9 jaar geleden

De wil van God kennen en doen

“… opdat u beproeft wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is” (Rom. 12:2);
“Wees daarom niet onverstandig, maar verstaat wat de wil van de Heer is” (Ef.5:17).

Waarom zouden we de wil van God moeten doen?

→ De Heer Jezus is onze Heer, we behoren Hem toe, en als zodanig doen wij ook Zijn wil (1 Kor. 6:20);
→ daardoor tonen we Hem dankbaarheid voor wat Hij voor ons aan het kruis  heeft gedaan (Gal. 2:20; Joh. 14:23);
→ omdat Hij alwetend is en de toekomst kent (Jes. 46:10), wordt ons sterk aangeraden Hem om Zijn raad te vragen;
→ De Heer als voorbeeld voor ons geloof (Hebr. 12:2) heeft in Zijn leven voortdurend naar Gods wil gevraagd en er ook naar geleefd (Joh. 4:34);
→ Omdat we vrede, rust en veiligheid erdoor verkrijgen, dat we een zaak in Zijn handen leggen (zie Fil. 4:6-7);

Aanmoediging: God wil ons Zijn wil tonen en ons leiden (Ps 32:8; 73:23,24; Jes. 48:17)!

De drie gebieden van de wil van God

Zijn eeuwige wil/raadsbesluit (bijv. Ef. 1:3-12; 1 Petr. 1:2; …);
Zijn morele wil (bijv. 1 Thess. 4:3; Kol. 3:5,12-14; Gal. 6:22; …);
Zijn “persoonlijke wil” voor mijn leven (bijv. Ps. 32:8; Jes. 58:11; …).

De drie gebieden staan in directe verbinding met en afhankelijk van elkaar. Twee voorbeelden:

  1.  In Gods eeuwige wil, is het de bedoeling, dat God een bruid (de gemeente) terzijde van de Heer Jezus stelt; Hij is haar Hoofd, en zij is ondergeschikt aan Hem (Ef. 1:22; 5:23). Voor de morele wil van God betekent dit, dat mannen primair openbare verantwoordelijkheden vervullen, vrouwen daarentegen niet-openbare (zie 1 Tim. 2:8-12; 1 Kor. 14:34-35; etc.). Voor een man of een vrouw volgt daaruit binnen dit gebied de verschillende taken die God ons persoonlijk wil laten zien.
  2. Gods eeuwige wil is dat alle mensen gered worden en tot kennis van de waarheid komen (1 Tim. 2:3-4). Daarom komt het overeen met Zijn morele wil dat we een getuigenis voor Hem moeten zijn en evangelisch bezig moeten zijn (Matth. 5:14-16; Fil. 2:15). Voor mij persoonlijk kunnen daaruit verschillende taken voortvloeien: persoonlijk getuigenis, boektafel-arbeid, kinderwerk, zending, en nog veel meer.

Wat is het doel?

– Kolosse 1:9-12;
– “Waardig wandelen …”:

  • “… de roeping“ (Ef. 4:1)
  • “… de Heer” (Kol. 1:10)
  • “… het evangelie” (Fil. 1:27)
  • “God …” (1 Thess. 2:12)

– 1 Korinthe 10:31: In alles wat we doen God de eer geven.
– Hebreeën 13:20-21: God welbehaaglijk leven.

Hoe kan ik Gods wil voor mijn persoonlijke leven leren kennen?

a) Wat zijn de voorwaarden?

  1. Wedergeboorte (Joh. 3:8-9);
  2. vervuld zijn met de Heilige Geest (Ef. 5:18; verg. Ef. 4:30);
  3. Gemeenschap met de Heer (Ps. 32:8: “oogcontact houden”; Jes. 50:4: “open oren”);
  4. Godsvrucht (Ps. 25:12,14);
  5. niet alleen in grote maar ook in kleine dingen naar Gods wil vragen;
  6. Gods Woord kennen;

b) Welke “middelen“ zijn er?

  1. Gebed (Ps. 37:5; Spr 16:3);
  2. het woord van God (Ps 119,105).
  3. Raad van ervaren gelovigen (Spr. 11:14; 15:22);

c) Waardoor kan God tot ons spreken?

  1. Door Zijn woord (Ps. 119:105);
  2. Hij leidt gedachten (Spr. 16:3);
  3. Hij gebruikt andere mensen, mogelijk zonder dat ze het weten; (→profetie; verg. 1 Kor. 14:3).
  4. Het geeft innerlijke vrede op een weg (Kol. 3:15; verg. Fil. 4:6,7);
  5. Door de omstandigheden:
    i. bijvoorbeeld: God heeft Paulus een open deur gegeven (1 Kor. 16:9);
    ii. maar let op: op een andere plaats ging Paulus niet door een open deur (Hand. 16:27);

En als er geen concreet Bijbelgedeelte is?

– Is het voor Christus? (Kol. 3:17);
– wordt God daardoor verheerlijkt? (1 Kor. 10:31);
– heb ik innerlijke rust over deze zaak, of ik ben onrustig? (2 Kon. 5:19; Kol. 3:15; verg. 2 Kor. 2:12,13);
– wat is de bron van dit verlangen, het vlees of de Geest? (Gal. 5:16-26);
– welke natuur wordt er door gevoed? (Rom. 8:13);
– wordt Christus dierbaarder voor mijn hart? (1 Petr. 2:7);
– zal het mijn godsvrucht bevorderen? (1 Tim. 1:4);
– zou ik de Heer zonder bedenken mee daarheen nemen, als Hij fysiek bij mij zou zijn? (Gen. 33:14-15);
– zou de Heer het gedaan hebben? (1 Petr. 2:21);
– zou het juist zijn om daarbij aangetroffen te worden, wanneer de Heer komt? (Matth. 24:46);
– kan ik mij daarvoor voor anderen rechtvaardigen? (Job 9:20);
– als het gaat om geld uitgeven, zou het geld beter gebruikt kunnen worden? (Spr. 3:9; verg. 1 Kor. 4:2);
– als het tijd kost, zou die tijd beter gebruikt kunnen worden? (Ef. 5:16; Kol. 4:5);
– wat voor effect zal mijn handelen in deze zaak op anderen hebben? (1 Kor. 8:9-13);
– heeft het de schijn kwaad te zijn? (1 Thess. 5:22);
– overheerst het mij of heeft het mij gevangen genomen? (1 Kor. 6:12);
– ben ik heel haastig met deze zaak? (Spr. 19:2);
– heb ik godvrezende christenen in deze zaak om raad gevraagd? (Spr. 11:14; 15:22).

Vragen om over na te denken:

– Is het naar een teken vragen vandaag nog relevant? (zie Richt. 6:36-40);
– hoe zit het met de omstandigheden – laten we ons daardoor leiden? (Ps. 32:8)?
– hoe gaan we met “mislukkingen” om? (Hand. 16:6-10);
– moet je altijd voor 100% zeker zijn? (verg. Hand. 16:10);
– wat zijn de gevolgen van eigenzinnigheid? (Ps. 32:9; Gal. 6:7-8);
– klopt de verhouding bij het vragen naar Gods wil in een kwestie?
– ben ik open voor de wil van God of ben ik in mijn voorstelling over hoe het eruit zou moeten zien, al vooringenomen?
– kan een ander voor mij de wil van God kennen? (verg. Joh. 21:22);
– staan we onder druk om een beslissing te nemen of niet?
– is voor ons dit vragen naar Gods wil vervelend, of we zijn blij en dankbaar dat we dat doen mogen?

Praktische hulp, wanneer het erom gaat de wil van God te kennen:

– Zich steeds weer bewust maken, dat de weg die God ons toont, goed is (Rom. 8:28);
– zich bewust zijn/maken, dat men zich vergissen kan; levenslustig blijven;
– God er ook om vragen, dat Hij rust, vrede en vertrouwen geeft in het proces van het vinden van Zijn wil (Fil. 4:6-7).

De Heer Jezus – een voorbeeld voor ons

In Zijn Komst op aarde:
“Zie, Ik kom om Uw wil te doen” (Hebr. 10:9; Ps. 40:9).

In Zijn leven:
“Jezus zei tegen hen: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng” (Joh 4:34).
“Ik kan van Mijzelf niets doen; zoals Ik hoor, oordeel Ik, en Mijn oordeel is rechtvaardig, omdat Ik niet Mijn wil zoek, maar de wil van Hem Die Mij heeft gezonden” (Joh. 5:30; verg. Joh. 6:38).

In Zijn sterven:
“En Hij ging iets verder, viel op Zijn aangezicht en bad aldus: Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker Mij voorbijgaan; echter niet zoals Ik wil, maar zoals U [wilt]” (Matth. 26:39).
“… heeft Hij Zichzelf  vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood” (Fil. 2:8).

“Als ik geen ander motief heb dan de wil van mijn Vader, hoe wordt dan alles op een verbazingwekkende manier vereenvoudigd. Als u nooit eraan zou denken iets te doen, behalve omdat het Gods bepaalde wil is, hoeveel in uw leven zou in één klap verdwijnen; niet in een constante strijd tegen dit of dat, maar in de geruststellende wetenschap dat de genade van God voor alles voorzorgsmaatregelen heeft genomen, zodat u niet één stap doet, die Zijn liefde
niet tevoren bedacht heeft”.

J.N. Darby, © bibelwork.de

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW