Door Mijn Geest (3)
Openbaring van Jezus Christus
We hebben gezegd dat er twee basis-dingen waren die we wilden bespreken voordat we naar de inhoud van de Galatenbrief zouden gaan. We willen nu het tweede punt noemen. De brief is grotendeels gebaseerd op dit tweede punt, namelijk Paulus zelf en zijn apostelschap. Het is opvallend wat een grote plaats de apostel zelf inneemt. Hij zegt heel veel over zichzelf. We zien de man achter de brief, achter het evangelie. Paulus doet dat met een doel voor ogen. Dat doel is zeker niet dat hij in zichzelf wil roemen. Nee, integendeel, hij wil Christus groot maken. Dit wordt aangetoond door het feit dat in deze zes hoofdstukken de naam Christus drieënveertig keer voorkomt. We komen daar later op terug.
De reden dat Paulus zo op de voorgrond treedt, is de grote verandering in zijn tijd en de controverse die dat met zich meebracht voor Paulus. Hij wilde zelf niet op de voorgrond komen, maar het waren zijn opponenten die hem tot de centrale figuur maakten. Ze betwistten Paulus het recht om te leren wat hij leerde. Ze zetten Paulus tegenover Mozes. In feite zeiden ze dat God Mozes altijd “Mijn knecht” noemde. Volgens de Schrift was Mozes de door God aangestelde dienaar, die het hele systeem van de wet invoerde. En Mozes schreef de wet op zoals God die hem dicteerde, letterlijk. Dat betekende dus dat het Oude Testament woordelijk door God geïnspireerd was, en daarmee het hele Joodse systeem. Door Mozes had God de hele eredienst en priesterdienst gegeven.
De Joden hadden dus een sterk argument tegen hem. Zij beweerden dat Paulus dat alles loochende. En Paulus zei dat het allemaal verleden tijd was, voorbij. Neem bijvoorbeeld de besnijdenis. Volgens het Oude Testament is de besnijdenis door God ingesteld en erg belangrijk. En deze man, Paulus, zegt zomaar dat de besnijdenis niets betekent. Daarom gaat Paulus tegen de Schriften in. Hij gelooft niet in de inspiratie van de Schrift. Ze gingen nog verder. Ze vielen niet alleen zijn leer aan, maar ook hemzelf. Dat is altijd een veeg teken als je mensen aanvalt. Ze keerden zich van wat de persoon leert naar de persoon zelf. Ze probeerden hem in diskrediet te brengen. Ze zeiden dat Paulus geen echte apostel was. Hij was een valse leraar, niet zuiver in de leer. En hij is gevaarlijk. Zo probeerden ze de bediening van Paulus te ondermijnen.
Hier kun je aan zien hoe belangrijk de plaats was die Paulus in deze grote kwestie innam – de grote historische en geestelijke kwestie over de ware aard van het christendom. En omdat deze machtige vijanden hun aandacht op Paulus richtten, vroeg dat van Paulus een persoonlijk getuigenis. En in dat getuigenis zien we nu juist de essentie van het ware christendom. In dat getuigenis hebben we de nieuwe wijn die de oude zakken doet barsten. In dit getuigenis vinden we de nieuwe hemelse orde waarin wij leven. Tussen haakjes, we zijn de vijanden van Paulus veel dank verschuldigd. Wat een licht en leven kwam er voort uit zijn lijden. God veranderde de vervolging van Paulus in een heerlijk voordeel voor deze hele bedeling. Zo is het vaak. God krijgt pure wijn uit de wijnpers. Maar dat wat in de wijnpers gaat moet fijngestampt en gebroken worden; dan stroomt de pure wijn. Zo was het in dit geval ook.
We moeten goed begrijpen dat de strijd niet tussen Paulus en de Joden ging, maar tussen traditie en geestelijk leven. Paulus heeft dat verschil gezien en spreekt over wat hij gezien heeft. Zo gaan we Paulus’ persoonlijk antwoord begrijpen.
Tot in onze tijd toe is er niet zo’n controversiële persoonlijkheid geweest als Paulus. Zelfs zij die Jezus wel willen aanvaarden, met beperkingen, willen Paulus niet aanvaarden (in onze tijd de modernisten en bepaalde Messias-belijdende Joden). Het moet voor ons duidelijk zijn in welke relatie deze man Paulus staat ten aanzien van de hele bedeling. Tenzij we een duidelijk antwoord op die vraag kunnen geven, kunnen we zijn bediening niet begrijpen. Omdat de hele bediening van Paulus in feite gaat om dit ene punt, dat is de geestelijke en hemelse aard van deze nieuwtestamentische tijd, die begonnen is met Jezus Christus.
Laten we in twee Schriftgedeelten de principes van Paulus’ apostelschap bekijken: “Want ik maak u bekend, broeders, dat het evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de mens. Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus” (Gal. 1:11,12). “Maar wat hen betreft, die in zeker aanzien waren wat zij vroeger geweest mogen zijn, doet er voor mij niets toe: God ziet de persoon niet aan mij immers hebben zij, die in aanzien waren, verder niets opgelegd” (Gal. 2:6).
Deze twee gedeelten zijn het antwoord op de kwestie. “Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus”. Wat betekent dit? Het betekent dat de realiteit van deze bedeling een persoonlijke, rechtstreekse ontmoeting met Jezus Christus is. Het is misschien wel het allerbelangrijkste, waar al het andere uit voortkomt. Het is persoonlijk tussen Christus en onszelf. Het is rechtstreeks, omdat het niet via een mens gaat, niet door een priester of een andere tussenpersoon. Het is tussen Christus en ons. Als dit ontbreekt, als we dit niet kunnen zeggen, missen we Gods doel. Iedere gelovige moet individueel kunnen zeggen: “Ik heb rechtstreeks Jezus Christus ontmoet en Hij mij. Mensen hebben daarbij geholpen, maar ik heb het niet van een mens, zelfs niet van die belangrijke mensen in Jeruzalem”.
Hierop moeten wij ons onderzoeken! Hoe hebben wij verkregen wat we hebben? Wilt u uzelf hierop ernstig onderzoeken? Heb ik het door verstandelijk redeneren verkregen en ben ik toen tot de conclusie gekomen dat dit de beste keus was? Of heb ik het door de invloed van een sterke persoonlijkheid ontvangen, een bijbelleraar onder wiens invloed ik was? Hebben andere mensen me overgehaald? Ze hebben me vaak gezegd dat ik tot Christus moest komen, en tenslotte heb ik maar toegegeven. En toen ben ik gedoopt en dat is de grond waarop ik sta. De Heere zal het vuur van de beproeving laten komen om ons te laten zien waar we op steunen. Paulus zei: “Ik heb het niet van een mens ontvangen of geleerd. Petrus mag dan een belangrijk persoon zijn, maar ik heb het niet van hem. Ook niet van Jacobus of Johannes. Ik heb het rechtstreeks door openbaring van Jezus Christus ontvangen”. Dat is de basis van deze bedeling; de basis van waar geestelijk christendom. En dat is het grote verschil tussen een wetssysteem en geestelijk leven.
Nu was er achter Paulus’ apostelschap een enorme crisis. Galaten 1 vers 13 zegt: “Want gij hebt gehoord van mijn vroegere wandel in het Jodendom: ik heb de gemeente Gods bovenmate vervolgd en getracht haar uit te roeien”. Paulus leefde in het Jodendom en vervolgde de gemeente. Hij ijverde voor de traditie van de vaderen. Wat een ongelofelijke ommekeer in zijn leven! Niet een ontwikkeling, maar een ommekeer, een crisis. En deze crisis betekende de scheiding tussen zijn verleden en het heden. Het oude systeem had voor hem afgedaan en een nieuwe hemelse orde was begonnen.
Het volgende dat we willen opmerken is dat het de soevereine daad van God was, zoals we al eerder opmerkten: Jezus Christus stond op van Zijn troon en kwam naar Paulus toe. Een soevereine daad vanuit de hemel. Maar tegelijk was er iets in deze man dat voor de Heere een grond was om juist Paulus te roepen. Het was niet vanwege een bepaalde verdienste, maar er was een grond waarop God kon werken in Saulus omdat hij een man was die God wilde dienen en dat radicaal. Hoewel Saulus van Tarsis verkeerd deed, handelde hij naar het licht van zijn geweten. Later heeft hij gezegd dat hij het in onwetendheid had gedaan, dat hij dacht God een dienst te bewijzen. Hij meende het oprecht en met zijn hele hart. In zekere zin had hij een hart voor God.
Onder de christenen zijn velen die onverschillig zijn en weinig hart voor de dingen van God hebben. Als de dingen van God er weinig toe doen, dan doet God er weinig toe. In het Oude Testament lezen we: “Jegens de getrouwe toont Gij U getrouw” (Eng. vert. “Jegens de oprechten toont gij u oprecht”), jegens de reine toont Gij U rein, maar jegens de verkeerde toont Gij U een tegenstander” (Ps. 18:26,27). Als je naar de mannen en vrouwen kijkt die het meest door God gebruikt zijn, dan weet je dat er aan het begin van hun christen zijn een ernstige crisis was. De Heere wilde zien of Hij in hen een goede grond had. Hij testte hen of ze Hem alleen wilden hebben voor hun eigen belang en genoegen of dat ze Hem om Hemzelf wilden hebben.
Een jonge man die heel rijk was, kwam tot Jezus en zei: “Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?” Jezus zei tegen hem: “Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen”. In deze woorden ligt al een toets. “Gij kent de geboden; gij zult uw naaste liefhebben als uzelf, en de HEERE, uw God met uw ganse hart”. “Meester, dat alles heb ik in acht genomen van mijn jeugd af”. Dan gaat Jezus hem echt beproeven: “Ga heen, verkoop alles wat je hebt en geef het aan de armen en kom hier en volg Mij”. Volg Mij zonder een cent, zonder een reputatie. Is eeuwig leven voor jou belangrijker dan alles wat je in deze wereld kunt krijgen? Waarom wil je eeuwig leven? Is dat voor jou belangrijker dan al het andere? Wil je daarvoor alles opgeven? De jonge man liet zijn hoofd hangen, draaide zich stilletjes om en liep weg. Ziet u het punt? We zullen niets krijgen tenzij we het werkelijk ernstig menen. Misschien zijn er verkeerde dingen in ons leven. We kunnen verblind en verduisterd zijn, maar zelfs dan kunnen we het ernstig menen. En hoewel Hij de soevereine Heer is, had Hij grond waarop Hij iets kon doen. Die ijver, al was die verkeerd gericht, betekende iets voor God.
Wat is onze houding ten aanzien van God en de dingen van Hem? Zijn we halfhartig, slapen we nog? Of zeggen we bewust met heel ons hart: “Wat de Heere voor mij bedoeld heeft, wil ik hebben, ja alles. Ongeacht wat het me kost”. Dit was de crisis in het leven van Paulus!
Wordt D.V. vervolgd.
Geplaatst in: Gemeente
© Frisse Wateren, FW