Handelingen 9 vers 36-42
Het voorbeeld Dorkas
In de Handelingen van de apostelen ontmoeten we een gelovige vrouw genaamd Tabitha of Dorkas1, van wie we iets kunnen leren met betrekking tot het volgen van de Heer Jezus.
Handelingen 9 vers 36-37:
“Nu was er in Joppe een discipelin, genaamd Tabitha, wat vertaald wil zeggen Dorkas. Deze was overvloedig in goede werken en weldaden die zij deed. Het gebeurde nu in die dagen, dat zij ziek werd en stierf; en nadat zij haar hadden gewassen, legden zij haar in een bovenzaal.”
1. Ze was een discipelin: discipel betekent leerling of navolger. Het was duidelijk in haar leven, dat ze de Heer Jezus volgde. Discipelschap is een zaak voor elke gelovige, oud of jong, broeders of zusters. Allereerst betekent het leren van de Heer Jezus door persoonlijk met Gods woord bezig te zijn en door te luisteren en te ontvangen wanneer Gods Woord wordt gepredikt. Navolging blijkt dan in de praktische uitvoering in het dagelijks leven. De Heer Jezus heeft ons een voorbeeld nagelaten en we moeten in Zijn voetsporen treden (1 Petr. 2:21). In het dagelijks leven en door de vraag geleid worden: “Wat moet ik doen, Heer?” is een kenmerk van echt discipelschap.
2. Haar naam Dorkas betekent ‘gazelle’ en staat voor schoonheid en bekoorlijkheid. We denken hierbij niet eerst aan het uiterlijk, maar aan het innerlijke. En niet eerst in de ogen van mensen, maar voor God. In 1 Petrus 3 vers 4 schrijft Petrus in verband met gelovige vrouwen over “de verborgen mens van het hart, in de onvergankelijke versiering van de zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is voor God”. Dit is de waardering van God voor het leven in een gezindheid, die met Hem in overeenstemming is. Hoe is dat met jou en mij?Zou de Heer dat van ons kunnen zeggen?
3. Deze levenshouding werd in daden zichtbaar. Ze was rijk aan goede werken en weldaden. Ze had blijkbaar vooral kleding voor weduwen genaaid en hen materieel ondersteund. En dat moet ze aanhoudend hebben gedaan (terwijl ze bij hen was) en intensief. Ze had gediend, gewerkt, gegeven, en dat was wat haar rijk maakte. In dienst van de Heer wordt men door geven rijk. Want de beloning komt van God. Het is niet materieel, maar het is onvergankelijk. We mogen ons schatten verzamelen in de hemel, waar mot noch roest ze kan verderven (verg. Matth. 6:19,20; Luk. 12:33). En we kunnen nu al genieten van de gelukkige gemeenschap met onze Heer.
4. Deze dienst werd voornamelijk aan weduwen gedaan en blijkbaar aan ongelovigen (want in vers 41 worden weduwen onderscheiden van heiligen, d.w.z. gelovigen). Het bezoeken van wezen en weduwen in hun verdrukking is, volgens Gods Woord, een reine en onbevlekte godsdienst (Jak. 1:27). De dienst was gericht op God. Het was een levend getuigenis van de Heer Jezus voor ongelovige mensen. We trekken mensen niet eerst door woorden, maar eerst door ons leven naar HEM. De dienst was werkelijk onbaatzuchtig. Ze diende degenen van wie ze niets terug kon verwachten. Dat is wat echte dienst uitmaakt.
5. Zij werd ziek en stierf. Ook christelijke huizen, ook trouwe gelovigen, blijven niet verschoond van noden. Dorkas had haar tijd op aarde goed gebruikt voor de Heer. Haar dienst was voor hen die achterblijven van voortdurend nut en waarde. In deze bijzondere situatie werkt God dan nog door het opwekken van Dorkas tot Zijn verheerlijking zodat mensen zich bekeren. Nu, we hoeven vandaag niet zo’n wonder te verwachten. Maar we kunnen ons afvragen of God door ons leven wordt verheerlijkt en of door ons leven mensen zich tot de Heer Jezus aangetrokken voelen.
Dorkas is gestorven – het geloof is actief
We hebben Dorkas gezien, die een voorbeeld voor ons is als trouwe discipelin. Nadat ze is gestorven, wordt ons bericht wat gelovigen in vertrouwen op God doen. Hoewel de situatie als zodanig heel bijzonder is en de opwekking van Dorkas in de eerste plaats een boodschap aan de ongelovige Joden was, kunnen we er vandaag ook voor onszelf iets van leren.
Handelingen 9 vers 36-42:
“Nu was er in Joppe een discipelin, genaamd Tabitha, wat vertaald wil zeggen Dorkas. Deze was overvloedig in goede werken en weldaden die zij deed. Het gebeurde nu in die dagen, dat zij ziek werd en stierf; en nadat zij haar hadden gewassen, legden zij haar in een bovenzaal. Daar nu Lydda dicht bij Joppe lag, zonden de discipelen, toen zij hoorden dat Petrus daar was, twee mannen tot hem om hem aan te sporen: Kom zonder dralen naar ons toe. En Petrus stond op en ging met hen mee; en toen hij was aangekomen, brachten zij hem naar de bovenzaal. En al de weduwen stonden wenend bij hem en toonden de onderklederen en mantels die Dorkas had gemaakt toen zij bij hen was. Petrus echter dreef allen naar buiten, knielde neer en bad. En hij keerde zich om tot het lichaam en zei: Tabitha, sta op! En zij opende haar ogen, zag Petrus en ging overeind zitten. En hij gaf [de] hand en richtte haar op; en na de heiligen en de weduwen geroepen te hebben stelde hij haar levend voor hen. En dit werd bekend door heel Joppe en velen kwamen tot geloof in de Heer.”
1. Het is een beetje verrassend dat Dorkas in een bovenzaal gelegd werd. Waarom wordt een gestorvene nog naar boven gedragen? Het zou toch gemakkelijker zijn geweest om haar voor de aanstaande begrafenis achter te laten, waar ze was. Het was waarschijnlijk toen zo het gebruik.
2. Toen de discipelen hoorden dat Simon in de buurt was, stuurden ze twee mannen naar hem toe met de vraag bij hen te komen. Ook hier laten we de bijzondere en eenmalige aspecten van de situatie buiten beschouwing. Wat kunnen wij ervan leren? Nu had de Heer zijn twaalf discipelen uitgezonden in Mattheüs 10 vers 8 en hen met volmacht uitgerust. Hij had hun ook de macht gegeven om doden op te wekken. Ze toonden hun vertrouwen in Gods Woord door zich onmiddellijk tot Petrus te wenden. Tot op dit tijdstip hebben we er geen voorbeeld van, dat Petrus zoiets in afhankelijkheid van God en gewerkt door Hem gedaan heeft. Dit is echt geloof. Hij heeft geen voorbeeld nodig om op te vertrouwen. Het Woord van God is toereikend. Laten we onvoorwaardelijk op Zijn Woord vertrouwen! Het is Gods Woord. Niets zal op de grond vallen. Geen letter gaat verloren.
3. De discipelen vragen Petrus om te komen, maar ze vragen en wensen niet wat hij zou moeten doen. Willen ze niet dat Dorkas aan hen teruggegeven zou worden? Geen twijfel, ja. Maar ze laten alles aan God over. Ook dit toont een diep vertrouwen in Gods wijze leiding. Hebben we ook niet vaak voorstellingen over hoe God onze problemen moet oplossen en wanneer Hij dat doen moet? Soms is dat maar al te natuurlijk. Maar hoe mooi is het, als we ons probleem, onze nood, eenvoudig aan de Heer voorleggen en Hem het dan laten doen. Martha en Maria hadden de Heer ook eenvoudig laten zeggen: “Heer, zie, hij die U liefhebt is ziek.” Hij weet volkomen wat er nodig is. Als Hij het probleem wil wegnemen, dan doet Hij het. Maar misschien wil Hij ons ook in de moeilijkheden in het bijzonder Zijn nabijheid en troost tonen en ons geloof versterken.
4. Petrus gaat naar de bovenzaal, stuurt ze allemaal naar buiten, knielt neer en bidt. De dienst wordt voorafgegaan door de ‘stilte’ met de Heer. Zoeken wij bewust de stilte in Zijn tegenwoordigheid? Kijken wij naar boven (bovenzaal), wordt ons gedrag gekenmerkt door nederigheid (knielen) en tonen wij afhankelijkheid en vertrouwen (bidden)? Alleen op deze wijze kunnen we duidelijkheid en begeleiding voor onze stappen, voor kleine en grote taken krijgen. Dit alles vindt in stilte plaats, evenals de opstanding door de kracht van God. De dienaar treedt terug en de Heer wordt door het resultaat verheerlijkt.
Zo mogen wij in vertrouwen op HEM elke dag onze weg gaan en Hem daarin eren met een levende hoop in ons hart.
Dirk Mütze; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 16.10.2020.
Geplaatst in: Christendom, Geloof
© Frisse Wateren, FW