader kan nooit en te nimmer verbroken worden. De gemeenschap met God als Heilig God die Rechter is en oordeelt over de zonde, móést verbroken worden om voor ons de zondeschuld te kunnen dragen. We komen hier zo nog iets uitgebreider op terug.
Jezus zegt “Ik heb dorst” en krijgt zure wijn te drinken (Johannes 19:28-29, zie ook Mattheüs 27:48-49, Markus 15:35-36, Psalm 22:16 en Psalm 69:22). Daarna roept Jezus: “Het is volbracht!” (Johannes 19:30, zie ook Mattheüs 27:50 en Markus 15:37) en “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest” (Lukas 23:46). Al het werk wat Zijn Vader Hem te doen gaf, heeft Hij volmaakt en volkomen volbracht. Het brandoffer, dankoffer, zondoffer en schuldoffer zijn volmaakt en volkomen gebracht voor eeuwig (hier komen we zo nog op terug). Jezus sterft op het negende uur (JT) en dat is de tijd van het avondoffer. Er staat dus een priester te offeren in de tempel. Op dat moment scheurt het voorhangsel in de tempel van boven naar beneden; de toegang tot het heilige der heiligen ligt open (Mattheüs 27:51a, Markus 15:38 en Lukas 23:45). Op het moment dat het voorhangsel scheurt, is er ook een aardbeving en de rotsen scheuren, graven gaan open, lichamen van overleden heiligen worden opgewekt (weer levend gemaakt) en over drie dagen zullen ze opstaan uit hun graf om aan veel mensen in Jeruzalem te verschijnen (Mattheüs 27:51b-53). De hoofdman van de soldaten die bij kruis staan verklaart “Deze was Gods Zoon” (Mattheüs 27:54, zie ook Markus 15:39 en Lukas 23:47). Dit hele tafereel wordt van een afstand gadegeslagen door een groep vrouwen die Jezus gevolgd waren naar het kruis van Golgotha (Mattheüs 27:55-56, Markus 15:40-41 en Lukas 23:47-49). Wat moet dit een indruk maken op alle mensen die daar verzameld zijn rondom het kruis. De woedende Joden die Jezus aan het kruis hebben gebracht, de Romeinse soldaten, de volgelingen van Jezus, de overpriesters en Schriftgeleerden. Ze hebben allemaal de duisternis gezien die over het land kwam, ze hebben de woorden van Jezus gehoord, ze hebben het sterven van Jezus gezien, de aardbeving gevoeld, de priesters in de tempel hebben het voorhangsel zien scheuren. Wat een wonderlijk gezicht. O ja, en nog iets bijzonders: we lezen er zo snel overheen, maar het voorhangsel scheurde van boven naar beneden. Dat is natuurkundig onmogelijk, want normaal zal een dergelijk kleed van onderen naar boven scheuren. Nu is het niet zo verwonderlijk, want God liet dat kleed scheuren. De verlossing en de Verlosser was vanuit de hemel (boven) naar de aarde (beneden) neergedaald en had zojuist de verzoening gebracht. De weg naar het heiligdom is open, de prijs is betaald!
De Joden vragen aan Pilatus of de benen van de kruiselingen gebroken mogen worden, zodat ze sneller sterven. Het is immers de dag voor de Sabbat en de lichamen mogen op de Sabbat niet aan kruis blijven hangen volgens de Joodse wetten (Johannes 19:31 en Deuteronomium 21:22-23). Pilatus geeft toestemming waarop de Romeinse soldaten de twee misdadigers die met Jezus gekruisigd zijn, de benen breken. Ze zien dat Jezus al dood is en breken Zijn benen niet, maar steken een speer in Zijn zij. Bloed en water stromen uit de wond (Johannes 19:32-37, Exodus 12:46, Numeri 9:12, Psalm 34:21, Zacharia 12:10 en Openbaringen 1:7).
Wordt DV vervolgd.
J. Wevers
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW