18 jaar geleden

Handelingen van de apostelen (I)

In een korte bijbelstudiereeks beginnen we hier met no. 5. De andere zullen zo de Heer wil later verschijnen. Als u wilt, mag u de antwoorden op de vragen die in deze bijbelstudies voorkomen – of die bij u zelf opkomen – ook mailen naar Frisse Wateren. Zij zijn zeer welkom en worden discreet beantwoord! Mailadres: frissewateren@ctmax.nl. In de vier evangeliën gaat het om het leven en de werken van de Heer Jezus hier op aarde – tot Zijn dood, Zijn begrafenis, Zijn opstanding en Zijn hemelvaart. In Handelingen gaat het er om hoe de verheerlijkte en de in de hemel tronende Christus door de Heilige Geest Zijn getuigenis op deze aarde laat voortzetten.

“Maar u zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt, en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judéa en Samaría en tot aan het einde van de aarde” (Handelingen 1:8).

De titel die aan dit vijfde bijbelboek van het Nieuwe Testament gegeven werd, brengt een beetje verwarring – het is ook niet geïnspireerd. Weliswaar is het waar, dat in dit boek de daden van de apostelen zijn opgeschreven. Maar precies genomen gaat het om de daden van de Heilige Geest. Daartoe gebruikt Hij, wie Hij wil (vergelijk 1 Korinthe 12:11). En in de begintijd van het Christendom, dat in de Handelingen beschreven wordt, zijn het in het bijzonder Petrus, Stéfanus, Filippus, Paulus en Barnabas, die de Geest van God als getuigen van de Jezus inzet en noemt.

Hij begint in het klein – in Jeruzalem (hoofdstuk 1). Dan wordt het “invloedsterrein” geleidelijk aan naar heel Judéa (hoofdstuk 2-7), naar Samaría (hoofdstuk 8) en tot aan het einde “van de aarde” (vergelijk Jesaja 49:6) uitgebreid – heel concreet is het arbeidsterrein van Paulus Klein-Azië en Europa (hoofdstuk 9:28)1.

De Handelingen van de Apostelen schildert ons de daden van de Heilige Geest

De schrijver Lukas

Aan wie heeft de Geest van God het opschrijven van Zijn daden opgedragen? Net als bij de evangeliën blijft ook in Handelingen de auteur anoniem. Dat betekent echter niet dat wij hem niet kennen. Zowel het inleidende vers als ook het eerste gedeelte maakt duidelijk, dat het om de schrijver gaan moet, die ook het derde evangelie geschreven heeft – dus Lukas. Want het begin van Handelingen houdt direct verband met het Lukas-evangelie.

Lukas 1:1-5: “Aangezien velen ondernomen hebben een verhaal op te stellen over de zaken die zich onder ons voltrokken hebben, … heeft het ook mij goed gedacht, na alles van voren af aan nauwkeurig onderzocht te hebben, het in geregelde orde aan u te schrijven, hoogedele Theófilus, opdat u de zekerheid kent van de dingen waarin u bent onderwezen”.

Handelingen 1:1: “Het eerste boek heb ik gemaakt, Theófilus, over alles wat Jezus is begonnen zowel te doen als te leren …”.

Lukas wordt al zeer vroeg als schrijver van dit boek erkend. Hij was niet een van de twaalf discipelen van de Heer, maar een reisgenoot van de apostel Paulus. Hij noemt zichzelf op geen enkele plaats in Handelingen met zijn naam. Maar het is interessant dat vanaf hoofdstuk 16:10 altijd weer van “wij” sprake is (21:1,5; 27:1; 28:1). Dat laat zien dat hij officieel op de tweede zendingsreis van Paulus, waarvan we in de hoofdstukken 15:35-18:22 lezen, zijn begeleider geworden is – en dat ook bleef.

We lezen op drie plaatsen in het Nieuwe Testament over Lukas: Hij was arts (Kolosse 4:14) en kennelijk geen Jood1. Daarmee is hij met Job warschijnlijk de enige schrijver in de Bijbel, die geen Israëliet was. Paulus waardeerde Lukas (Filémon :24). Daarom noemt hij hem op een plaats de “geliefde” arts (Kolosse 4:14). Blijkbaar is Lukas van nature zeer meelevend. Hij bleef ook tot op het eind bij Paulus – vermoedelijk tot aan zijn martelaarsdood.

De indeling van de Handelingen der apostelen

Er zijn meerdere mogelijkheden dit bijbelboek in te delen. Enerzijds kan men de bovengenoemde gedachten volgen, door de verbreiding van het evangelie als grondslag van de indeling te kiezen. Een tweede mogelijkheid is van de handelende personen uit te gaan. Dan vinden we in de eerste 12 hoofdstukken vooral de dienst van de apostel Petrus, en in de hoofdstukken 13-28 op een bijzondere wijze de dienst van de apostel Paulus.

Een verdere mogelijke indeling zou er zo uit kunnen zien:

  1. Hoofdstuk 1-7: Jeruzalem, het religieuze centrum met de arbeider Petrus, Jakobus, Johannes en Stéfanus. Het (voorlopig) laatste aanbod van de genade aan het volk der joden wordt door hen door middel van de steniging van Stéfanus afgewezen.
  2. Hoofdstuk 8-12: Saulus wordt uit de religieuze wereld geroepen maar Petrus en zijn dienst blijft nog op de voorgrond én Jeruzalem het centrum, vanwaar de dienst uitgaat.
  3. Hoofdstuk 13-21: Het werk van Paulus onder de heidenen, met inbegrip van zijn drie zendingsreizen. Intussen is Antiochië het uitgangspunt van het werk.
  4. Hoofdstuk 22-28: Paulus als gevangene – zijn reis van Jeruzalem naar Rome tot de keizer.

Geschiedkundige beschrijving van leerstellig belangrijke waarheden

In de Handelingen wordt een reeks belangrijke gebeurtenissen en feiten genoemd, zonder dat haar leerstellige betekenis specifiek verdiept wordt. Dat gebeurt later in de Brieven – in het bijzonder door Paulus. Het is in dit verband belangrijk te verstaan, dat de Handelingen een overgangsperiode is. Het door God ingestelde jodendom wordt – in ieder geval voor een tijd – terzijde gesteld, om plaats te maken voor het Christendom. Daarmee wordt de tijd, die door de wet gekenmerkt werd, door een tijdsperiode afgelost, waarvan het wezenlijke kenmerk de genade is. Deze verandering vond weliswaar abrupt plaats. Toch laat God in Zijn barmhartigheid toe, dat Zijn volk en Zijn dienstknechten voor een zekere tijd de kenmerken van het jodendom nog niet terzijde stellen. We vinden de apostel Paulus steeds weer in de synagoge. Ook houdt hij en anderen nog aan bepaalde joodse gebruiken vast.

Daarom moet men niet in de fout vervallen, door bepaalde bijzonderheden van de Handelingen tot leerstellige hoekpilaren van het Christendom te maken, wanneer zij niet haar leerstellige grondslag in de Brieven vinden.

Hierna zullen enkele belangrijke gebeurtenissen en voorbeelden genoemd worden, die in de Brieven van Paulus, Petrus en Johannes nader toegelicht worden.

• De komst van de Heilige Geest:

In hoofdstuk 2 wordt ons uitvoerig de komst van de Hielige Geest en de tekenen geschilderd, die met deze komst verbonden waren. Op elke afzonderlijke apostel, die in een huis vergaderd waren, kwam de Heilige Geest, en er vertoonden zich aan hen verdeelde tongen als van vuur, die zich op ieder van de aanwezigen zette. Tegelijk werd echter ook het gehele huis door de Geest van God vervuld. Later, in de brieven van Paulus (bijvoorbeeld 1 Korinthe 3:16; 6:19; 12:13) lezen wij, dat de Heilige Geest zowel in iedere gelovige persoonlijk als ook in de vergadering (gemeente, kerk), als geheel woont. En deze Geest van God werkt door Zijn dienaars en in hen tot welzijn van de vergadering en de mensen.

• Het spreken in talen en het verrichten van wonderen:

In een reeks van gebeurtenissen verrrichten de apostelen wonderen en spreken in talen: bijvoorbeeld 2:5-13; 3:1-10; 9:32-43; 14:8-18; 28:1-6. Uit de 1e Korinthebrief (hoofdstuk 12-14) weten wij, dat in de kracht van de Heilige Geest in talen gesproken werd en wonderen gedaan werden – het gaat dus om een gave van de Heer. Het is een teken voor ongelovigen (1 Korinthe 14:22), niet voor gelovigen. Deze gave is vanzelf opgehouden (1 Korinthe 13:8), en was al ten tijde, toen de Hebreeënbrief geschreven werd, verleden tijd (Hebreeën 2:4).

• De vergadering (gemeente, kerk):

Daaronder verstaat de Schrift alle mensen, die tussen Pinksteren en de wederkomst van de Heer Jezus Hem als hun persoonlijke Redder aangenomen hebben (vergelijk Handelingen 20:28; Efeze 5:25)3. Zij is op de Pinksterdag (Handelingen 2) ontstaan toen de Heilige Geest op deze aarde kwam en de gelovigen tot één lichaam doopte (1 Korinthe 12:13).

We vinden in het verloop van de Handelingen een soort vroege kerkgeschiedenis – de enige overigens, die geïnspireerd is. Maar de leer over de vergadering (gemeente) vinden we niet in dit Boek, maar in de Efeze- en de Kolossebrief als ook in de 1e Korinthebrief.

• Het gedachtenismaal (of avondmaal):

In hoofdstuk 2:42 lezen we dat voor de eerste maal, dat de toenmalige brusters [= broeders en zusters – vertaler FW] regelmatig het brood braken. Deze plechtige handeling vinden we dan steeds weer – in het bijzonder heeft het er de schijn van, dat de apostel Paulus herhaaldelijk aan een bepaalde plaats voor enkele dagen bleef, om daar aan het gedachtenismaal van de Heer deel te kunnen nemen (vergelijk bijvoorbeeld Handelingen 20:6-7; 21:4). De betekenis van het gedachtenismaall vinden we later in 1 Korinthe 11 en 10 verklaard.

• De doop:

We vinden in het verloop van de Handelingen steeds weer, dat afzonderlijke personen en huizen (dat zijn familieleden en knechten) gedoopt worden (bijvoorbeeld hoofdstuk 2:37-41; 8:12; 10:48; 16:15,33-34). De betekenis van de doop – onder andere, dat wij ons door haar met de gestorven en begraven Christus éénmaken – vinden we echter pas in de Brieven (onder andere Romeinen 6:3-4; Galaten 3:27; 1 Petrus 3:21).

• Het rijk van God:

Steeds weer vinden we, dat de dienstknechten van de Heer het rijk van God verkondigen (hoofdstuk 8:12; 14:22; 19:8; 20:25; 28:23,31). De geestelijke betekenis verklaart Paulus later, bijvoorbeeld in Romeinen 14:17; 1 Korinthe 4:20 en 6:9-10. Daarbovenuit worden de omvangrijkere, toekomstige aspecten bijvoorbeeld zowel in 1 Thessalonika 2:12; Kolosse 1:13; 2 Timotheüs 4:1,18 (Paulus); 2 Petrus 1:11,16-19 (Petrus) als ook in Openbaring (Johannes) behandeld.

• De Christelijke vrijheid:

In hoofdstuk 15 wordt de twistvraag behandelt, of Christenen, die zich uit het heidendom bekeerd hebben, moeten besneden worden en de wet moeten houden. Deze vraag wordt door de oudsten en apostelen gemeenschappelijk opgelost. Men verplicht de gelovigen alleen daartoe, zich van afgodenoffers, van bloed en het verstikte en van hoererij te onthouden – dingen, die onafhankelijk van het jodendom door God geboden waren. In zijn Brieven (bijvoorbeeld Romeinen 14; 1 Korinthe 8-10) gaat Paulus diep op de Christelijke vrijheid in.

Wordt zo de Heer wil vervolgd.

NOTEN:
1. Er is een reeks van verdere unieke kenmerken respectievelijk “bijzonderheden”, dat een gedetailleerde behandeling in het kader van dit artikel te groot zou worden. Het loont zich echter de moeite de volgende aspecten eens te overdenken: de grote toespraken van Paulus en Petrus met haar indrukwekkende schildering van de Heer; de harmonie en het met elkaar optrekken van de gelovigen; het “volharden”; het “vervuld zijn met de Heilige Geest”; de driemalige schildering van de bekeringsgeschiedenis van de apostel Paulus met telkens toenemende intensiteit, enzovoorts.
2. In ieder geval wordt hij bij de opsomming van de broeders in Kolosse 4:11 en 14 niet tezamen met de Joden genoemd, maar met Demas. Daaruit wordt geconcludeerd, dat hij een “heiden-christen” was. Ook zijn naam is van Griekse oorsprong.
3. De beide andere zienswijzen van de Bijbel zijn van toepassing op alle gelovigen op één plaats (1 Korinthe 1:1) als ook alle gelovigen, die op een bepaald ogenblik op aarde leven (Efeze 4:4).

Manuel Seibel, © Folge mir nach

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW