“Deelt mee voor de behoeften van de heiligen; legt u toe op de gastvrijheid” (Rom. 12:13).
“Weest gastvrij voor elkaar, zonder mopperen” (1 Petr. 4:9).
De bijbel – het Woord van God – roept ons op om jegens elkaar gastvrij te zijn. Dit is een van de regels voor het leven van een christen. We worden zelfs aangespoord om ons er op toe te leggen. Wat een zegen is het wanneer we ervaren mogen, dat broeders en zusters zich de moeite getroosten om anderen uit te nodigen. Niet alleen dat er gezegd wordt: De deur staat altijd voor je open, je bent hartelijk welkom’. Maar dat er ook een zich toeleggen op de gastvrijheid is, en dat kan onder andere door elkaar wederzijds uit te nodigen. Dit kan de gemeenschap onderling bevorderen. Het leert ons ondermeer te ontdekken wat de behoeften van de ander is. Welke noden en zorgen, welke vreugden er bij de ander zijn. Wanneer we in gesprek met elkaar komen en luisteren naar elkaar, onze harten in liefde naar elkaar uitgaan, ontstaat er ook begrip voor elkaar. We kunnen elkaar dan ook bemoedigen en vertroosten (verg. 1 Thess. 4:13-18).
“En onze gemeenschap nu is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus” (1 Joh. 1:3).
Zulke uitvloeisels van gastvrijheid ziet de Heer graag. Dat kan alleen als we ons hart te luister leggen bij de Heer zelf, naar Zijn Woord luisteren. Ons herinneren dat Hij ook graag naar ons wil luisteren en graag met ons wil spreken door Zijn Geest en door Zijn Woord. Het uitgangspunt hierbij is gemeenschap met God de Vader en met de Heer Jezus, Zijn Zoon.
We worden ook vermaand om niet te mopperen wanneer we gastvrijheid betonen. Dat we het niet als een soort plicht beschouwen die nu eenmaal vervuld moet worden. Een plicht die meer als een last beschouwd wordt. Zoiets als: ‘Vooruit dan maar … ik heb er eigenlijk helemaal niet zoveel zin in, maar het moet maar. Dan heb ik mijn christelijke plicht tenminste vervuld’. Nee, zonder te mopperen! En mopperen zit ons blijkbaar van nature in het bloed. Het is goed om bij onze gastvrijheid naar elkaar toe als christenen te beseffen dat we allen Hem toebehoren, dat wij de dingen van Hem, Die ons kocht en betaalde met Zijn kostbaar bloed, samen delen. Het is immers een geweldig grote genade en voorrecht om te mogen behoren tot de familie van God. “Maar allen die Hem hebben aangenomen, hun gaf Hij [het] recht kinderen van God te worden, hun die in Zijn naam geloven” (Joh. 1:12). We behoren dus als kinderen van God bij elkaar en niemand kan dat van ons afnemen. Maar het genot en de zegen ervan ligt binnen ons bereik wanneer we in de praktijk brengen dat het “onze” gemeenschap is met de Vader en met Zijn Zoon. Dit hebben we gemeenschappelijk en door de beoefening – onder andere – van gastvrijheid kunnen we dit verlevendigen, kunnen we elkaar opbouwen en vertroosten.
Broederliefde
“Laat de broederliefde blijven. Vergeet de gastvrijheid niet, want daardoor hebben sommigen zonder onwetend engelen gehuisvest” (Hebr. 13:2).
Iemand schreef: <<Christelijke gemeenschap wordt geregeerd door liefde. Dat is niet de natuurlijke liefde die diegenen liefheeft met wie we zijn verbonden door natuurlijke banden, hoewel dat op zijn plaats goed is, maar het is broederlijke liefde, het deel van hen die met elkaar verbonden zijn als broeders in Christus>>. Nauw verbonden met gastvrijheid naar elkaar toe is dus de broederliefde, die blijven moet. Daarvoor moeten wij zorgen! Dat is onze verantwoordelijkheid. “Wat de broederliefde betreft, weest hartelijk voor elkaar …” (Rom. 12:10). Omarm elkaar met een liefdevol hart. Het is bijzonder leerzaam om eens na te gaan waar en hoe vaak het woordje “elkaar” voorkomt in de Bijbel. Ja, ook de Heer Jezus zei: “Een nieuw gebod geef Ik u: dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u heb liefgehad, dat ook u elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat u Mijn discipelen bent, als u liefde onder elkaar hebt” (Joh. 13:34-35). Liefde onder elkaar kan zich uiten onder andere door gastvrijheid te betonen aan elkaar. Niet door alleen maar te zeggen: ‘De deur staat altijd bij ons open voor jou hoor’. Maar ook door iemand actief – ons erop toeleggen dus – uit te nodigen. Zoals destijds de eerste christenen – onder andere – ook hebben volhard in de gemeenschap (Hand. 2:42), zo vraagt de Heer dat ook aan ons. Dan wordt ook zichtbaar, dat wij Zijn discipelen zijn, wanneer we die liefde ook praktiseren in de vorm van “gastvrijheid” en “gemeenschap”. Juist wanneer we een broeder of zuster uitnodigen kunnen we – misschien tot onze verbazing – tot de ontdekking komen dat we ‘engelen’ op bezoek hebben gehad. Hoewel er niet letterlijk engelen bij ons op bezoek komen, toch kunnen er ‘boodschappers’ van God zijn die ons huis betreden met een boodschap. Hoe dikwijls is dat al niet voorgekomen? Ja, wat een zegen als je bemerkt, dat het bezoek een zegen voor je meebrengt, dat hij of zij je bemoedigt en vertroost, de armen om je heen slaat, je wijst op Hem die een God is van alle vertroosting. Het zijn veelal broeders en zusters die zelf ook vertroost werden door Hem en daarom ook vertroosting kunnen geven aan ons (2 Kor. 1:3-4). Zie je, dát kan dan ook binnen je bereik komen, wanneer je elkaar gastvrij uitnodigt. Het kan ook zijn dat de ‘engel’ zomaar voor je deur staat, zonder uitnodiging. Zoals bijvoorbeeld die vrouw uit de buurt die je alleen maar kende als “groet-contact”, maar die wel aan de deur stond, toen ze hoorde dat er een groot verdriet was. Zij vroeg of ze binnen mocht komen, want zij wilde graag voor en met je bidden. Wat een bemoediging, wat een troost! Er kwam een ‘engel’ binnen, daar zorgt God óók voor.
Verder is het ook zo, dat een goed functionerend lichaam – de gemeente – bestaat uit leden die gelijke zorg voor elkaar dragen. Wanneer dan één lid lijdt, lijden alle leden mee; en als één lid wordt verheerlijkt, verblijden alle leden zich mee (zie 1 Kor. 12:25-26). Dit kunnen we in de praktijk brengen, door met elkaar om te gaan, waarbij gastvrijheid ook een belangrijke rol kan spelen. Daarbij is liefde tot elkaar een ‘must”.
“Wat nu de broederliefde betreft, hebt u het niet nodig dat ik u schrijf, want u bent zelf door God onderwezen om elkaar lief te hebben” (1 Thess. 4:9).
Kan dat ook van ons gezegd worden?
“Daar u uw zielen hebt gereinigd door de gehoorzaamheid aan de waarheid, tot ongeveinsde broederliefde, hebt elkaar vurig lief uit een rein hart …” (1 Petr. 1:22).
Vóór alles, hebt vurige liefde tot elkaar, want liefde bedekt een menigte van zonden” (1 Petr. 4:8).
Hebben wij elkaar ook vurig lief?
Gebed
In dit alles speelt – uiteraard, moeten we toch wel zeggen – het gebed een belangrijke rol. We weten dat eigenlijk ook wel, maar hoe is dat bij ons in de praktijk? Het is ook hierbij uitermate van belang dat we het Woord van God lezen en overdenken. Immers daarin worden we ook opgeroepen om te bidden, en natuurlijk ook voor elkaar. Daartoe nog enkele teksten uit het Woord van God.
“… volhardt in het gebed” (Rom. 12:12-13);
“Bidt onophoudelijk. Dankt in alles, want dit is [de] wil van God in Christus jegens u” (1 Thess. 5:17-18);
“Weest in niets bezorgd, maar laat in alles, door gebed en smeking met dankzegging, uw verlangens bekend worden bij God” (Fil. 4:6);
“Wij danken de God en Vader van onze Heer Jezus Christus altijd, als wij voor u bidden …” (Kol. 1:3);
“Wij danken God altijd voor u allen, terwijl wij u gedenken in onze gebeden …” (1 Thess. 1:2).
Wanneer we dit alles zo overdenken, hoe is het dan daarmee gesteld bij ons? Komt veel onbegrip, twist en liefdeloosheid ook niet voort uit het niet “omgaan” met elkaar, het niet gastvrij zijn voor elkaar? Het niet – of bijna niet – bidden voor elkaar? Want door het niet omgaan met elkaar, weten we ook niet hoe het met die ander gaat. Dan gaan we af op de buitenkant, terwijl vaak de binnenkant er geheel anders uitziet.
Het kan zijn dat we zoveel met onszelf bezig zijn, dat ons oog niet meer ziet, hoe het met de ander gaat. Het fenomeen “druk-druk” speelt in onze tijd daarbij mogelijk een belangrijke rol.
Corona
Maar hoe moet dit dan in een tijd, waarin de corona heerst? Het letterlijk bij elkaar op bezoek komen, zal misschien niet meer – of maar ‘mondjesmaat’ en zeer voorzichtig – mogelijk zijn. Echter er bestaat in onze tijd nog wel steeds de mogelijkheid om met elkaar op een andere wijze te communiceren, bijvoorbeeld via mail, via apps, telefoon, of andere moderne media-mogelijkheden, maar ook via brieven. “Laten we acht op elkaar geven”, zo vinden we ook in Gods Woord “tot aanvuring van liefde en goede werken” (Hebr. 10:24). Hoe nodig hebben wij elkaar, en zeker ook in onze tijd zo vlak voor de komst van de Heer Jezus. En dat niet om elkaar te bevitten of met argus-ogen te bekijken, maar om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Laten we de gelegenheden die de Heer nog geeft in onze dagen ook benutten en wel tot eer van onze Heer en Heiland en tot zegen voor elkaar.
De Heer laat de corona misschien mede ook wel toe, opdat wij ons gaan herbezinnen op onze contacten onderling, op onze gastvrijheid, op onze gemeenschap onderling, dus als beproeving. Laten we ons daarom – ieder persoonlijk – voor Hem buigen, die ook de onderlinge verhoudingen kent onder de Zijnen.
* * *
Psalm 139:1,23,24:
1. HEERE, U doorgrondt en kent mij.
23. Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten.
24. Zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg.
Geplaatst in: Christendom, Gemeente
© Frisse Wateren, FW