18 jaar geleden

Gouden kandelaar (14)

Hoe komt het dat er ook gelovigen zijn die innerlijk arm en leeg zijn, die zich nauwelijks iets in het geloof eigen maken van alle mogelijkheden en krachten die Gods genade ons toezegt? … Het is voor een kind van God helemaal niet moeilijk om dagelijks een verkwikte ziel te hebben. De grazige weide is er, het levenswater is er; we hoeven ons hart slechts wijd open te zetten!

Leven in de Geest (10)

Hoofdstuk 5 (III)

Verkwikt in de Geest

Wye 1 - Stilte

“De Here is mijn herder, mij ontbreekt niets; Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij aan rustige wateren; Hij verkwikt mijn ziel. Hij leidt mij in de rechte sporen om Zijns naams wil” (Psalm 23:1-3). De dienst van herder is een moeizame dienst, die veel offers vraagt. In de wereld wordt deze niet hoog aangeslagen. Maar de Allerhoogste vernedert Zich om de mensenkinderen, die eens naar Zijn beeld zijn geschapen en die zo diep gevallen, zo ver afgedwaald zijn, te volgen en ze aan Zijn hart te trekken! “Hij zoekt het verlorene totdat Hij het vindt” (Lukas 15:4).

Wie kan instemmen met de beginwoorden van onze psalm: “De Here is mijn herder”, moet de zoekende, herderlijke genade van onze Heer persoonlijk hebben ervaren. Hij is onder de hoede en genade van deze onuitsprekelijk grote, liefhebbende Herder. Wij zijn Hem zo oneindig lief. Alles is Hem eraan gelegen dat ons innerlijk leven zich normaal ontwikkelt. We moeten voortdurend verder komen in de genade. In de geschiedenis van ons hart moet geen oponthoud, geen zijweg voorkomen. “Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag” (Spreuken 4:18).

Laten we toch nooit vergeten Wie het is die de zorg voor ons innerlijk leven heel persoonlijk in Zijn hand en op Zijn hart heeft genomen. Het is Jezus, de Heer der heerlijkheid, die eens de verschrikkingen van ons oordeel, de schuld van ons leven in Zijn lichaam en in Zijn ziel gedragen heeft aan het kruis. Hij heeft een volkomen verlossing voor ons tot stand gebracht en Hij is met niets minder voor mijn ziel tevreden dan dat ik in de volle vrijheid en zegen, in de kracht en overwinning van het goddelijke leven dat Hij mij geschonken heeft, Hem navolg en Hem dien.

Hij, mijn grote Herder, ziet mij reeds in de geest als tot heerlijkheid gebracht, zoals Mozes, kijkend naar het volk Israël, al aan de oever van de Schelfzee, toen de hele woestijnreis naar Kanaän nog voor hen lag, kon jubelen: “Gij leiddet in Uw goedertierenheid het volk dat Gij verlost hebt; Gij leiddet het door uw kracht naar uw heilige woonstede! Gij brengt hen en plant hen op de berg die uw erfdeel is; de plaats die Gij, Here, tot uw woning gemaakt hebt; het heiligdom, Here, door uw hand gesticht” (Exodus 15:13,17). Daarom mag ik roemen: “Ik zal in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen” (Psalm 23:6).

In de gelijkenis in Lukas 15:1-7 zien we dat de goede Herder het schaap, dat Hij met grote offers en moeite heeft gezocht en gevonden, niet weer van Zijn sterke schouders haalt voordat Hij het thuis heeft gebracht. “Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders. Ik en de Vader zijn één” (Johannes 10:27-30).

De herder en hoeder van mijn ziel

“De Here is mijn herder; mij ontbreekt niets” (Psalm 23:1). Kinderen van God die vertrouwen, spreken deze woorden steeds weer met grote zekerheid uit met betrekking tot hun uiterlijke omstandigheden. Het betekent een grote overwinning in ons leven als wij voor onszelf en de onzen tevreden zijn met datgene wat de Heer ons op dit ogenblik geeft en de rustige, vaste overtuiging hebben dat Hij ook tot het einde toe in al onze uiterlijke behoeften zal voorzien, overeenkomstig Zijn rijkdom en heerlijkheid! Hij heeft beloofd: “Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen (speciaal met het oog op onze verzorging in de toekomst): De Here is mij een helper; ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?” (Hebreeën 13:5,6; zie ook Mattheüs 6:24-34; 2 Samuël 22:7).

Maar vandaag willen we onze psalm ook in een ander, hoger licht zien – met het oog op ons geestelijk leven. Want dat dit overwinnend en heerlijk tot doorbraak en ontplooiing zal komen in een wereld waar alles daartegenin gaat, dat is het nog grotere wonderwerk dat de Here Jezus Zich heeft voorgenomen met betrekking tot iedere afzonderlijke mensenziel die zich aan Hem toevertrouwt! Hij, “de grote herder der schapen”, die God “uit de doden heeft teruggebracht” (Hebreeën 13:20), Hijzelf is de hoeder van uw ziel, Hij, die uw innerlijk leven bewaart en verder leidt (Psalm 16:l; 1 Thessalonika 5:23,24). Het geeft een grote blijdschap als wij mogen weten dat Hij ons hele leven, van begin tot eind, in de goddelijke banen kan houden en tot het einde toe overwinnend kan leiden, als ons steeds dit ene als het hoogste en belangrijkste voor ogen staat: “Zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden” (Mattheüs 6:33).

Onze grote Herder aan de rechterhand van God in de hemel zegt van Zijn schapen: “Zij zullen niet meer vrezen en niet meer schrikken en vermist worden! … Zie, Ik zal zèlf naar mijn schapen vragen en naar hen omzien. Ik zelf zal mijn schapen weiden, in een goede weide zal Ik ze weiden! … De verlorene zal Ik zoeken en de afgedwaalde terughalen; de gewonde zal Ik verbinden en de zieke versterken” (Ezechiël 34:11-16). Wat is het belangrijk, dat wij ieder voor onszelf leren begrijpen op welke wijze onze goede Herder vanuit de hemel Zijn dienst aan ons wil vervullen. De dichter van Psalm 119, die zeker toen al een overwinnend, toegewijd leven voor God leefde, vraagt steeds opnieuw om deze herdersdienst van zijn Heer: “Ik heb (in mijn moeiten en noden) gedwaald als een verloren schaap, zoek uw knecht, want uw geboden vergeet ik niet” (Psalm 119:176).

De herderlijke liefde van onze Here Jezus

Hij die gezegd heeft: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde …” en “Zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld” (Mattheüs 28:18,20), spreidt vandaag Zijn handen zegenend uit over de schare van Zijn discipelen, zoals Hij het eens deed toen Hij ten hemel voer. Alle genadegaven die wij voor ons innerlijk nodig hebben, zijn ons in volheid geschonken in Hem en de Heilige Geest maakt ze krachtig en levend in ons hart en leven, door op een nieuwe wijze de Schrift voor ons te openen. “Ik dank God te allen tijde over u, vanwege de genade Gods, die u in Christus Jezus geschonken is; want in elk opzicht zijt gij rijk geworden in Hem: in alle woord en alle kennis, gelijk het getuigenis aangaande Christus onder u bevestigd is, zodat gij ten aanzien van geen enkele genadegave te kort komt” (1 Korinthe 1:4-7).

Wat een boek heeft God ons in handen gegeven, met een overvloed aan lering, licht en heil! Als wij ons door onze goede Herder naar deze weide laten leiden, zullen alle krachten van het nieuwe leven in werking worden gesteld; we verheugen ons over de heerlijke genade van God en worden daarin gesterkt!

Hoe komt het dat er ook gelovigen zijn die innerlijk arm en leeg zijn, die zich nauwelijks iets in het geloof eigen maken van alle mogelijkheden en krachten die Gods genade ons toezegt? Ze verblijden zich te weinig in hun hemelse Herder! Ze putten niet dankbaar uit de overvloed van Zijn genade en kennis. Ze liggen niet neer in de grazige weiden en drinken niet uit de verkwikkende levensbron. Ze lezen en onderzoeken hun bijbel niet ernstig, hoewel hun tegenwoordig zoveel hulp wordt geboden bij het dieper doordringen in deze schatten!

Wanneer gelovigen klagen over innerlijk gebrek en innerlijke dorheid, dan is hun ongeloof en hun traagheid daar alleen de schuld van. Door ongehoorzaamheid en hoogmoed belemmeren zij de doorwerking van Gods genade. Wat moet men ervan zeggen als een tafel rijk gedekt wordt voor een hongerige, als hij vriendelijk wordt uitgenodigd zijn honger te stillen en hij doet het niet? Welzalig die harten, die in het besef van wat hun ontbreekt, luisteren naar de stem van de genade, die roept: “O, alle dorstigen, komt tot de wateren en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet!” (Jesaja 55:1).

David roemt: “Hij verkwikt mijn ziel!” Het is voor een kind van God helemaal niet moeilijk om dagelijks een verkwikte ziel te hebben. De grazige weide is er, het levenswater is er; we hoeven ons hart slechts wijd open te zetten! Wie smacht naar de geboden en openbaringen van de Heer, kan krachtig worden in de genade.

Dit woord uit Psalm 23 kan ook vertaald worden: “Hij herstelt mijn ziel.” Hoe licht raakt onze ziel in de war en wordt onze vrede verstoord! Onze Herder wil alles doen om ons weer te herstellen. Daarvoor hebben we een oprecht, ootmoedig hart nodig, dat zonder zichzelf te ontzien, zich diep buigt en reinigt!

Wordt D.V. vervolgd.

Oorspr. titel: “Vom Leben im Geist”, Christa von Viebahn

Publicatie met toestemming van: Stichting “De Gouden Kandelaar” te Twello, van der Duyn van Maesdamstraat 89, 7391 VK Twello. Het wordt op aanvraag gratis toegezonden en heeft geen abonnementsprijs. Doel van deze publicaties is: Gods volk in onze tijd bewust te maken van de hemelse roeping van de gemeente van Jezus Christus, opdat Hij bij Zijn komst een toebereide bruid zal vinden.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW