“En in niemand is de behoudenis; want er is ook onder de hemel geen andere naam onder de mensen gegeven waardoor wij behouden moeten worden” (Hand. 4:12).
In de wachtkamer van mijn huisarts sprak ik met een van mijn buren, een meisje van 17 jaar oud, die als moslim opgevoed was en weinig wist van het christelijk geloof. Zij woonde godsdienstlessen bij op school en moest leren over vormen en inhoud van het geloof.
Zij zei: “Ik ben moslim. Ik heb de Koran. Wij hebben de profeet”. Echter onze conversatie liet spoedig zien, dat ze geen zekerheid had met betrekking tot de eeuwigheid, waarvan ze beweerde dat dit afhankelijk was van hoe ze haar leven leidde. Allah zou op een dag al haar daden afwegen voor winst of verlies. In overeenstemming met de leer van de Islam is iedereen voor zichzelf verantwoordelijk voor zijn zonden; niemand anders kan instaan voor de schuld en straf van zijn verkeerde daden.
Het meisje wist slechts één ding over Jezus: Hij was een profeet. Zij kende Hem niet als de Zoon van God die mens werd om ons te redden. Zij wist niets van Zijn dood en verzoening aan het kruis. Noch wist zij van God’s offer van redding: dat Hij vergeving en eeuwig leven schenkt uit pure genade aan allen die hun zonden belijden en geloven in Jezus Christus.
Zij luisterde aandachtig toen ik haar vertelde over Christus. Zij begreep dat deze boodschap de oplossing van het probleem van zonde was en daarmee ook de zekerheid van het geloof. Daarom besloot zij een bijbel te kopen om kennis te verkrijgen van het Woord van God. Zij aanvaardde direct het Nieuwe Testament, dat ik haar aanbood.
Toen we uit elkaar gingen, hebben we beiden de wens geuit dat we elkaar in de hemel terug zouden zien – door geloof in de Redder die door God gezonden was.
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW