Jakobus 5:14-16:
14. Is iemand onder u ziek? Laat hij de oudsten van de gemeente bij zich roepen en laten zij over hem bidden en <hem> zalven1 met olie in de Naam van de Heer.
15. En het gebed van het geloof zal de zieke behouden en de Heer zal hem oprichten; en als hij zonden gedaan heeft, zal het hem vergeven worden.
16. Belijdt dus elkaar de zonden en bidt voor elkaar, opdat u gezond wordt. Een krachtig2 gebed van een rechtvaardige vermag veel.
Gebeden naar Gods gedachten
Gebed en verhoring houden verband met de gemoedstoestand van degenen voor wie men bidt. “Bidt voor ons”, zegt de apostel Paulus3, “want wij zijn ervan overtuigd dat wij een goed geweten hebben, daar wij in alles goed willen wandelen” (Hebr. 13:18). En in Jesaja 59 vers 1-2 lezen we: “Zie, de hand van de HEERE is niet te kort dat ze niet zou kunnen verlossen, en Zijn oor is niet toegestopt4 dat het niet zou kunnen horen. Maar uw ongerechtigheden maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij u niet hoort”. We twijfelen er geen ogenblik aan, dat God kan genezen en verlossen, maar de persoon voor wie wij bidden, moet daarbij in zo’n toestand zijn, dat Hij het doen kan.
De verhoring hangt ook af van de toestand van degene die bidt: “Een krachtig gebed van een rechtvaardige vermag veel” (Jak. 5:16). “Had ik in mijn hart onrecht op het oog gehad, de Heere zou mij niet hebben gehoord” (Ps. 66:18). “Ik wil dan dat de mannen in elke plaats bidden met opheffing van heilige5 handen, zonder toorn en twist” (1 Tim. 2:8). “… als iemand godvrezend is en Zijn wil doet, die hoort Hij” (Joh. 9:31).
Alleen God kent de toestand van hen die bidden alsook van hen die Hem aanbevolen wordt. Hij handelt naar iedereen in volmaakte wijsheid, volgens Zijn goddelijke kennis en liefde. Wie zijn wij, dat we Hem moeten eisen om te handelen naar onze wensen, precies op het ogenblik wanneer wij dat willen?
Het gebrek aan gemeenschap met God en bijgevolg gebrek aan geestelijk inzicht is de belangrijkste oorzaak van de ineffectiviteit van onze gebeden. Alleen de Heer kon zeggen: “Ik wist wel dat U Mij altijd hoort” (Joh. 11:42). Maar zelfs als we Gods wil met betrekking tot onze verzoeken niet kennen vanwege een gebrek aan geestelijk inzicht en vroomheid, kunnen we nog steeds onze eigen behoeften, evenals die van de broeders en zusters en alle mensen, met gebed, smeking en dankzegging bij Hem brengen (Fil. 4:6). We zullen dan onmiddellijk een antwoord krijgen, dat weliswaar heel anders is dan wat de mensen ons willen leren, namelijk: “… de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en gedachten bewaren in Christus Jezus” (Fil. 4:7). In plaats van verontrust te zijn in afwachting van wat gebeden werd, blijven onze harten in de vrede van God bewaard. Verlost van eigen wil, wachten we op Zijn tussenkomst, wanneer en zoals Hij het goed vindt.
De Schrift bevat talloze aansporingen tot gebed. We willen ze op geen enkel wijze ontkrachten. Men heeft wel gezegd, dat het gebed het onophoudelijke ademen van de nieuwe mens is. En zo riep de apostel tot de Thessalonicenzen: “Bidt onophoudelijk!” (1 Thess. 5:17). Wanneer we de aanwezigheid van de Heer beseffen, drijft alles wat we in deze droevige wereld zien ons ertoe, om onze ziel tot God te verheffen met smeekbeden, gebeden en voorbede. Dat we toch ook deze vermaningen van het Woord steeds beter volgden! – Maar, we herhalen het, we mogen nooit het geloof en het gebed misbruiken om onze wil aan God op te leggen. Degenen die dit doen, negeren het onderwijs van de heilige Schrift.
We weten, dat er veel gebeden zijn die in overeenstemming zijn met het Woord van God. Bijvoorbeeld: “God, … wil6 dat alle mensen behouden worden en de waarheid leren kennen” (1 Tim. 2:4). Het doel is Hem ook beslist welgevallig als we Hem om de redding van zondaars vragen. Ook als het gaat om de verheerlijking van de Heer, om het geestelijk welzijn van de heiligen en hun groei, om het werk van de Heer in de gemeente en om de verkondiging van het evangelie aan de wereld, weten we zeker dat God ons hoort. Maar als het gaat om Zijn regeringswegen in onze persoonlijke omstandigheden, is Zijn besturen vaak verborgen en onverklaarbaar voor ons.
Verricht God vandaag nog wonderkrachten?
Iedereen die vandaag zich op een wonderkracht beroept, verwijst niet alleen naar Jakobus 5 vers 13-18, maar gelooft dat hij deel uitmaakt van de “late regen”, van een uitstorting van de Geest van God, vergelijkbaar met die op Pinksteren. We zien echter uit het boek Handelingen, dat die wonderen niet bedoeld waren voor de gelovigen, maar voor de ongelovigen (Hand. 14:3; 15:12 en ook 1 Kor. 14:22). Ze dienden om de gemeente te stichten, het huis van God op aarde. Voor zover we weten, is Dorkas waarschijnlijk het enige voorbeeld van de ontplooiing van de wonderkracht van de apostelen ten opzichte van een gelovige. Maar dit was een opstanding, geen genezing, en als gevolg daarvan geloofden veel mensen in de Heer (Hand. 9:42). Bovendien gebeurde dit wonder in een tussentoestand, in de vroege stadia van de gemeente van God. De gemeente was net uit het jodendom voortgekomen en de apostel Paulus was er nog niet toe opgewekt om de eenheid van het lichaam van Christus, bestaande uit Joden en heidenen, te openbaren.
Vandaag ligt de tijd van de grondlegging van de “gemeente van God” ver achter ons. Het vereiste een krachtig en indrukwekkend ingrijpen van Zijn kant, zowel onder de verharde Joden, die de goddelijke oorsprong van hun religie aanriepen en zich verzetten tegen het werk van de genade, als ook temidden van de volken, die in de duisternis van afgoderij verzonken waren. Daarentegen leven we vandaag midden in het verval van het christendom, waarin er mensen zijn die de naam van Christus dragen maar de Zoon van God met voeten treden en het bloed van het verbond, waardoor ze van het jodendom en het heidendom werden gescheiden, onheilig achten en de geest van de genade smaden (Hebr. 10:29). De Heilige Geest, die in het christendom meer dan ooit bedroefd wordt, kan niet meer in die mate werkzaam zijn, als wanneer de gemeente trouw was gebleven. Als Hij vandaag wonderen zou verrichten, zoals in het begin, zou Hij de bestaande wanorde, opstand tegen God en ongehoorzaamheid aan het Hoofd van de gemeente, bekrachtigen.
Aan de andere kant blijft de Heilige Geest trouw aan Zijn opdracht en houdt Hij zich voortdurend bezig met de gelovigen. Hij is de Zaakwaarnemer, de Trooster, die de Heer hen heeft gezonden voor de tijd van Zijn afwezigheid. Tot de wederkomst van Christus houdt Hij ons hart bezig met Hem. Hij is de trouwe Eliëzer, die de bruid naar het land van de hemelse Erfgenaam leidt. Hij wekt steeds weer dienstknechten op voor het werk van evangelisatie en tot opbouw van het lichaam van Christus. De bronnen die de Geest gebruikt zijn vandaag nog net zo ongeschonden en fris als in het begin, maar ze worden minder opgemerkt. Men houdt zich zeer bezig met datgene wat mensen in de schijnwerpers zet. Onder de werkzaamheid van deze Geest kunnen christenen ook vandaag nog steeds volharden “in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in de breking van het brood en in de gebeden” (Hand. 2:42). Hij stelt hen nog steeds in staat om “de eenheid van de Geest te bewaren in de band van vrede” (Ef. 4:3) en het Woord te gehoorzamen door te blijven in wat de Schrift leert. We hebben de bijstand van de Heilige Geest voor al deze dingen. Maar Hij kan de wanorde en de ongehoorzaamheid in het christendom onmogelijk erkennen/belonen door wonderwerken.
Het is een kenmerk van de eindtijd, de boze dagen, waarin we aangekomen zijn, dat er veel wordt gesproken over wonderkrachten, maar heel weinig over gehoorzaamheid aan het Woord van God. Handelen niet steeds meer gelovigen volgens het principe: “Ieder deed wat juist was in zijn ogen”7? Wie echter de kennis, die voortkomt uit het eenvoudig geloof in het Woord van God, verworpen heeft, is geneigd zich te openen voor een vreemde, verdachte macht, die niets gemeen heeft met de Geest van God. Deze door mensen bewonderde macht, zal later in de “mens van de zonde8” (2 Thess. 2:3) haar hoogtepunt bereiken. Aan degenen die zich naar bovennatuurlijke krachten uitstrekken, stelt satan als vervanging van de Heilige Geest zijn macht ter beschikking. De sluwe vijand mist nooit een kans om zijn sinistere kunsten aan te bevelen en deze met de naam van de Heilige Geest te tooien. Men hoeft niet bijzonder scherpziend te zijn om daarin de voorloper van de “werking van de dwaling” te herkennen, die in 2 Thessalonicenzen 2 vers 9 wordt genoemd. Deze zal zich volledig ontvouwen zodra de gemeente is opgenomen. Het trekt nu al een groot aantal zielen in zijn webben, zoals een spin zijn slachtoffers.
Om de listen van de vijand, de bewerker van al deze onschriftuurlijke bewegingen in het christendom, die uiteindelijk tot totale afval zullen leiden, te vermijden, moeten we des te eenvoudiger afhankelijk blijven van het Woord van God. Dat houdt ons met Christus bezig en niet met onszelf. Er is voor de christen geen plaats in deze wereld behalve die van een getuige van de verworpen en verachte Heiland. Laten we tot Zijn nabije komst vooruitgang boeken in alles wat Hem behaagt, door wat we door Zijn Woord als Zijn wil herkennen, in de praktijk te brengen.
Voor het welzijn van allen die Hem nederig willen gehoorzamen, heeft God een antwoord op het verheven gebed van Zijn Zoon, dat in de nacht waarin Hij werd overgeleverd naar Hem opsteeg: “Heilig hen door9 de waarheid: Uw woord is [de] waarheid” (Joh. 17:17).
Slot.
Samuël Prod’hom; © www.haltefest.ch
Jaargang: 1959 – Bladzij: 33.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW