3 jaar geleden

Het was ongeveer het tiende uur

Bijbelgedeelte: Johannes 1 vers 35-39

“Het was ongeveer het tiende uur” toen Johannes voor de eerste maal de Zoon van God ontmoette. Deze nauwkeurige tijdsaanduiding suggereert, dat de eerste ontmoeting zijn hele leven in zijn geheugen gegrift heeft gestaan. Johannes was als discipel1 van Johannes de Doper voortdurend in gezelschap van een man die maar één doel kende en dat met trouw en toewijding nastreefde: Degene aankondigen die na hem zou komen en de harten op Zijn komst voorbereiden.

Johannes had machtige woorden gehoord van zijn Meester over deze grote Persoon. “Deze was het van Wie ik zei: Hij die na mij komt, is mij vóór2, want hij was eerder dan ik” (Joh. 1:15). Van een rang zo hoog boven de Doper, dat deze zich niet waardig achtte zich te bukken om de riem van Zijn sandalen los te maken, laat staan Zijn sandalen voor Hem te dragen (Mark. 1:7; Matth. 3:11). En oneindig in Zijn bestaan – een eeuwig voortbestaan vóór Johannes en met hem vóór alle mensen. Een “Mens” inderdaad, en tegelijk Iemand op Wie de Geest neerdaalde en bleef zonder dat er eerst enig verlossingswerk moest worden verricht – ondenkbaar voor de gelovigen van het Oude Testament, onmogelijk voor die van het Nieuwe (Joh. 1:30,32). De Zoon van God, de Koning van Israël, zoals Nathanaël later getuigde, ook al kon hij het alleen begrijpen in de betekenis van de oudtestamentische Schriften (verg. Ps. 2:6,7).

En dan komt de dag, dat Johannes de Doper met zijn discipelen in de buurt komt van deze grote Persoon. Hij had Jezus al eens tot zich zien komen en gezegd: “Zie, het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt.” Geweldig woord! Nu, de volgende dag is er een andere ontmoeting. “En toen hij op Jezus zag, die daar wandelde, zei hij [Johannes]: Zie het Lam van God.” Wat een onbaatzuchtig eerbetoon aan de Heer Jezus door hem van wie we lezen: “… onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is geen grotere opgestaan …” (Matth. 11:11). Het komt ons voor dat Johannes deze woorden helemaal niet sprak in de richting van zijn discipelen. Het is een eerbiedige uitroep als gevolg van zijn “zien” op Jezus. Zo’n getrouw en eerbiedig getuigenis van een man die alleen maar van zichzelf weg naar Christus wijst, kan alleen maar het volgende resultaat hebben: “En de twee discipelen (waaronder Johannes)3 hoorden Hem spreken, en volgden Jezus” (Joh. 1:37).

Zij volgden Jezus, de Christus op Wie zij reikhalzend wachtten en over Wie hun vorige meester, Johannes de Doper, slechts met de grootste eerbied had gesproken. Zij volgden de koning van Israël die al eeuwenlang was aangekondigd. Hoe weinig zullen zij beseft hebben, dat Zijn komst uitgerekend in hun dagen valt. Er is nog geen woord tussen hen gesproken. Hoe moeten zij deze verheven Persoon zelfs maar aanspreken? Toen sprak de Heer Jezus, die alles wist en van Wie hier staat, dat Hij Zich omkeerde en hen zag volgen alsof Hij hen nog maar pas had opgemerkt, tot hen: “Wat zoekt u?” Waarom vraagt Hij niet: “Wie zoekt u?” Wil Hij hun harten al in het begin doorzoeken, of zij alleen “de verlossing verwachtten” (zie Luk. 2:38), of dat zij ook belangstelling hadden voor Zijn Persoon? Ja, waar waren ze eigenlijk naar op zoek? Waren ze naar Hem op zoek?

Hij wendde zich tot hen! Hij stuurde hen niet weg, maar sprak hen rechtstreeks aan. De twee vatten moed. “Rabbi, (wat vertaald wil zeggen: Meester), waar verblijft U?” Zij gebruiken de hoogste titel die in die tijd in Israël aan een persoon kon worden gegeven, gecombineerd met een nederige vraag. Zij vragen niet: Mogen wij bij U blijven? Misschien was deze vraag te gewaagd voor hen. Maar de Heer Jezus kent de harten. “Komt en u zult het zien!” Hoe velen hebben sindsdien dit uitnodigende “Kom” niet gehoord, hoe velen die vermoeid en belast waren (Matth. 11:28), hoe velen die dorstig waren (Joh. 7:37).

Wat een bemoediging voor de twee, na de eerste vraag is het eerste woord uit Zijn mond: “Komt.” Tegelijkertijd tonen deze eerste woorden, “Komt en u zult het zien,” ook Zijn vernedering als de dakloze vreemdeling. Hij kon geen concrete plaats aangeven om te wonen, Hij had niet eens een plaats om Zijn hoofd neer te leggen (Matth. 8:20). “Komt en u zult het zien” was de enige plaats die Hij kon geven. Maar dat weerhield Johannes en Andréas er niet van om te komen. Zij werden zó aangetrokken door Hem die zich tot hen had gewend, dat zij kwamen en die dag bij Hem bleven. En niet alleen vanwege het eerbiedig getuigenis van Johannes, maar omwille van Hemzelf (verg. Joh. 4:42). Zij “verbleven die dag bij Hem”; die dag omvatte – althans wat hun hart betrof – hun hele leven, ook al moest het officiële begin van Zijn dienstwerk en daarmee van hun opvolging als Zijn discipelen nog komen. “Bij Hem,” kan er een betere plaats zijn? Waarom hadden ze een meer nauwkeurige aanwijzing nodig?

Johannes noemt zich in zijn evangelie “de discipel die Jezus liefhad.” Hier hebben we het moment waarop Christus zijn hart won – het was rond het tiende uur.

 

NOOT:
1. Johannes was één van de twee discipelen van Johannes de Doper. Het is altijd Johannes’ manier om in dit Evangelie zijn naam te verbergen.
2. Dit is “heeft de voorrang boven mij.’
3. Dit is Johannes, de schrijver van het evangelie naar Johannes.

 

Marco Leßman

Online in het Duits sinds 03.01.2021.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW