“Werpt dus uw vrijmoedigheid niet weg, die een grote beloning heeft”.
De Hebreeërs moesten door veel verdrukkingen gaan, waardoor zij gevaar liepen moe en krachteloos te worden. Lijdt iemand om wille van de Heer, zo mag hij er zeker van zijn dat God hem door de moeilijkheden heen zal heen helpen. We zien dit bijvoorbeeld bij Jozef. Daar lezen we: “De HEERE was met Jozef” (zie: Gen. 39:2,21; Hand. 7:9). Zo moeten ook de Hebreeërs volharden en hun vrijmoedigheid niet wegwerpen (in de grondtekst betekent het woord “vast vertrouwen” ook “vrijmoedigheid”).
Hadden de Hebreeërs Christus niet gekend, dan zou veel lijden hen gespaard zijn gebleven. Maar omdat zij van Hem getuigden kwam zulk een vloed van lijden over hen heen. De apostel bemoedigt hen daarom hun vrijmoedigheid niet weg te werpen omdat zij een grote beloning heeft. Wordt ze weggeworpen dan gaat de beloning verloren en ook het getuigenis voor Christus. Wordt daarentegen de vrijmoedigheid bewaard en de smaad niet geacht, dan neemt de moed toe. Op aarde bestaat de beloning daaruit dat wij God aan onze zijde hebben maar zullen ook in de heerlijkheid onze beloning vinden.
Laat ons daarom niet moe worden in het getuigenis voor Hem, hoe donker het ook worden mag. Evenwel moet de drijfveer niet de beloning zijn maar de liefde tot onze Heer Die het om ons welzijn verdiend heeft. Wanneer Hij ondanks dat een beloning in het vooruitzicht stelt, laat ons dan Zijn wonderbare genade erkennen.
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW