2 weken geleden

Het boek Jozua (32)

De steden van de Levieten

Bijbelgedeelte: Jozua 21

 

“Opgevaren naar [de] hoge heeft Hij … <en> heeft de mensen gaven gegeven … anderen als … en leraars” (Ef. 4:8–11).

De Levieten hadden geen erfdeel in Kanaän zoals de andere stammen en nadat de toevluchtssteden (vrijsteden) door de Heer waren vastgesteld, kwamen ze naar de hogepriester Eleazar en naar Jozua in Silo en claimden de steden en weidegronden die hun overeenkomstig het gebod aan de stammen uit hun erfdeel waren toegewezen.

De loten van de families van de Levieten vielen zo, dat de zonen van de priester Aäron hun steden kregen uit het gebied van Juda, waar ook Simeon een erfenis van had gekregen, en uit het gebied van Benjamin. Zo zorgde de hand van de Heer ervoor, dat de families van de priesters zich vestigden in de gebieden rond de koninklijke stad Jeruzalem. Elk detail van de inbezitneming van het erfdeel van Israël volgt een Goddelijk patroon, en Goddelijke ordening en schoonheid drukken hun stempel op het erfdeel van heel Israël.

Er lag ook een Goddelijke bedoeling in het aantal steden, dat aan de Levieten toeviel “te midden van het bezit van de Israëlieten” (vs. 41) – 48 steden (4 x 12). Het getal 12 komt veelvuldig voor in Gods omgang met Israël en duidt op bestuur in Zijn koninkrijk; Het getal 4 komt in de hele Bijbel voor, van Genesis tot Openbaring, en staat symbool voor volledigheid. Deze steden, toegewezen aan de Levieten en verspreid over Israëls erfenis, geven dus aan dat alles in het land definitief was geregeld en dat God had voorzien in de volledige uitvoering van Zijn woord in het bezit dat Hij aan Israël had gegeven.

De Levieten hadden de grote verantwoordelijkheid en het grote voorrecht om Israël de wet van de Heer te onderwijzen. “Zij zullen Jakob Uw bepalingen leren en Israël Uw wet” (Deut. 33:10). Op de dag van de zegen van Israël, die nog moet komen, verklaart de Heer over Levi: “Zij moeten Mijn volk het onderscheid leren tussen heilig en onheilig, en hun het onderscheid laten weten tussen onrein en rein. Bij een rechtszaak moeten zíj optreden om recht te doen. Overeenkomstig Mijn bepalingen moeten zij die voeren …” (Ezech. 44:23-24). “Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk” (Rom. 11:29), en Hij zal het heerlijke plan, dat Hij aan de vaderen heeft beloofd, tot stand brengen en Zijn woord in het land Kanaän bevestigen.

De Levieten werden afgezonderd van de rest van Israël voor de dienst in het heiligdom en de studie van het Woord van God. En wanneer zij na hun lessen opgingen om deel te nemen aan de eredienst voor God en daarna terugkeerden naar hun steden na hun heilige dienst, werd heel Israël herinnerd aan de Heer, Wiens wolk de tent in Silo overschaduwde.

Zo trof God door de uiteindelijke regeling van het bezit in het beloofde land voorzieningen voor het behoud van de kennis van Zijn Woord onder Zijn volk; Zonder deze plicht zou hun voorspoed onvermijdelijk afnemen, want zonder gehoorzaamheid aan het Woord van God zouden zij hun voorrechten verspelen.

Op de bergen Ebal en Gerizim plaatste God het volk Israël in het land, in gehoorzaamheid aan de plechtige woorden van Zijn wet. Op die dag werd Israël formeel eigenaar van hun erfenis; en nu, nadat het hele land onder hen was verdeeld, was de bekroning de verdeling van de Levieten in het land, aan wie de zorg voor het Woord van God in Israël was toevertrouwd. De eerste en de laatste handeling die met de inname van het land gepaard ging, hadden dus betrekking op de wet. De Levieten kregen de opdracht om Israël het Woord van de Heer te onderwijzen. De voorspoed van Israël was van begin tot eind afhankelijk van hun gehoorzaamheid aan dit Woord. De verantwoordelijke positie van de Levieten is overduidelijk, net als die van de dienaren van God, die Hij vandaag de dag heeft aangesteld om Zijn volk te onderwijzen.

 

H. Forbes Witherby; © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 15.01.2014

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW