Hebreeën 9 vers 24,26,28
Aan het eind van Hebreeën 9 wordt ons een drievoudige verschijning van de Heer Jezus voorgesteld:
- In vers 24 staat Zijn tegenwoordige verschijning in de hemel: “Christus is niet ingegaan in [het] met handen gemaakte heiligdom … maar in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons.”
- In vers 26 gaat het over Zijn verschijning in het verleden: “Maar nu is Hij eenmaal in [de] voleinding van de eeuwen geopenbaard {of verschenen} om <de> zonde af te schaffen door het slachtoffer van Zichzelf.”
- In vers 28 wordt gesproken over Zijn verschijning in de toekomst: “… [de] tweede keer zonder zonde1 verschijnen tot behoudenis aan hen die Hem verwachten.”
De brief aan de Hebreeën werd geschreven aan christenen die uit het jodendom kwamen om hen te bevrijden van een systeem van verordeningen en ceremoniën. Deze uiterlijke dingen spraken de ogen en de gevoelens aan, maar God bleef nog steeds in het duister. Nu wilde de geïnspireerde schrijver de Hebreeën, hoewel zij nog op aarde leefden, inleiden in de voorrechten en het genot van een nieuwe hemelse betrekking. In deze relatie zijn wij door Christus gebracht en kennen wij God zoals Hij Zich volledig heeft geopenbaard.
Het oude systeem, hoewel vol van glorierijke voorbeelden, is vervangen door een nieuwe hemelse orde, ingesteld door Christus. “Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen” (Hebr. 10:9). Kenmerkend voor deze brief is het woord “beter.” Wij hebben een betere hoop, een beter verbond, betere beloften, een beter offer, enzovoorts. Alles is geconcentreerd in Christus, die aan de rechterhand van God is gaan zitten.
Vier keer wordt deze plaats van onze Heer genoemd in de brief aan de Hebreeën:
- Hoofdstuk 1 vers 3 gaat over de grootheid van Zijn persoon. Nadat Hij door Zichzelf de reiniging van zonden tot stand heeft gebracht, is Hij gaan zitten aan de rechterhand van de Majesteit in de hoge.
- In hoofdstuk 8 vers 1 gaat het om de grootheid van zo’n Hogepriester die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van de Majesteit in de hemelen.
- In hoofdstuk 10 vers 12 is het als gevolg van de grootheid van de verzoening die Hij door Zijn offer heeft bewerkstelligd, dat Hij voor altijd gezeten is aan de rechterhand van God.
- In hoofdstuk 12 vers 2 is het de grootheid van de weg van het geloof die door Hem wordt uitgestippeld. De schande negerend, verdroeg Hij het kruis en ging zitten aan de rechterhand van de troon van God.
Zijn huidige verschijning in de hemel
Deze grote en glorierijke Persoon verschijnt nu in de hemel in de tegenwoordigheid van God voor ons. Hij verschijnt voor God ten bate van ons, zoals hoofdstuk 7 vers 25 het zegt: “… daar Hij altijd leeft om voor hen tussenbeide te treden.” In Zijn gebed in Johannes 17 vers 19, zegt de Heer tot de Vader: “En Ik heilig Mijzelf voor hen.” Zo heeft Hij die plaats in heerlijkheid voor ons ingenomen. Hij is onze grote Hogepriester die bij machte is te helpen en volkomen te behouden.
Hij verschijnt nu niet alleen voor ons in de tegenwoordigheid van God, maar ook als onze Voorloper (Hebr. 6:20). Hij is ons voorgegaan. Wij zijn geroepen om Hem te volgen. Als zijn volgelingen moeten wij op Hem zien en Hem beschouwen. Hij heeft de hele weg van het geloof uitgestippeld die naar de heerlijkheid leidt en heeft die tot het einddoel bewandeld.
Zijn huidige verschijning voor God is gerelateerd aan Zijn huidige dienst van liefde. Wij kunnen zeggen: Hij leeft voor ons.
Zijn verschijning in het verleden
Onze Heiland is éénmaal geopenbaard (of verschenen) in de voleinding der eeuwen voor de afschaffing van de zonde door Zijn offer. Alle zegeningen en heerlijkheid die ons worden geopenbaard door Zijn huidige verschijning in de tegenwoordigheid van God zijn uitsluitend en eeuwig gegrond op wat werd volbracht door Zijn verschijning in het verleden. Het gebeurde in de “voleinding van de eeuwen”.
Toen, in de volheid van de tijd, de vleesgeworden Zoon van God in deze wereld verscheen, bereikte Gods handelen met de mensen zijn hoogtepunt. Daar werd de vraag van goed en kwaad voor eens en voor altijd beantwoord. De Heer Jezus kwam om de zonde af te schaffen door Zichzelf als offer te geven.
“Hij is [het] zoenoffer voor onze zonden; en niet voor onze [zonden] alleen, maar ook voor de hele wereld” (1 Joh. 2:2).
“Zie, het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt” (Joh. 1:29).
Zijn huidige verschijning in de hemel is voor ons. Het is verbonden met Zijn dienst die Hij nu doet. Maar als wij denken aan Zijn verschijning in het verleden, dan was dat in het bijzonder voor God en staat het in verbinding met Zijn offer. Maar met aanbiddende harten mogen wij zeggen: Hij stierf voor ons.
Zijn verschijning in de toekomst
Voor hen die op Hem wachten, zal Hij de tweede keer verschijnen, en wel zonder zonde – dat wil zeggen dat Zijn komst voor de Zijnen niets meer met zonde te doen heeft. Hij zal komen voor hun behoudenis. Christus werd eens geofferd om de zonden van velen te dragen. In deze uitdrukking hebben wij niet de gedachte van de verzoening, dat wil zeggen de waarde van Zijn offer voor God, maar de gedachte van de plaatsvervanging. De velen zijn allen die de zegeningen van de behoudenis hebben ontvangen door het geloof in Hem. Of het nu om de gemeente op aarde gaat of om het volk Israël in de toekomst of om het reikhalzend wachten van de schepping, allen wachten op de tweede komst van de Heer Jezus die verlossing brengt. Deze komst heeft niets meer te maken met de kwestie van de zonde. Die kwestie was absoluut, volmaakt en voor eeuwig geregeld bij Zijn eerste komst, toen Hij Zichzelf gaf als een offer voor de zonde.
Gelovige christenen bezitten reeds de verlossing van de straf op hun zonden. Christus, hun Verlosser, heeft het oordeel over de zonde voor hen gedragen. Zij genieten, terwijl zij als pelgrims op de weg van het geloof zijn, de bevrijding van de macht van de zonde die in hen woont. Maar bij Zijn tweede komst (= Zijn komst voor de Opname) zullen zij verlossing ervaren van de huidige aanwezigheid van de zonde, wanneer hun lichaam van nederigheid zal worden omgevormd. Dan zullen zij een lichaam van heerlijkheid ontvangen, dat gelijkvormig zal zijn aan het lichaam van heerlijkheid van hun Heer en Heiland.
Bij zijn tweede komst voor Israël (= Zijn verschijning in macht en heerlijkheid) zal het getrouwe overblijfsel van Zijn aardse volk gered worden van al hun vijanden. Dan zal de Heer in gerechtigheid heersen als Koning over de hele aarde. In deze toekomstige tijd zal de gemeente verheerlijkt zijn, Israël zal verzameld zijn, de volken zullen onder een heerschappij van zegen staan en de schepping zal bevrijd zijn van de vloek.
Het woord “verschijnen” in Hebreeën 9 vers 28 is niet hetzelfde woord, dat in de oorspronkelijke Griekse tekst elders wordt gebruikt voor Zijn verschijnen, Zijn komst. Het woord heeft geen betrekking op Zijn openbaring in heerlijkheid, maar betekent eenvoudig, dat Hij gezien zal worden. Zijn komst in de toekomst heeft dus te maken met behoudenis. We kunnen zeggen: Hij komt voor ons.
Hij die stierf om ons te behouden, leeft om ons te bewaren, en komt spoedig voor ons.
1. Eigenlijk ‘gescheiden van [de] zonde’, dit is niets meer te doen hebbend met de zonden ten opzichte van de Zijnen; vergelijk Hebr. 4:15.
N. Griffiths; www.haltefest.ch
Jaargang 2014, bladzijde 293.
Geplaatst in: Christendom, Toekomst
© Frisse Wateren, FW