De twee bezetenen
Bijbelgedeelte: Mattheüs 8 vers 28-34
Leestijd: 3 minuten
De onderwerping van de mens aan de macht van de satan is de vrucht van de zondeval. Dit is een verschrikkelijke waarheid die niet onderschat mag worden. Bij verschillende gelegenheden ontmoette de Heiland mensen hier op aarde die bezeten waren door demonen. Dit is een beeld van de geestelijke toestand van elke onbekeerde persoon, waarbij in individuele gevallen sprake is van een bijzondere aandoening.
De overste van de macht van de lucht regeert de huidige gang van zaken hier door actief te zijn in de zonen van ongehoorzaamheid (Ef. 2:2). Hij brengt hen onder zijn gezag en zo worden zij zijn slaven (Rom. 6:6). Eén van de vreselijkste bewijzen van deze verschrikkelijke toestand is het moderne spiritualisme.
Mattheüs vertelt ons over twee bezetenen die onze Heer aan de oostkant van het Meer van Galiléa tegenkomt wanneer Hij aan land komt na Zijn stormachtige overtocht (Matth. 8:28-34). Het is opmerkelijk dat Markus en Lukas maar melding maken van één bezeten man. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn, dat de één wanhopiger was dan de ander en dat de tweede en derde evangelist ertoe werden gebracht hun aandacht op deze persoon te richten. Mattheüs daarentegen, die altijd schreef met Joodse lezers in gedachten en die wist welk gewicht twee getuigen in deze zaak zouden hebben (Deut. 17:6; 19:15), was voorzichtig om het feit, dat er twee mensen gezegend werden vast te leggen, hoewel hij een aantal andere details weglaat.
Hoe blind de mensen ook waren, de demonen herkenden Hem altijd als hun Heer en beefden en sidderden voor Hem – voor de persoonlijke verheerlijking van de Heer Jezus. Zij wisten, dat Hij de schrikbarende Rechter was, die hen en hun leider aan het begin van Zijn heerschappij in de afgrond zou werpen (Openb. 20:1). Ze smeekten Hem, dat Hij hen niet voortijdig naar die vreselijke plaats zou brengen. Als antwoord op hun smeekbede werden ze in een kudde zwijnen gezonden, met als gevolg dat alle tweeduizend zwijnen zich van de steilte in het meer wierpen en omkwamen.
De hele omgeving ging naar buiten toen ze het nieuws hoorden. Ze vonden de eens bezetene vredig zittend aan de voeten van Jezus, gekleed en gezond. Al hun duivelse slechtheid, die hen tot de schrik van de buurt had gemaakt, was voorgoed verdwenen. Toch werden de mensen (uit de streek) niet gekenmerkt door dankbaarheid maar door afkeer. Ze haalden de Heiland onmiddellijk over om hun gebied te verlaten. Twee mannen waren verlost uit de greep van satan, maar ten koste van tweeduizend varkens. Waren twee zielen tweeduizend varkens waard? Door hun ongelukkige blindheid oordeelden ze hier niet over. Als dit het resultaat was van de aanwezigheid van de Zoon van God, dan hadden ze liever satan als hun naaste gehad. Zulk gedrag zou onbeschrijflijk zijn geweest; zien we vandaag de dag niet, dat mensen hun eigen ziel opofferen voor kleinigheden minder dan lucht? Wat maakt het uit, dat de Heiland, door het vergieten van Zijn kostbare bloed, het recht verkreeg om elke ziel die naar verlossing verlangde te verlossen uit de macht van satan? Naar het oordeel van velen zijn beroep, vermogen en vermaak te verkiezen boven elke zegen die Hij kan geven.
© www.bibelstudium.de; W.W. Fereday
Online in het Duits sinds 14.07.2009; [vertaald naar het Duits door Benjamin Runkel]
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW