1 Samuel 24
David spaart Saul in Engedi
David is in de steenwoestijn van Engedi. Saul zit hem op de hielen. Maar er moet tijd zijn voor een bezoek aan het “toilet.” Saul gaat een grot in – precies de grot waar David en zijn mannen zijn. Het was duidelijk de voorzienigheid van God die dit liet gebeuren. David weet dat. De mannen herkennen dat. Maar de grote vraag is: hoe moet de voorzienigheid van God worden geïnterpreteerd? De mannen denken, dat dit de dag is om Saul te doden. Maar David denkt, dat dit de dag is om genade te tonen. En dus snijdt David alleen de punt van de mantel van Saul af.
David wil niet zijn vijand doden, maar de vijandschap van zijn vijand. Daarom spaart hij Saul genadig. Als Saul de grot verlaat, roept David hem achterna. Zie hoe David zich gedraagt in deze kritieke situatie:
- Hij knielt eerbiedig voor Saul en erkent hem als koning (vs. 9). Daarmee is al duidelijk dat hij geen opstandeling kan zijn.
- Hij neemt genadig aan dat Saul valse informanten had (vs. 10).
- Hij maakt duidelijk dat anderen de dood van Saul verlangden, maar dat hij daartegen protesteerde. En zo staat David met de punt van de mantel van Saul in zijn hand en niet met het hoofd van Saul (vs. 11).
- Hij noemt hem liefdevol “mijn vader” (vs. 12).
- Hij geeft de hele zaak over aan God, hij wil geen wraak nemen (vs. 13).
- Hij put uit de wijsheid van de voorvaderen om aan te tonen dat het bekende karakter van een persoon moet verhinderen dat men slechte geruchten gelooft (vs. 14).
- Hij noemt zichzelf nederig een dode hond en een vlo. Waarom maakt Saul zo’n ophef over hem? (vs. 15).
- Hij laat de zaak aan God over (vs. 16).
Saul is emotioneel van streek en huilt. Hij zegt dat David rechtvaardiger is dan hij (vs. 18). Klinkt goed, nietwaar? Nee! Saul moet nu echt niet over zijn gerechtigheid spreken, maar zich tot God bekeren van zijn boosheid! – Saul weet dat David op een dag op de troon zal zitten en vraagt hem te zweren dat hij zijn nakomelingen zal sparen.
Het is opmerkelijk dat David Saul niet om een eed vraagt; en het is ook veelzeggend dat David na deze ontmoeting naar de vesting op de berg gaat (vs. 23). Het is duidelijk dat David niet gelooft dat Saul de vervolging voorgoed zal staken. En hij heeft gelijk om dat te doen.
Als wij ook mensen tegemoet treden in de geest van genade, hoeven wij daar zeker niet naïef over te doen. We hoeven onszelf geen vriendschap aan te praten waar alleen vijandschap te zien is. Dat mag ons er echter niet van weerhouden vriendelijk te zijn tegen onze vijanden.
Gerrit Setzer; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 25.11.2009.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW