20 jaar geleden
Jonge mensen in de Bijbel (17)
Een jonge man uit Egypte (17)
Voordracht 7a
In dienst van een nieuwe meester
1 Samuël 30
Een goede, rechtvaardige, vriendelijke en eerlijke meester te hebben, mijn vrienden, hetzij voor deze tijd of voor de eeuwigheid, is een geweldige zaak. Aan de andere kant is het erg een beroerde meester boven zich te hebben, hetzij nu of voor de eeuwigheid. De les die ik uit deze interessante periode uit het leven van David geleerd heb, is dat het zeer belangrijk is om aan de goede kant te staan. Nu, niemand die dit leest en onbekeerd is, staat aan de goede kant. En niemand die dit leest en onbekeerd is, heeft een goede meester. Je zegt misschien dat je je eigen meester bent. Dat is heel simpel gezegd, maar het is niet waar, want “Ieder die de zonde doet, is een slaaf van de zonde” (Johannes 8:34).
David komt in dit gedeelte als een opmerkelijk type van de Heer Jezus Christus in de positie die Hij nu inneemt, naar voren. Er bestaat geen twijfel over dat de Heer Jezus Christus “Koning der koningen en Heer der heren” is, maar de wereld gelooft dit niet. De Heer Jezus Christus is nu verheerlijkt aan de rechterhand van God. God zei tegen Hem: “Zit aan Mijn rechterhand, totdat ik Uw vijanden onder Uw voeten stel” [zie onder andere Mattheüs 22:44 – vertaler]. Jezus was in deze wereld. Niemand zal ontkennen dat Hij ontkennen dat Hij hier geweest is. Hij werd hier niet aangenomen. De wereld van vandaag staat onder het oordeel vanwege het ernstige feit dat de Zoon van God op dit toneel geweest is in souvereine genade. Goddelijke goedheid is in de persoon van de Zoon des Mensen verpersoonlijkt – en de wereld spoog in Zijn gezicht, sloeg Hem met een rietstok, eisten Zijn bloed, kroonden Hem met doornen en nagelde Hem aan een kruis. Toen het aankwam om te kiezen tussen de Redder en de rover, verlangde de wereld Barabbas en zei: “Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem!” Jezus werd “onder de misdadigers gerekend”, naar het kruis geleid, opgehangen, bespot en geslagen. Liefdevolle handen namen Hem van het kruis en begroeven Hem, maar de wereld hoopte dat ze Hem nooit zouden weerzien. Maar daarin vergiste zij zich uitermate, want God wekte Hem op uit de dood. Haat doodde Hem, liefde begroef Hem maar gerechtigheid wekte Hem op. Daarvoor echter verzegelde men uit angst het graf waarin liefdevolle handen Hem gelegd hadden. Vrees was het ook die hen een wacht van soldaten om zijn graf deed plaatsen. Maar nog was dat niet genoeg. Weet je wat er gebeurde toen Hij uit de dood opstond? Zijn moordenaars betaalden de soldaten “veel geld” – zwijggeld – om leugens te vertellen en te zeggendat Hij niet was opgestaan maar dat Zijn lichaam in de nacht door Zijn discipelen was gestolen. Dat was een leugen omdat God Hem uit de dood heeft opgewekt, en nu leeft Hij. Hij is opgevaren en troont nu in de heerlijkheid. Maar let op! Hij komt terug en de dag is niet ver meer waarop de verworpen Heiland – de Zoon van God – weer terug zal komen op dit toneel [dat wereld heet – vertaler].
Dat vinden we hier uitgebeeld. David komt naar Ziklag en ziet dat de stad verbrand is en alle mensen gevangen weggevoerd. Zijn vijanden deden waar ze zin in hadden en hebben gedaan waar zij van hielden. De stad is verbrand en iedereen is gevangen genomen. Dit beeld toont ons wat de wereld met de Heer Jezus heeft gedaan. Wanneer een mens zijn eigen weg gaat, probeert hij altijd van de Heer Jezus af te komen. “Wat zal ik dan doen”, zei Pilatus, “met Jezus die Christus wordt genoemd?”. Zij allen zeiden tegen hem: “Laat Hij gekruisigd worden” (Mattheus 27:22). Zie nu wat David hier doet. Hij wendt zich tot de HEERE. Hij beveelt de priester Abjathar hem de efod te brengen. “Toen vroeg David de HEERE, zeggende: Zal ik deze bende achternajagen? Zal ik ze achterhalen?”. En het antwoord van de HEERE is behoorlijk offensief: “Jaag na”, zei Hij, “want gij zult gewis achterhalen, en gij zult gewis verlossen”. Precies zo zal het met de Heer Jezus zijn. Waar is Christus? Hij is aan de rechterhand van God en de wereld probeert Hem te vergeten. De mensen van vandaag zeggen onbeschaamd: Er is geen God, geen Christus, geen hemel en geen hel, en de geschiedenis van Jezus is slechts een mythe.
Maar wat doet Christus nu? Hij troont rustig aan de rechterhand van God; maar de tijd gaat door en het ogenblik zal komen dat God Zijn vijanden zal maken als een voetbank voor Zijn voeten. Dat is zeer ernstig voor de vijanden van de Heer. Hij wacht met geduld op de dag dat Hij zal afrekenen met allen die zich tegen Hem verzetten. Er klopt geen hout van wanneer men zegt dat de wereld zich niet verzet tegen Christus. Vraag iemand die dit leest [of iemand anders – vertaler] of zijn leven door toegenegenheid tot de Heer Jezus gekenmerkt is of onderworpenheid en onderdanigheid aan Hem zijn hart vervullen, of dat het in tegenspraak met de Heer Jezus en Zijn principes staat. Kom openlijk voor de Heer Jezus uit en je zult de tegenspraak van de wereld ervaren.
Ik herinner mij nog zeer goed een zaterdagavond toen ik met de trein naar huis reisde. Ik zat in een lange wagon derde klasse. In het midden van de wagon zaten 9 of tien mensen die de dag blijkbaar samen hadden doorgebracht en tamelijk aangeschoten waren. Zij waren muzikaal en ik moet zeggen dat zij aardig goed enkele Schotse liederen zongen. De wagon zat vol en iedereen luisterde. In Portobello gingen zij er allemaal uit en dat deel vulde zich met vreemden. Toen de trein weer ging rijden, stond ik op en zei: “Mijn vrienden, ik heb met grote interesse de liederen beluisterd, maar ik ben geen Schot, maar nu zou ik u graag een lied uit mijn thuuisland voordragen”. Zij keken mij aan, nieuwsgierig om te weten waar ik vandaan kwam. “Wel”, zei ik, “het lied is dit – de melodie kan ik je niet geven maar de woorden wel – “En zij zingen een nieuw lied en zeggen: U bent waard het boek te nemen en zijn zegels te openen; want U bent geslacht en hebt voor God gekocht met Uw bloed uit elk geslacht en taal en volk en natie, en hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters; en zij zullen over de aarde regeren” (Openbaring 5:9-10).
Toen ging ik verder en verkondigde hen heel eenvoudig het evangelie, totdat het geratel van de trein zo luid werd dat mijn stem niet meer gehoord werd. Op dat moment werd de trein door het signaal “gevaar!” tot stilstand gebracht. In de wagen heerste een dodelijke stilte die tenslotte door een stem aan het andere eind verbroken werd, die vroeg: “Is hij dronken?”. Nu waren daadwerkelijk de mensen, die uitgestapt waren, ik wil niet zeggen dronken maar daar toch niet ver van verwijderd. Een tweede stem zei: “Hij is niet dronken”. Een derde voegde er aan toe: “Ik denk dat het met hem in orde is”. Een vierde antwoordde bits: “Maar erg verstandig is hij niet”. “Hoezo?”, vroeg een vijfde. “Omdat hij geen gevoel heeft voor het juiste moment en de juiste plaats”, antwoordde de andere. Tijd en plaats om over de Heer Jezus te spreken! Als jij mij kunt vertellen wanneer de wereld iets over de Heiland wenst te horen, ben ik uw man en zal ter plekke zijn. Maar je ziet, deze wereld wil van de Heer Jezus niets weten.
Hoe vaak heb ik gedurende mijn leven op de hoek van de straat gestaan en getuige geweest wanneer dienaren van God het evangelie predikten, totdat een agent opdook en tegen de prediker zei: “Je moet verder gaan, u mag hier geen oploop veroorzaken!”. “Oke”, zegt dan de prediker en gaat verder. Ik ga de straat langs en hoor drie huisblokken verder een Duitse band, omringd door een grote menigte mensen, maar ik vind geen agent die zegt: “Verdwijn”. Nee, de wereld houdt van muziek maar houdt niet van de Christus. Dat is de waarheid. Je weet het. Je weet dat ik de waarheid spreek nu. De wereld wil de Heer Jezus niet. Maar de Heer Jezus wil jou.
“Zal ik deze bende achternajagen? Zal ik ze achterhalen?”, vroeg de verworpen koning. Gods antwoord is: “Jaag na, want gij zult gewis achterhalen, en gij zult gewis verlossen” (vers 8). Dan maakt David zich op. Hij heeft zeshonderd man in zijn gevolg. Misschien heb je wel eens gehoord van een andere zeshonderd die trouw aan het bevel, een zekere dood tegemoet gingen in de velden van Balaclava. “Dappere zeshonderd”, zoals een gestorven dichter het treffend uitdrukte. Veronderstel dat er slechts zeshonderd in je woonplaats aan de kant van de Heer staan, hoor jij daar ook bij? Ben jij een van de zeshonderd? Kun jij nu eerlijk en oprecht zeggen: “Ja, ik behoor bij deze zeshonderd?” Zo niet, begrijp dan wel: “Wij willen zoeken rekruten voor Christus”. In dit hoofdstuk vinden we een rekruut.
De achtervolging duurt nogal lang en na verloop van tijd, wanneer ze bij de beek Besor komen, lezen we dat tweehonderd mannen zo moe waren, dat zij de beek niet over konden steken en daarom bleven staan. Wel, wanneer er sommige Christenen zijn die moe zijn geworden in de dienst van hun Meester, zal de Heer hen niet vergeten. David vergat zijn mannen niet. Hij is een goede heer. Nu is Christus mijn Heer en Hij vergeet geen enkele inzet in Zijn dienst. Een beker koud water gegeven in Zijn Naam, blijft in eeuwige herinnering. David gaat verder met de vierhonderd man en vond een vreemdeling op het veld. Ben jij nu ook nog een vreemdeling? Van velen weet ik dat zij de Heer Jezus al dienen. Ik ben dankbaar voor iedereen, waarvan ik zeggen kan: “Deze behoort bij de Heer Jezus”, en: “Deze volgt Christus na”.
Let nu op wat de mannen van David doen. “Zij vonden een Egyptische man op het veld, en zij brachten hem tot David; en zij gaven hem brood, en hij at, en zij gaven hem water te drinken. Zij gaven hem ook een stuk van een klomp vijgen, en twee stukken rozijnen; en hij at, en zijn geest kwam weer in hem; want hij had [in] drie dagen en drie nachten geen brood gegeten, noch water gedronken” (1 Samuël 30:11-12). Het zag er slecht voor hem uit. Hij was al bijna gestorven. Mijn onbekeerde vrienden, met jullie staat het er nog slechter voor. Je bent dood. Jullie zijn “dood in misdaden en zonden” (Efeze 2:1). Deze man was niet dood. Er was nog leven in hem maar hij was de hongerdood nabij. Maar juist wat hij nodig had konden David en zijn mannen hem geven. Dat is precies wat het evangelie doet. Precies dat, wat jullie nodig hebben, kunnen de dienaren van Christus jullie aanbieden. Zij kunnen jullie met “het brood van het leven” en “het water van het leven” dienen. Ben jij een armoedige zondaar, een mens die voor God geruineerd is, een die redding nodig heeft en zoekt? Dan wordt dit je in de Naam van de Heer Jezus verkondigd. Wil je gered worden? Dat kan gebeuren. Voor iemand als jij is Christus, de Heiland, gestorven, en er niets anders dan genade in het hart van God ten opzichte van jou. Dit is de dag van genade, de dag van redding. De dag van het oordeel is nog niet gekomen. Tot op de dag van vandaag houdt God de remmen op de kanonnen van het oordeel, maar eens moet de dag van het oordeel de plaats innemen van de dag van genade.
Wat komt er vóór de dag van het oordeel aanbreekt? Genade! En wat is genade? Het is de liefde van God in een nieuw karakter, in een nieuwe kleur. Nadat de mens gezondigd had [dus na de zondeval – vertaler] en voor de dag van het oordeel, verscheen de Zoon van God als Redder. Genade is het komen van de Heer Jezus Christus in deze wereld, en het volbrengen van het werk – het werk van verzoening en verlossing dat alleen Hij kon doen – dat God in staat stelde onder handhaving van Zijn gerechtigheid de meest schuldige mens te redden. Er is geen mens TE SLECHT voor Christus. Ik heb vele mensen ontmoet die TE GOED waren voor Christus; zij wilden geen redding. Zij hadden geen bekering nodig. Ik herinner mij zo’n mens; hij was eigenaar van een zalen-complex.
Wordt D.V. vervolgd.
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW
Jonge mensen in de Bijbel (17)
Een jonge man uit Egypte (17)
Voordracht 7a
In dienst van een nieuwe meester
1 Samuël 30
Een goede, rechtvaardige, vriendelijke en eerlijke meester te hebben, mijn vrienden, hetzij voor deze tijd of voor de eeuwigheid, is een geweldige zaak. Aan de andere kant is het erg een beroerde meester boven zich te hebben, hetzij nu of voor de eeuwigheid. De les die ik uit deze interessante periode uit het leven van David geleerd heb, is dat het zeer belangrijk is om aan de goede kant te staan. Nu, niemand die dit leest en onbekeerd is, staat aan de goede kant. En niemand die dit leest en onbekeerd is, heeft een goede meester. Je zegt misschien dat je je eigen meester bent. Dat is heel simpel gezegd, maar het is niet waar, want “Ieder die de zonde doet, is een slaaf van de zonde” (Johannes 8:34).
David komt in dit gedeelte als een opmerkelijk type van de Heer Jezus Christus in de positie die Hij nu inneemt, naar voren. Er bestaat geen twijfel over dat de Heer Jezus Christus “Koning der koningen en Heer der heren” is, maar de wereld gelooft dit niet. De Heer Jezus Christus is nu verheerlijkt aan de rechterhand van God. God zei tegen Hem: “Zit aan Mijn rechterhand, totdat ik Uw vijanden onder Uw voeten stel” [zie onder andere Mattheüs 22:44 – vertaler]. Jezus was in deze wereld. Niemand zal ontkennen dat Hij ontkennen dat Hij hier geweest is. Hij werd hier niet aangenomen. De wereld van vandaag staat onder het oordeel vanwege het ernstige feit dat de Zoon van God op dit toneel geweest is in souvereine genade. Goddelijke goedheid is in de persoon van de Zoon des Mensen verpersoonlijkt – en de wereld spoog in Zijn gezicht, sloeg Hem met een rietstok, eisten Zijn bloed, kroonden Hem met doornen en nagelde Hem aan een kruis. Toen het aankwam om te kiezen tussen de Redder en de rover, verlangde de wereld Barabbas en zei: “Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem!” Jezus werd “onder de misdadigers gerekend”, naar het kruis geleid, opgehangen, bespot en geslagen. Liefdevolle handen namen Hem van het kruis en begroeven Hem, maar de wereld hoopte dat ze Hem nooit zouden weerzien. Maar daarin vergiste zij zich uitermate, want God wekte Hem op uit de dood. Haat doodde Hem, liefde begroef Hem maar gerechtigheid wekte Hem op. Daarvoor echter verzegelde men uit angst het graf waarin liefdevolle handen Hem gelegd hadden. Vrees was het ook die hen een wacht van soldaten om zijn graf deed plaatsen. Maar nog was dat niet genoeg. Weet je wat er gebeurde toen Hij uit de dood opstond? Zijn moordenaars betaalden de soldaten “veel geld” – zwijggeld – om leugens te vertellen en te zeggendat Hij niet was opgestaan maar dat Zijn lichaam in de nacht door Zijn discipelen was gestolen. Dat was een leugen omdat God Hem uit de dood heeft opgewekt, en nu leeft Hij. Hij is opgevaren en troont nu in de heerlijkheid. Maar let op! Hij komt terug en de dag is niet ver meer waarop de verworpen Heiland – de Zoon van God – weer terug zal komen op dit toneel [dat wereld heet – vertaler].
Dat vinden we hier uitgebeeld. David komt naar Ziklag en ziet dat de stad verbrand is en alle mensen gevangen weggevoerd. Zijn vijanden deden waar ze zin in hadden en hebben gedaan waar zij van hielden. De stad is verbrand en iedereen is gevangen genomen. Dit beeld toont ons wat de wereld met de Heer Jezus heeft gedaan. Wanneer een mens zijn eigen weg gaat, probeert hij altijd van de Heer Jezus af te komen. “Wat zal ik dan doen”, zei Pilatus, “met Jezus die Christus wordt genoemd?”. Zij allen zeiden tegen hem: “Laat Hij gekruisigd worden” (Mattheus 27:22). Zie nu wat David hier doet. Hij wendt zich tot de HEERE. Hij beveelt de priester Abjathar hem de efod te brengen. “Toen vroeg David de HEERE, zeggende: Zal ik deze bende achternajagen? Zal ik ze achterhalen?”. En het antwoord van de HEERE is behoorlijk offensief: “Jaag na”, zei Hij, “want gij zult gewis achterhalen, en gij zult gewis verlossen”. Precies zo zal het met de Heer Jezus zijn. Waar is Christus? Hij is aan de rechterhand van God en de wereld probeert Hem te vergeten. De mensen van vandaag zeggen onbeschaamd: Er is geen God, geen Christus, geen hemel en geen hel, en de geschiedenis van Jezus is slechts een mythe.
Maar wat doet Christus nu? Hij troont rustig aan de rechterhand van God; maar de tijd gaat door en het ogenblik zal komen dat God Zijn vijanden zal maken als een voetbank voor Zijn voeten. Dat is zeer ernstig voor de vijanden van de Heer. Hij wacht met geduld op de dag dat Hij zal afrekenen met allen die zich tegen Hem verzetten. Er klopt geen hout van wanneer men zegt dat de wereld zich niet verzet tegen Christus. Vraag iemand die dit leest [of iemand anders – vertaler] of zijn leven door toegenegenheid tot de Heer Jezus gekenmerkt is of onderworpenheid en onderdanigheid aan Hem zijn hart vervullen, of dat het in tegenspraak met de Heer Jezus en Zijn principes staat. Kom openlijk voor de Heer Jezus uit en je zult de tegenspraak van de wereld ervaren.
Ik herinner mij nog zeer goed een zaterdagavond toen ik met de trein naar huis reisde. Ik zat in een lange wagon derde klasse. In het midden van de wagon zaten 9 of tien mensen die de dag blijkbaar samen hadden doorgebracht en tamelijk aangeschoten waren. Zij waren muzikaal en ik moet zeggen dat zij aardig goed enkele Schotse liederen zongen. De wagon zat vol en iedereen luisterde. In Portobello gingen zij er allemaal uit en dat deel vulde zich met vreemden. Toen de trein weer ging rijden, stond ik op en zei: “Mijn vrienden, ik heb met grote interesse de liederen beluisterd, maar ik ben geen Schot, maar nu zou ik u graag een lied uit mijn thuuisland voordragen”. Zij keken mij aan, nieuwsgierig om te weten waar ik vandaan kwam. “Wel”, zei ik, “het lied is dit – de melodie kan ik je niet geven maar de woorden wel – “En zij zingen een nieuw lied en zeggen: U bent waard het boek te nemen en zijn zegels te openen; want U bent geslacht en hebt voor God gekocht met Uw bloed uit elk geslacht en taal en volk en natie, en hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters; en zij zullen over de aarde regeren” (Openbaring 5:9-10).
Toen ging ik verder en verkondigde hen heel eenvoudig het evangelie, totdat het geratel van de trein zo luid werd dat mijn stem niet meer gehoord werd. Op dat moment werd de trein door het signaal “gevaar!” tot stilstand gebracht. In de wagen heerste een dodelijke stilte die tenslotte door een stem aan het andere eind verbroken werd, die vroeg: “Is hij dronken?”. Nu waren daadwerkelijk de mensen, die uitgestapt waren, ik wil niet zeggen dronken maar daar toch niet ver van verwijderd. Een tweede stem zei: “Hij is niet dronken”. Een derde voegde er aan toe: “Ik denk dat het met hem in orde is”. Een vierde antwoordde bits: “Maar erg verstandig is hij niet”. “Hoezo?”, vroeg een vijfde. “Omdat hij geen gevoel heeft voor het juiste moment en de juiste plaats”, antwoordde de andere. Tijd en plaats om over de Heer Jezus te spreken! Als jij mij kunt vertellen wanneer de wereld iets over de Heiland wenst te horen, ben ik uw man en zal ter plekke zijn. Maar je ziet, deze wereld wil van de Heer Jezus niets weten.
Hoe vaak heb ik gedurende mijn leven op de hoek van de straat gestaan en getuige geweest wanneer dienaren van God het evangelie predikten, totdat een agent opdook en tegen de prediker zei: “Je moet verder gaan, u mag hier geen oploop veroorzaken!”. “Oke”, zegt dan de prediker en gaat verder. Ik ga de straat langs en hoor drie huisblokken verder een Duitse band, omringd door een grote menigte mensen, maar ik vind geen agent die zegt: “Verdwijn”. Nee, de wereld houdt van muziek maar houdt niet van de Christus. Dat is de waarheid. Je weet het. Je weet dat ik de waarheid spreek nu. De wereld wil de Heer Jezus niet. Maar de Heer Jezus wil jou.
“Zal ik deze bende achternajagen? Zal ik ze achterhalen?”, vroeg de verworpen koning. Gods antwoord is: “Jaag na, want gij zult gewis achterhalen, en gij zult gewis verlossen” (vers 8). Dan maakt David zich op. Hij heeft zeshonderd man in zijn gevolg. Misschien heb je wel eens gehoord van een andere zeshonderd die trouw aan het bevel, een zekere dood tegemoet gingen in de velden van Balaclava. “Dappere zeshonderd”, zoals een gestorven dichter het treffend uitdrukte. Veronderstel dat er slechts zeshonderd in je woonplaats aan de kant van de Heer staan, hoor jij daar ook bij? Ben jij een van de zeshonderd? Kun jij nu eerlijk en oprecht zeggen: “Ja, ik behoor bij deze zeshonderd?” Zo niet, begrijp dan wel: “Wij willen zoeken rekruten voor Christus”. In dit hoofdstuk vinden we een rekruut.
De achtervolging duurt nogal lang en na verloop van tijd, wanneer ze bij de beek Besor komen, lezen we dat tweehonderd mannen zo moe waren, dat zij de beek niet over konden steken en daarom bleven staan. Wel, wanneer er sommige Christenen zijn die moe zijn geworden in de dienst van hun Meester, zal de Heer hen niet vergeten. David vergat zijn mannen niet. Hij is een goede heer. Nu is Christus mijn Heer en Hij vergeet geen enkele inzet in Zijn dienst. Een beker koud water gegeven in Zijn Naam, blijft in eeuwige herinnering. David gaat verder met de vierhonderd man en vond een vreemdeling op het veld. Ben jij nu ook nog een vreemdeling? Van velen weet ik dat zij de Heer Jezus al dienen. Ik ben dankbaar voor iedereen, waarvan ik zeggen kan: “Deze behoort bij de Heer Jezus”, en: “Deze volgt Christus na”.
Let nu op wat de mannen van David doen. “Zij vonden een Egyptische man op het veld, en zij brachten hem tot David; en zij gaven hem brood, en hij at, en zij gaven hem water te drinken. Zij gaven hem ook een stuk van een klomp vijgen, en twee stukken rozijnen; en hij at, en zijn geest kwam weer in hem; want hij had [in] drie dagen en drie nachten geen brood gegeten, noch water gedronken” (1 Samuël 30:11-12). Het zag er slecht voor hem uit. Hij was al bijna gestorven. Mijn onbekeerde vrienden, met jullie staat het er nog slechter voor. Je bent dood. Jullie zijn “dood in misdaden en zonden” (Efeze 2:1). Deze man was niet dood. Er was nog leven in hem maar hij was de hongerdood nabij. Maar juist wat hij nodig had konden David en zijn mannen hem geven. Dat is precies wat het evangelie doet. Precies dat, wat jullie nodig hebben, kunnen de dienaren van Christus jullie aanbieden. Zij kunnen jullie met “het brood van het leven” en “het water van het leven” dienen. Ben jij een armoedige zondaar, een mens die voor God geruineerd is, een die redding nodig heeft en zoekt? Dan wordt dit je in de Naam van de Heer Jezus verkondigd. Wil je gered worden? Dat kan gebeuren. Voor iemand als jij is Christus, de Heiland, gestorven, en er niets anders dan genade in het hart van God ten opzichte van jou. Dit is de dag van genade, de dag van redding. De dag van het oordeel is nog niet gekomen. Tot op de dag van vandaag houdt God de remmen op de kanonnen van het oordeel, maar eens moet de dag van het oordeel de plaats innemen van de dag van genade.
Wat komt er vóór de dag van het oordeel aanbreekt? Genade! En wat is genade? Het is de liefde van God in een nieuw karakter, in een nieuwe kleur. Nadat de mens gezondigd had [dus na de zondeval – vertaler] en voor de dag van het oordeel, verscheen de Zoon van God als Redder. Genade is het komen van de Heer Jezus Christus in deze wereld, en het volbrengen van het werk – het werk van verzoening en verlossing dat alleen Hij kon doen – dat God in staat stelde onder handhaving van Zijn gerechtigheid de meest schuldige mens te redden. Er is geen mens TE SLECHT voor Christus. Ik heb vele mensen ontmoet die TE GOED waren voor Christus; zij wilden geen redding. Zij hadden geen bekering nodig. Ik herinner mij zo’n mens; hij was eigenaar van een zalen-complex.
Wordt D.V. vervolgd.
Geplaatst in: Commentaren & personen
© Frisse Wateren, FW