“Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:6)
Deze uitspraak is één van de zeven “Ik ben” uitspraken van de Heer Jezus. In de laatste nacht voordat Hij naar Golgotha ging, bereidde Hij Zijn discipelen voor op de dagen die voor hen lagen. Al meer dan drie jaar waren deze mannen Hem gevolgd, lerend van Zijn onderricht en voorbeeld. Zij hadden hun hoop op Hem gevestigd als de Messias, de beloofde Verlosser, maar toch begrepen zij nog niet hoe Hij die verlossing zou gaan volbrengen. Na het Pascha begon de Heer te spreken over Zijn vertrek, wat leidde tot vragen van Zijn discipelen. In Johannes 13 vers 33 zei de Heer Jezus: “Kinderen, nog een korte tijd ben Ik bij u. U zult Mij zoeken, en, zoals Ik de Joden heb gezegd: Waar Ik heenga kunt u niet komen, zeg Ik nu ook u.” Dit was voor Petrus aanleiding om te vragen waar Hij heen ging (Joh. 13:36). Petrus en de anderen begrepen niet, dat Hij sprak over Zijn dood en hemelvaart. Het antwoord van de Heer Jezus was: “Waar Ik heenga, kun je Mij nu niet volgen, maar je zult [Mij] later volgen.”
In feite is Petrus de eerste van vier verschillende discipelen die vragen stellen die voortvloeien uit de uitspraak van onze Heer in vers 33. Petrus in 13 vers 36-14 vers 4; Thomas in 14 vers 5-7, Filippus in 14 vers 7-21, en Judas (niet Iskariot) 14 vers 22-31. In de tabernakel hebben we de tafel van de toonbroden.
Het is ook interessant eraan te herinneren, dat een deel van het ritueel van het Pascha een tijd was waarin vragen konden worden gesteld (Ex. 12:26-27). Petrus was nog steeds in de war en verklaarde, dat hij de Heer overal zou volgen en zelfs zijn leven zou geven als dat nodig was. De discipelen waren verontrust en hadden bedroefde harten (14:1,27; 16:6,20-22), wat ons vertelt, dat de sfeer in de bovenzaal zeer ernstig was! Als we naar het antwoord van onze Heer kijken, kunnen we een drievoudig antwoord zien:
Eerst leren wij dat Christus het voorwerp van ons geloof is, Zijn Persoon (14:1). Dan leren wij van de belofte van een hemels tehuis (14:2), dan van het vooruitzicht van Zijn wederkomst voor ons (14:3). Toen zei de Heer: “En waarheen Ik ga, weet u, en de weg weet u.” (vs. 4). Sprekend namens de anderen, zei Thomas, dat zij niet wisten waar Hij heen ging, dus hoe konden zij weten hoe zij Hem daarheen moesten volgen? In antwoord op deze vraag sprak de Heer Jezus de zesde “Ik ben”-uitspraak uit.
IK ben
In de Griekse taal is “Ik ben” een zeer krachtige manier om naar zichzelf te verwijzen. Het is vergelijkbaar met: “Ikzelf, en alleen ik, ben.” Verschillende andere keren in de evangeliën gebruikt de Heer deze woorden. In Mattheüs 22 vers 32 citeert Jezus Exodus 3 vers 6, waar God dezelfde intensieve vorm gebruikt om te zeggen: “Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob.” In Johannes 8 vers 58 zei de Heer Jezus: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: vóór Abraham werd, ben Ik.” De Joden begrepen duidelijk dat Jezus Zichzelf God noemde, want zij namen stenen op om Hem te stenigen omdat Hij Zichzelf aan God gelijkstelde. In Mattheüs 28 vers 20, toen Jezus de Grote Opdracht gaf, benadrukte Hij deze door te zeggen: “En zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de eeuw.” Toen de soldaten in de nacht voor Zijn kruisiging Jezus kwamen zoeken in de hof, zei Hij hun: “Ik ben het” en Zijn woorden waren zo krachtig dat de soldaten op de grond vielen (Joh. 18:4-6). Deze woorden weerspiegelen de naam van God in het Hebreeuws, Jahweh of Jehovah, die “de Zijnde” of “de Bestaande” betekent. Het is de naam van macht en gezag, de naam van de Zelf bestaande, Zelfvoorzienende God van gemeenschap, en de Heer Jezus verklaarde die Naam als de Zijne.
We moeten er hier op wijzen, dat de Heer Jezus dit tegen Zijn discipelen zegt. Wij gebruiken Johannes 14 vers 6 vaak als een evangelie-vers, en dat aspect heeft het zeker, zoals we zullen zien. Maar in de context van de bovenzaal is het nog iets anders. Niet alleen zien we de Heer Jezus als de weg tot behoud, maar Hij introduceert aan Zijn discipel iets geheel nieuws, dat in het Jodendom niet voorkomt, en dat is de weg tot de Vader! Tot op dit punt in het evangelie van Johannes heeft de Heer Jezus gesproken over “de Vader” (Joh. 1-12). Maar vanaf Johannes 13 begint Hij te spreken over “Mijn Vader.” Vervolgens spreekt Hij na Zijn dood en opstanding over “Mijn Vader en uw Vader” (Joh. 20:17). Hier geeft Hij ons een nieuwe naam voor God, Vader! In de Bergrede gebruikt de Heer Jezus ongeveer 19 keer de naam Vader (Matth. 5-7). Maar hier in het evangelie van Johannes gebruikt Hij hem bijna 126 keer, en tussen Johannes 13-17 komt hij 47 keer voor. Hij leidt hen naar wat het Kruis hen zal brengen, een nieuwe verhouding met God als hun Vader. Hier in vers 6 verklaart Hij: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.” Hij is de Weg en brengt de gelovigen naar het huis van de Vader. Hij is de Waarheid en openbaart het hart van de Vader. Hij is het Leven en brengt de hulp van de Vader.
“Ik ben de Weg” wordt uitgelegd in vers 7-14. “Ik ben de Waarheid” wordt uitgelegd in vers 15-17. “Ik ben het Leven” wordt uitgelegd in vers 18-24. Laten we elk van deze drie dingen wat nader bekijken.
Ik ben de weg
De Heer gebruikte het bepaalde lidwoord om Zichzelf te onderscheiden als “de enige weg.” Een weg is een pad of toegang, en de discipelen hadden hun verwarring uitgesproken over waar Hij heen ging en hoe zij konden volgen. Zoals Hij hun vanaf het begin had gezegd, zegt Hij hun nogmaals (en ons) “volg Mij.” Er is geen andere weg naar de hemel, geen andere weg naar de Vader. Petrus herhaalde deze zelfde waarheid jaren later aan de heersers in Jeruzalem, door over Jezus te zeggen: “En in niemand anders is de behoudenis; want er is ook onder de hemel geen andere naam onder mensen gegeven waardoor wij behouden moeten worden” (Hand. 4:12). Het exclusieve karakter van de enige weg naar verlossing wordt uitgedrukt in de woorden “Ik ben de weg.” Hij is de deur van de schapen en de nauwe poort (Joh. 10:9-10; Matth. 7:13-14).
Maar niet alleen is Hij de Weg tot verlossing, in Hebreeën 10 vers 19-22 lezen we: “Daar wij dus, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs [de] nieuwe en levende weg die Hij ons heeft ingewijd door het voorhangsel heen, dat is Zijn vlees, en [wij] een grote Priester over het huis van God [hebben], laten wij naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van [het] geloof, de harten door besprenkeling gezuiverd van [het] kwaad geweten en het lichaam gewassen [1] met rein water.” Wij hebben een geheel nieuwe toegang tot God en de troon door onze grote Hogepriester, de Heer Jezus Christus.
Dit brengt ons tot een derde punt over de Heer als de Weg. Hij brengt ons in een nieuwe manier van aanbidding. In Johannes 4 had de Heer Jezus het gesprek over aanbidding met de vrouw bij de put. Hij zegt tegen haar: “Maar er komt een uur, en het is er, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid; immers, de Vader zoekt zulke [personen] die Hem aanbidden” (Joh. 4:23). Hij had haar verteld, dat de plaats van aanbidding noch “op deze berg noch in Jeruzalem” is en ging verder met haar te vertellen, dat wij de Vader aanbidden! Hij vertelde haar van de Persoon en de beginselen van ware aanbidding: “God is een Geest [2], en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.” De Heer Jezus is de weg waarlangs onze aanbidding opstijgt naar de Vader!
Dit brengt ons bij ons laatste punt over Christus als de Weg. Het is in Zijn naam, dat onze gebeden opstijgen naar de Vader. Te beginnen bij Johannes 14 vers 13-14 in antwoord op de vraag van Filippus, noemt de Heer in deze hoofdstukken zeven keer, dat wij in Zijn naam vragen (14:13,14,26; 15:16; 16:23,24,26). Wij bidden op gezag en naar het karakter van de Naam van de Heer Jezus Christus. Hij is de Weg tot de Vader in het gebed.
Ik ben de waarheid
Opnieuw gebruikte de Heer Jezus het bepaalde lidwoord om Zichzelf te benadrukken als “de enige waarheid.” Pilatus vroeg de Heer Jezus: “Wat is waarheid” (Joh. 18:38)? Maar Pilatus was niet bereid zich over te geven aan Hem Die de waarheid was. Psalm 119 vers 142 zegt: “Uw wet is waarachtig.” In de Bergrede zei de Heer: “U hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is: … Maar Ik zeg u …” [3] (Matth. 5:22,28,32,34,39,44). Hij stelde Zichzelf gelijk aan de wet van God als de gezaghebbende norm voor gerechtigheid. In feite verklaarde Hij, dat Hij gekomen was om de wet en de profeten te vervullen (Matth. 5:17). De Heer Jezus, als het vleesgeworden Woord van God (Joh. 1:1), is de Bron van alle waarheid. In Psalm 1 vers 1-2 lezen we: “Welzalig de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters, maar die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE en Zijn wet dag en nacht overdenkt.” Als we de volle zegen van deze verzen verlangen, moeten we de weg niet scheiden van de waarheid! De Heer Jezus bad ‘hen te heiligen door Uw waarheid’; Uw woord is de waarheid (Joh. 17:17). Hij is de waarheid, en Zijn woord is de waarheid!
Het is misschien ook nuttig om op te merken dat onze Heer de discipelen beloofde dat Hij de Geest van de waarheid zou zenden Die in hen en nu in ons zou wonen (14:17) en zou getuigen van Hem die de Waarheid is (15:26) en hen zou leiden in alle waarheid (16:13-15).
Ik ben het leven
De Heer Jezus had net aan Zijn discipelen verteld over Zijn dood, en nu verklaarde Hij de Bron van alle leven te zijn. In Johannes 10 vers 17-18 kondigde Hij aan dat Hij zijn leven zou afleggen voor Zijn schapen en het daarna weer terug zou nemen. Hij sprak over Zijn gezag over leven en dood als zijnde Hem verleend door de Vader. In Johannes 14 vers 19 gaf Hij de belofte dat “omdat Ik leef, zult ook u leven.” De bevrijding die Hij zou geven was geen politieke of sociale bevrijding (die de meeste Joden zochten), maar een echte bevrijding van een leven van slavernij aan zonde en dood naar een leven van vrijheid in de eeuwigheid. Dit is het eeuwige leven, dat Hij Die het leven is, ons heeft gegeven, zoals Hij bad: “Zoals U Hem macht [4] hebt gegeven over alle vlees, opdat alles wat U Hem hebt gegeven, Hij hun eeuwig leven geeft. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus Die u hebt gezonden” (Joh. 17:2-3). Ons is alles gegeven wat betrekking heeft op het leven en de godsvrucht (2 Petr. 1:3). Kijk terug naar Johannes 14 vers 22, Judas (niet Iskariot) vroeg: “Heer, <en> hoe komt het dat U Zichzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?” Hoe wordt het leven vandaag in ons geopenbaard? De Heer Jezus antwoordde: “Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en woning bij hem maken.” Vervolgens spreekt Hij opnieuw over de Persoon en het werk van de Heilige Geest. Door de inwonende kracht van de Geest van God wordt dit leven aan ons en zelfs door ons heen geopenbaard! Als wij het Woord van God volgen en het dagelijks in ons leven uitleven, geeft de Heilige Geest ons kracht, sterkte en gelijkvormigheid aan Christus! Tot slot wil ik nog iets anders opmerken over dit Leven. Kijk naar vers 27: “Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld geeft, geef Ik u. Laat uw hart niet ontroerd en niet bang worden.”
Kijk nu naar Johannes 15 vers 9-11: “Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad; blijft in Mijn liefde. Als u Mijn geboden bewaart, zult u in Mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van Mijn Vader heb bewaard en in Zijn liefde blijf. Dit heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u is en uw blijdschap volkomen wordt.”
Hij die zegt: “Ik ben het leven,” zegt: “Mijn vrede geef Ik u” en dat “Mijn blijdschap in u is.” Dit is het leven dat wij in Christus hebben.
Er is wel eens gezegd, dat deze drie grote benamingen van de Heer Jezus kunnen worden vergeleken met drie oudtestamentische personen die in Judas 11 staan, waar we vinden: “Wee hun, omdat zij de weg van Kaïn gegaan zijn en voor loon zich aan de dwaling van Bileam overgegeven hebben en in de tegenspreking van Korach omgekomen zijn.”
Christus als de Weg staat tegenover de weg van Kaïn, die godsdienst is zonder geloof; het is het vlees in plaats van het geloof. Christus als de Waarheid staat tegenover de dwaling van Bileam, die iemands gaven en dienst wil verhandelen; het is religieus kwaad. Christus als het Leven staat tegenover de rebellie van Korach, die een openlijke opstand was tegen de man van God. Wij kunnen zeggen dat Kaïn in opstand kwam tegen Gods weg van behoud, dat Bileam in opstand kwam tegen Gods waarheid van afzondering, en dat Korach in opstand kwam tegen het leven van dienstbaarheid aan God. Deze dingen zijn nog steeds aanwezig in de wereld van vandaag, en we moeten ons ervoor hoeden.
Toen onze Heer Jezus zei: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij” zei Hij daarmee dat redding, gemeenschap met de Vader, genieten van de waarheid en echt leven vol blijdschap en vrede alleen in en door Hem te vinden zijn!
© anchorsforlife.org
Alle rechten voorbehouden.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW