19 augustus 2024
Er is ook een triest hoofdstuk in het leven van Maria. Zij wordt in dit verband niet bij naam genoemd, maar de “familieleden” van de Heer wel. Zij hadden een slecht oordeel over Jezus. Het laatste verslag van Maria – te midden van de gelovigen – is echter prachtig. Geen speciale positie, maar onder de verlosten. Het is bijzonder ontroerend hoe de Heer voor haar zorgde toen Hij aan het kruis hing.
Er is ook een droevig hoofdstuk in het leven van Maria. Droevig niet in de zin, dat ze moest lijden omdat de Heer Jezus naar het kruis ging, daar komen we zo op, maar ook moreel gezien. Haar naam wordt daar niet direct genoemd, maar we kunnen het niet met elkaar rijmen, niet begrijpen, zonder het met haar in verband te brengen. Er staat in Markus 3 vers 20: “En Hij kwam [zij kwamen] in huis”; de Heer Jezus en Zijn discipelen gaan een huis binnen, “en opnieuw verzamelt zich een menigte, zodat zij zelfs geen brood konden eten. En toen Zijn verwanten dit hoorden, gingen zij heen om Hem te grijpen, want zij zeiden: Hij is buiten Zichzelf.” Zijn verwanten, dat is Zijn familie. Deze familie begreep de Heer Jezus niet. We hebben al gezien, dat Maria ook veel dingen niet heeft begrepen en toch de woorden van de Heer heeft opgevolgd. Maar hier behoort ze tot de kring van degenen die in ieder geval dit woord hebben gezegd: “Hij is buiten Zichzelf.” Met andere woorden, Hij kan zich niet beheersen, Hij weet niet wat Hij doet. Hij gedraagt zich op een wijze die niet meer normaal is, die niet meer te begrijpen is. Dit was al een aanval op de eer en oprechtheid van de Heer Jezus.
Het is een droevig hoofdstuk, waarvan we begrijpen, dat hier verslag wordt gedaan in het gedeelte over de verwerping van de Heer Jezus. Hier zien we, dat Hij volledig wordt verworpen, tot het hoogtepunt. De vijanden van de Heer Jezus, waartoe Zijn familie niet behoorde, zeiden toen dat Hij demonen zou uitdrijven door de overste van de demonen. En dat, wat we hier zien, deze verwerping door Zijn familieleden als geheel, leidt er ook toe dat de Heer Jezus zich losmaakt van Zijn verwanten. Niet dat Hij geen verwantschap meer als zodanig erkent, maar Hij maakt duidelijk, dat Zijn familie in de toekomst van een andere soort zou zijn. Want we lezen in Markus 3 vers 31 tot 35: “En Zijn moeder en Zijn broers kwamen, en terwijl zij buiten stonden, zonden zij [iemand] naar Hem toe om Hem te roepen. En een menigte zat om Hem heen. En zij zeiden tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broers <en uw zusters> daarbuiten zoeken u. En Hij antwoordde hun en zei: Wie is mijn moeder en mijn broeders? En terwijl Hij hen die om Hem heen zaten, rondom aankeek, zei Hij: Zie, mijn moeder en mijn broeders! <Want> wie de wil van God doet, die is mijn broeder en zuster en moeder.” Ja, de Heer Jezus werd verworpen, werd meer en meer verworpen. En hier laat Hij zien, dat Hij deze verwerping aanneemt, maar dat deze verwerping door Zijn volk ook betekent, dat Hij Zijn volk niet meer als Zijn familie kan erkennen. En de belichaming daarvan is Zijn naaste familie, Zijn moeder, Zijn broeders en Zijn zusters.
En daarmee wordt duidelijk, dat de Heer Jezus nu een plaats inneemt buiten familierelaties. Dit wordt later nog eens benadrukt door de apostel Paulus, die in 2 Korinthe 5 vers 16 zegt: “Wij kennen1 dus van nu aan niemand naar [het] vlees; en als wij al Christus naar [het] vlees hebben gekend1, dan kennen1 wij [Hem] nu niet meer [zo].” Dat geldt ook voor Maria. Maria had de bevoorrechte positie, dat ze de moeder van Jezus was. Maar na de dood van de Heer Jezus was deze relatie niet langer een relatie die op de een of andere manier centraal stond. Natuurlijk bleef ze de moeder van Jezus, altijd. Maar ze had een Redder nodig, net als ieder ander. En haar relatie met Hem was nu, dat ze een verloste was, dat ze iemand was die door Hem gered was, dat ze deze verlossing in Christus nodig had en alleen op deze wijze, op deze grondslag, een relatie met de Heer Jezus kon hebben, net als wij. Dat betekent, dat Maria de belichaming hiervan is, zij was de moeder van Jezus. Zij had deze bevoorrechte plaats. Maar nu is ze, net als wij, een schaap van Jezus Christus, is ze iemand die door Hem is verlost, die door Hem een kind van God is geworden.
Daarbij vergeten we niet wat Maria werkelijk heeft moeten doorstaan. In het evangelie van Johannes lezen we, en alleen daar, hoe ze bij het kruis van de Heer Jezus stond. In Johannes 19 vers 25 staat: “Bij het kruis van Jezus nu stonden Zijn moeder en de zuster van Zijn moeder, Maria, … Toen nu Jezus Zijn moeder zag, en de discipel die Hij liefhad daarbij zag staan, zei Hij tot Zijn moeder: Vrouw, zie uw zoon. Daarna zei hij tot de discipel: Zie, uw moeder. En van dat uur af nam de discipel haar in zijn [huis].” Dat is heel indrukwekkend. De Heer Jezus is het perfecte graanoffer. In dit graanoffer mocht geen honing gebruikt worden. Met andere woorden, persoonlijke genegenheid, natuurlijke relaties, mochten geen rol spelen. En dat is het geval met de Heer Jezus. Als het volmaakte graanoffer maakte Hij duidelijk, zoals we in Lukas 2 vers 49 al zagen: “Wist u niet dat Ik in de dingen van Mijn Vader moet zijn.” Dat stond voor Zijn hart. Dat is wat Hij deed. Dat is wat Hij volbracht. Maar dat betekende niet, dat Hij de aardse relaties waarin God hem geplaatst had en die Hij zelf ook gekozen had, zomaar naast Zich neerlegde. Hij ziet de nood van Zijn moeder daar aan het kruis.
Wat een nood moet dat voor Maria zijn geweest, haar eigen Zoon, van Wie ze door Gabriël en ook door de herders en de engelen had gehoord, dat Hij werkelijk de profeet van God was, dat Hij de Verlosser was. En toen ze Hem daar zo zag lijden, zoals Simon haar gezegd had, vond ze dat Zijn hart doorboord was. En daar heeft de Heer Jezus een hart voor Zijn moeder, niet op een natuurlijke basis, maar niet zomaar aan haar voorbijgaand. En ziet Zijn moeder daar alleen. Jozef leefde waarschijnlijk niet meer. En dan geeft Hij zijn moeder aan Zijn discipel, deze discipel die de liefde van de Heer Jezus op een bijzondere manier had gevoeld en genoten en zodoende hem de verantwoordelijkheid gaf voor Zijn moeder. Het is prachtig, deze toewijding, deze liefde, deze barmhartigheid die we bij de Heer Jezus vinden, maar ook hoe we voelen dat Maria echt in deze nood, in deze situatie is geweest.
En dan lezen we voor het laatst over Maria in Handelingen 1 en ook dat is ontroerend. We zien, dat zij erbij was toen de Heer Jezus is opgevaren van de Olijfberg. We vinden dit voorval in Handelingen 1 vers 9 tot 11. Er staat in vers 12, dat ze terugkeerden naar Jeruzalem vanaf de berg die de Olijfberg wordt genoemd, die dicht bij Jeruzalem ligt, een sabbatsreis2 verder. Ze gingen naar de bovenzaal, gingen daar naar boven, waar ze bleven, zowel Petrus als Johannes, en dan worden de 11 allemaal genoemd. Vers 14 zegt: “Deze allen volhardden eendrachtig in het gebed, met [enige] vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en zijn broers.” Dat is toch geweldig, dat Maria niet op de een of andere manier een speciale plaats voor zichzelf opeiste. Zusters hebben geen speciale plaats. Ze hebben een kostbare plaats in het hart van de Heer Jezus. Maar ze hebben geen prominente plaats hier op aarde. Ze hebben geen plaats in de openbaarheid. Zij hebben een plaats in het gezin. Ze hebben een plaats in huis. Ze hebben een plaats in de gemeente van God, waar ze zusters zijn en volgens Galaten 3 is er geestelijk geen onderscheid tussen man en vrouw. Maar zolang we op aarde zijn, bestaat dit onderscheid nog wel. Maar Maria is er eenvoudig bij. Ze is te midden van de gelovigen. Ze staat niet aan het hoofd van de gelovigen als de moeder van Jezus. Ze is te midden van de gelovigen. Ze staat niet boven hen, maar wordt gekenmerkt door deze eensgezinde volharding in gebed samen met alle anderen.
Prachtige taak, prachtige uitdaging, ook voor jullie als zusters, om dit gebed echt te oefenen, te praktiseren en te verwerkelijken. En we zien hier, dat ze geroepen wordt met de broeders van de Heer Jezus. We moeten niet vergeten, dat Maria 33 jaar lang, wanneer we nu tellen vanaf de geboorte van de Heer Jezus, natuurlijk niet helemaal die 33 jaar, naast de Heer Jezus zonen had die ongelovig waren. Er wordt uitdrukkelijk gezegd, dat ze niet in de Heer Jezus geloofden, dat ze dus ongelovig waren. En dat moet Maria het hart gebroken hebben. Aan de ene kant die ene zoon die de Zoon van God is, waarvan ze had gezien dat Hij uniek was. Maar aan de andere kant, om zonen te hebben die niet bekeerd waren. Sommige moeders kennen dat wel, onbekeerde kinderen. En dat was ook een hartzeer voor Maria. Maar God heeft hier het lijden veranderd. Blijkbaar was het de dood en opstanding van de Heer Jezus die een verandering teweegbracht. Jezus verscheen ook aan Jakobus, de broer van de Heer Jezus. En daar moet een verandering hebben plaatsgevonden. Want we vinden in het Nieuwe Testament, dat Jezus alleen aan gelovigen verschenen is. Opeens gebeurde er door de dood en opstanding van de Heer Jezus iets in de harten van deze zonen van Maria. Wonderbaarlijke genade en barmhartigheid, waarin God Zich tot haar gekeerd heeft. Ook in dit opzicht.
En dat wensen we alle moeders toe, dat ze echt ervaren dat hun kinderen, dat hun zonen zich bekeren, dat ze zich werkelijk omkeren. Maar ze droeg deze nood, ze verborg het in haar hart. We lezen niet, dat ze erover geklaagd heeft. Maar ze had haar plaats te midden van de gelovigen, als een boetelinge, zoals we haar hier aantreffen. Dit is de laatste vermelding van Maria. Dat is indrukwekkend. God gaf haar geen prominente plaats in de gemeente van God. Dit past niet bij wat God vandaag voor de zusters bedoeld heeft. Ze heeft een kostbare plaats. Hoe zouden we als gelovigen kunnen leven zonder deze zusters die actief zijn, die soms door Gods genade een voorbeeld zijn. Ze hebben een belangrijke plaats, maar geen prominente plaats, geen plaats waardoor ze opvallen, geen plaats in de publieke schijnwerper. En Maria eiste deze plek niet voor zichzelf op, noch bezette ze die, maar ze was trouw op de plaats waar God haar geplaatst had. Daar leefde ze. Daar werkte ze om God te verheerlijken en verder wordt ze niet genoemd.
Dus niet zoals de katholieke kerk Maria, de moeder van God noemt, zoals ze een rozenkransgebed heeft waarin meer dan 50 Ave Maria’s zijn opgenomen – dus ‘Wees gegroet Maria’ – waar ze wordt beschreven als de heilige moeder van God, waar ze de Bemiddelaarster, de Middelares wordt genoemd. Dit is allemaal afgoderij. Het is allemaal goddeloos. Het is iets heel slechts. Het is een gruwel in de ogen van God. Daar moet je je alleen van afkeren. Dat is pure afgoderij. En we zien hoe God daarop heeft gereageerd in het Oude Testament. Nee, die plaats heeft Maria niet. Ze heeft een plaats omdat ze een lid is van dit lichaam van Christus, omdat ze een verloste is die een plaats heeft in het midden van de gemeente van God, net als elke andere zuster, net als elke andere broeder. En dat is waar we haar laten, en dat is waar we ook de zusters laten. Men kan jullie alleen maar aanmoedigen om zo’n plaats in te nemen als gebedsstrijder temidden van de gelovigen en niet om een speciale plaats in het openbaar te zoeken om op de een of andere manier eer te behalen. Dat is niet de plaats die God jullie gegeven heeft. En als jullie de plaats innemen, als jullie streven naar deze plaats die God jullie als zusters heeft gegeven, dan zijn jullie een zegen, dan zijn jullie gezegend en dan zullen jullie een grote beloning daarvoor ontvangen.
Manuel Seibel; © www.bibelpraxis.de
Geplaatst in: Christendom, Gemeente
© Frisse Wateren, FW