8 jaar geleden

Herders gezocht

Handelingen 20 vers 20

Handelingen 20 vers 20: “Hoe ik van wat nuttig was niets heb nagelaten u te verkondigen en te leren in het openbaar en in de huizen”.

Deze uitdrukking “in het openbaar en in de huizen” bevindt zich in de afscheidsrede van Paulus aan de oudsten van Efeze, zoals opgetekend in Handelingen 20. Het is een zeer veelzeggende uitdrukking. Het benadrukt sterk de nauwe band tussen het werk van de leraar en die van de herder: “Ik heb van wat nuttig was niets nagelaten”, zegt de apostel, “u te verkondigen en te leren in het openbaar en in de huizen” (Hand. 20:20).

Paulus zelf was niet alleen een apostel. In hem combineerden zich op een unieke manier de evangelist, de herder en de leraar. De laatste twee zijn zeer nauw met elkaar verbonden, zoals we zien in Efeze 4 vers 11. Het is belangrijk om dit verband te begrijpen en in gedachten te houden. De leraar ontvouwt de waarheid; de herder past het toe. De leraar helpt te begrijpen; de herder houdt zich met de toestand van het hart bezig. De leraar geeft geestelijk voedsel; de herder zorgt ervoor dat er nuttig gebruik van wordt gemaakt. De leraar is meer bezig met het Woord; de herder bekommert zich meer om de zielen. Het werk van de leraar is meestal publiek, dat van de herder vooral persoonlijk. Als beide zich in één persoon combineren, verleent de bijzondere bekwaamheid voor het onderwijs de herder een verhoogde morele kracht, en het element van de herder geeft de leraar een liefdevolle tederheid.

We moeten de herders niet verwisselen met een oudste of opziener. Er is een groot verschil tussen die twee. Oudsten en opzieners zijn vaak dezelfde, maar de herder mag niet met een van hen verwisseld worden. De dienst van oudsten is een lokale taak; een herder te zijn is een genadegave. We vinden niets over oudsten of opzieners in 1 Korinthe 12 en 14 of Efeze 4, terwijl we in deze teksten een gedetailleerd verslag van de gaven hebben. We moeten zorgvuldig onderscheid maken tussen gave en de lokale taak. De dienst van de oudsten of opziener is, om leiding te geven en toezicht uit te oefenen. Leraars en herders voeden en bouwen op. Een oudste kan een leraar of herder zijn, maar hij moet beide van elkaar scheiden. Beide zijden rusten op geheel andere grondslagen en mogen niet met elkaar worden vermengd.

Het onderwerp van dit korte artikel is niet een verhandeling over dienst of een gedetailleerd overzicht van het verschil tussen de geestelijke genadegave en lokale taak. Het gaat over het buitengewone belang van de gave van een herder in de gemeente van God, opdat we de Heer, het grote Hoofd van de gemeente, ernstig bidden dat Hij deze kostbare gave opnieuw vermeerderd in ons midden schenkt. Van Zijn kant is er geen beperking voor ons. De rijkdom van het geestelijk leven is onuitputtelijk, en Christus, onze Heer heeft Zijn gemeente lief en heeft er vreugde in om Zijn lichaam te voeden en te onderhouden en aan elke behoefte uit Zijn onbegrensde rijkdom te voldoen.

Wie werkelijk weet wat herderlijke dienst is en wie zich bewust is van de werkelijke toestand van de gemeente, kan niet loochenen, dat in de gehele gemeente van God een dringende behoefte aan herderlijke [1] zorg is. Hoe zeldzaam is de ware geestelijke herder! Het is gemakkelijk, als “pastor” (d.w.z. “herder”) een dergelijke titel te dragen en aanspraak te maken op het ambt. In feite is herderlijke dienst een titel noch een ambt, maar een levende werkelijkheid, een gave van God, die door het Hoofd van de gemeente gegeven wordt tot groei en zegen van Zijn leden. Een echte herder is niet alleen een echte geestelijke gave, maar hij wordt gedreven door de toegenegenheid van het hart van Christus Zelf voor elk lam en schaap van Zijn kudde, dat door Zijn bloed gekocht is.

Wederom: Elk lam en schaap in de buurt gaat Hem ter harte. De echte herder is over de hele wereld herder. Hij heeft een hart, een bericht, een dienst voor elk lid van het lichaam van Christus. Het is anders met de oudste of opziener. Zijn taak is beperkt tot de plaats waar de Heer hem heeft gesteld. Het werkgebied van de herder echter is de hele gemeente van God, zoals het terrein van de evangelist de wijde wereld is. Of het nu is in New York, in Parijs of in Berlijn – een herder is een herder, en hij heeft overal zijn gezegende arbeid. Een herder die als pastor aan een bepaalde groep verplicht is, waarin hij tegelijk de activiteiten van een evangelist en leraar en oudste of opziener moet uitvoeren, is iets, wat de leer van het Nieuwe Testament niet kent.

Maar hoe weinig echte herders zijn er in ons midden! Hoe zeldzaam is de gave van herder, het herderlijk hart. Waar vinden we zulken, die de twee grote en belangrijke elementen verbinden, die de titel bevat: “in het openbaar en in de huizen”? Iemand kan op een zondag een korte toespraak houden of een lezing op een dag in de week; maar waar blijft de andere kant van de zaak, de dienst “in de huizen”? Waar is de zorgvuldige, ernstige, liefdevolle zorg voor de individuele zielen – dag na dag? Het gebeurt vaak dat het openlijke onderwijs over de hoofden heen gaat. Het onderwijs “in de huizen” echter zal zeker het hart bereiken. Hoe vaak wordt iets wat publiekelijk gezegd is, helemaal verkeerd begrepen en verkeerd toegepast, totdat het liefdevolle herderlijk bezoek in de week de ware betekenis en de juiste toepassing  brengt.

Maar dat is nog niet alles. Er is veel binnen het bereik van de herders, wat de publieke leraar nooit opnemen kan. Ongetwijfeld is de openbare dienst uiterst belangrijk. Ik wou dat we er veel meer van hadden. Het werk van de leraar is van onschatbare waarde, en als het met de diepe en tedere genegenheid van een herderlijk hart gedaan wordt, kan het inderdaad aan veel behoeften van de zielen tegemoet komen. Maar de liefdevolle herder die bedachtzaam, met gebed en getrouwheid van huis tot huis gaat, kan deelnemen aan de diepe oefeningen van de ziel, de zorgen van het hart, de dringende kwesties, de last van het geweten. In het diepe medeleven van zijn hart, kan hij op talloze kleine omstandigheden en zorgen ingaan. Hij kan voor de troon der genade neerknielen met de beproefde, met de gebrokene van hart en met de treurenden, en samen kunnen ze hun hart uitstorten en troost van de God van alle genade en de Vader der barmhartigheden ervaren.

Dat kan de publieke leraar niet doen. Als er iets van een herder in hem is, zoals we al hebben gezegd, dan kan hij zeker in zijn openbare toespraken veel inspelen op de persoonlijke oefeningen, zorgen en problemen. Toch kan hij niet volledig ingaan op de specifieke behoeften van individuen. Dit is het heilige werk van de herder. Men zou kunnen zeggen dat de herder voor de ziel dat is, wat de arts voor het lichaam is. Hij moet zowel de ziekte alsook het geneesmiddel kennen. Hij moet in staat zijn om het probleem te herkennen. Hij moet de geestelijke toestand kunnen beoordelen, en het juiste geneesmiddel toepassen.

Hoe weinig van zulke herders zijn er! Het is één ding om deze titel te dragen, en een andere om dat werk te doen. Laten we ernstig en in geloof God vragen om dergelijke voorgangers onder ons te verwekken. Hoe zeer hebben we hen nog nodig! De schapen van Christus hebben gebrek aan voedsel en zorg. We zijn zo druk met onze eigen zaken, dat we geen tijd hebben naar de geliefde kudde van Christus om te zien. Hoe weinig liefdevolle bezoeken van herders, hoe zeldzaam zorgzame vragen naar het innerlijk of lichamelijk welzijn zijn er toch tijdens de week. Er lijkt geen tijd voor te zijn. Al die tijd wordt verbruikt door onze bezigheden voor onszelf en onze gezinnen. Het is het oude trieste verhaal: “Allen zoeken hun eigen [belang], niet dat van Jezus Christus”.

Hoe anders was het bij de gezegende apostel. Hij vond ook tijd om tenten te maken, maar ook om “te leren, in het openbaar en in de huizen”. Hij was niet alleen de grote evangelist, die continenten doorreisde en mensen naar de Heer leidde, zodat een groot aantal gemeenten ontstond, maar hij was ook de liefhebbende herder, de liefhebbende “verpleger”, de behendige geestelijke “arts”. Hij had een hart voor Christus en voor Zijn lichaam, de gemeente, en voor elk lid van dit lichaam. Hier is het ware geheim! Het is wonderbaar, wat een liefdevol hart bewerken kan. Als ik echt de gemeente liefheb, zal ik naar haar zegen en haar groei verlangen. En ik zal mijn vaardigheden proberen in te zetten om haar op te bouwen.

Moge de Heer in het midden van Zijn volk nog herders en leraars geven naar Zijn hart – mensen, die met de Geest vervuld zijn, en gedreven worden door oprechte liefde voor Zijn gemeente; mensen die in staat en bereid zijn te leren, “in het openbaar en in de huizen”. *

NOTEN VERTALER FW:
1. Bij herderlijke zorg moeten we denken aan pastorale zorg, een term die meer gangbaar is in de christenheid. Echter deze term verraadt, dat men dan veelal alleen denkt aan een pastor, een predikant die een herderlijke dienst doet.

 

* Opmerkingen vertaler: 1. Geve de Heer ook “open huizen” voor hen die herderlijke zorg willen uitoefenen. Laten we ook bidden, dat er vanwege het gebrek aan herderlijke zorg geen bitterheid ontstaat; dat onze huizen openstaan voor de herders die er nog wel zijn alsmede dat wij állen zorg voor elkaar hebben. Dat wij dat niet overlaten aan door ons uitgekozen “herders”, hetzij in gedachten of in de praktijk.

2. Het is wel opmerkelijk dat in de 19e eeuw dit ‘gebrek’ aan herders al aan de orde was. Dat het onder de kinderen van God sindsdien beter is geworden, moeten we uiteraard ten zeerste betwijfelen. De achteruitgang (verval) is zeker niet tot stilstand gekomen maar zich helaas veel verder ontwikkeld. Niettemin geldt de oproep “herders gezocht” uiteraard vandaag evenzo goed als in de dagen toen dit artikel geschreven werd. Vandaar ook deze publicatie.

 

Charles Henry Mackintosh, © SoundWords

Uit: Botschafter des Heils in Christo, Jahrgang 1890, S. 17-23
von der Redaktion sprachlich leicht bearbeitet
Laatste actualisering: 11.10.2016
Vertaling naar het Nederlands: R. Mol, Frisse Wateren

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW