Openbaring 5
Zij zien hun Verlosser in heerlijkheid
In volmaakte toestand, waarin het werk van Christus hen heeft geplaatst, beschouwen de verheerlijkte heiligen God in Zijn eeuwigheid, in Zijn onveranderlijk wezen, in Zijn macht en Zijn heiligheid, God als Schepper en Almachtige Heerser – en zij aanbidden Hem, in volmaakte toestand, waarin het werk van Christus hen heeft geplaatst (zie Openb. 4).
Een andere Persoon wordt aan hen voorgesteld (zie Openbaring 5). Het is de Verlosser Zelf, die hen in de heerlijkheid ingevoerd heeft. Zij kennen Hem als Degene die alle rechten bezit. We hebben al aangegeven, dat de heiligen in de hemel een volmaakt begrip hebben van de Goddelijke dingen.
Reeds op deze aarde is het ons voorrecht te weten, wat van Christus is en wat de Geest ons over Hem meedeelt (Joh. 16:14). We moeten groeien in deze kennis. Maar hoe zwak is onze waardering voor de waarheid, hoe traag onze groei, hoeveel vooroordelen, vleselijke gedachten en voorbarige aannames, hoeveel conclusies verhinderen en verzwakken ons gevoel voor en ons begrijpen van de Goddelijke dingen!
Boven in het zuivere licht, dat nooit verduisterd wordt door de schaduwen van de aarde, zien we alles zonder sluier, erkennen alles zonder dwalen, met een inzicht dat door niets aards meer verstoord wordt en dat in een geestelijk lichaam woont, een volmaakt instrument om zulk begrijpen te dienen. Ons hart, onze genegenheid, zal ook worden gevoed door de Goddelijke aantrekkingskracht, die alleen waardig is om ons aan te trekken en in staat is om ons te bevredigen. Hij zal voor ons schijnen in al de pracht van Zijn hemelse schoonheid. Daar zal geen afgunst, geen egoïsme, geen jaloezie meer zijn. Een en dezelfde gedachte, een en dezelfde liefde zal alle harten, die door de aanwezigheid van de Heer in verrukking zijn, vervullen.
De heiligen zien God niet alleen als Schepper en almachtige en soevereine Rechter, maar zien Hem nu ook als Verlosser. Wanneer de sterke engel met luide stem roept: “Wie is waard het boek te openen en zijn zegels te verbreken?” (Openb. 5:2). De profeet Johannes ziet niemand, noch in de hemel, noch op aarde, noch onder de aarde, die het boek kon openen en de inhoud lezen kon. Hij bevindt zich daar in al de zwakheid van zijn menselijke bevattingsvermogen.
Maar de oudsten, de verheerlijkte heiligen, hebben kennis en begrip van de gedachten van God. Zij weten Wie het is, die na deze gedachten de eer is voorbehouden om de raadsbesluiten van God betreffende de wereld en hernieuwde betrekkingen met Israël te openbaren. De gemeente is boven met de verheerlijkte heiligen van de oude bedeling, en God hervat Zijn wegen met Israël op aarde. Hij vergeet Zijn uitverkoren volk niet en heeft hen niet voor altijd verworpen; want Zijn genadegaven en roeping zijn onberouwelijk (Rom. 11:29). De oudsten weten, dat Hij die hen in Zijn bloed gewassen heeft, om hen in de hemel en in de tegenwoordigheid van God te kunnen leiden, ook de leeuw uit de stam van Juda en de wortel van David is, en dat Hij door Zijn overwinning het recht verworven heeft om de zegels te openen (Openb. 5:5). Zij kennen alle hemelse en aardse heerlijkheden van de Verlosser. En deze verheerlijkte heiligen, die deze kennis van de gedachten van God en dit inzicht in de heerlijkheden van Christus hebben, die hun zielen vervullen, deze heiligen zijn wij, geliefde christelijke lezers, wanneer Christus ons tot Zich opgenomen heeft.
Wat een gelukzaligheid! In de ijdele gedachten van hun hart stellen sommigen zich van alles van de hemel voor. Is de kennis en aanwezigheid van God en Christus niet voldoende, om de oneindig uitgebreide horizon van onze zielen voor altijd te vullen? Hebben we dáár niet alles, wat we voor de eeuwigheid nodig hebben?
De heiligen weten ook, dat de leeuw uit de stam van Juda door de dood heeft gezegevierd. Hij verschijnt temidden van de troon en de hemelse legers als het Lam als geslacht. In Hem, die de hoogste plaats bekleedt en met heerlijkheid gekroond is, die de volkomen macht en kennis heeft om het universum te regeren, beschouwen de heiligen de Messias die verworpen was en aan de dood overgeleverd werd. Het is deze aanbiddelijke Persoon, die Johannes de Doper aan zijn discipelen toonde toen hij zei: “Zie, het Lam van God” (zie Joh. 1:29,36).
De verheerlijkte heiligen kennen Hem als hun Heiland hier op aarde. Door het geloof sloten ze zich bij Hem aan en volgden Hem na, doordat ook zij hun kruis droegen. Nu zien ze Hem in de heerlijkheid. Maar het is nog steeds dezelfde Jezus. In de hemel opgenomen, draagt Hij de sporen van Zijn lijden, Hij die de Zijnen liefhad en Zichzelf voor hen overgegeven heeft. Zij zijn met Hem in de heerlijkheid verbonden voor de heerschappij, die Hij in handen nemen zal. Maar ze vergeten niet, Wie het is, die hen heeft gekocht en tegen welke prijs Hij hen bij Zich hebben kan.
Zij aanbidden en prijzen, en tegelijkertijd offeren ze als priesters voor anderen; want zolang ze in de hemel zijn, zijn er heiligen die op de aarde lijden. Hun harten hebben diepe belangstelling voor hen. Ze hebben ook geleden en hebben medelijden met degenen, die nog steeds lijden. De schalen met reukwerk die ze aanbieden, zijn gevuld met de gebeden van de heiligen. Vroeger op de aarde baden ze voor alle heiligen, nu brengen ze Hem in de hemel de gebeden van de heiligen op de aarde. Ja, onze harten zullen niet koud zijn en in de heerlijkheid niet werkeloos zijn. We zullen in alles met onze dierbare Heiland verbonden zijn. Alles aangaande Zijn heiligen op de aarde, Zijn heerlijkheid en Zijn heerschappij, zal ons interesseren.
Wat een vooruitzicht, geliefde broeders en zusters! We zullen Hem zien, die ons liefheeft. Met Hem verenigd, zullen we de hernieuwde ontvouwing van Zijn macht en van Zijn genade ten opzichte van andere heiligen roemen, die met Zijn bloed voor God gekocht heeft uit elke geslacht en taal en volk en natie, opdat ook zij koningen en priesters zouden kunnen zijn, zoals wij met Christus verenigd, om over de aarde te regeren (Openb. 5:10).
Het doel dat het Lam voor ogen had, toen Hij Zichzelf offerde, was de verheerlijking van God, de vervulling van Zijn raadsbesluiten. Daarom heeft God Hem ook verheerlijkt. Zijn lijden heeft Hem tot heerlijkheid geleid, en Zijn heerlijkheid brengt Zijn lijden tot uitdrukking. We zullen deze heerlijkheid zien en begrijpen, waarom Hij daarmee bekleed werd. Overgebracht naar de eerste rang van het koor van de hele schepping, die Hem zal toejuichen, zullen wij, de eerstelingen van Zijn schepselen, het goddelijke Lam loven en prijzen.
Dat zal ons deel in de hemel zijn, wanneer de belofte van Christus vervuld zal zijn – het deel van hen die door Hem verlost zijn, met Hem zijn opgestaan en met Hem verheerlijkt zijn.
Uit: <<Messager Evangélique>>
Jaargang: 1976 – Bladzijde: 159.
Geplaatst in: Christendom, Toekomst
© Frisse Wateren, FW