Hoofdstuk IX
Beste cursist(e),
Het staat er zo onopvallend in vers 2: “merkte ik, Daniël, in de boeken …”. Hij bestudeerde dus de boeken; en hij bedoelt daarmee de Bijbelboeken, voor zover als die toen geschreven waren.
Daarin ligt een hele belangrijke les voor ons. Want er is maar één Boek, dat al onze aandacht en studie waard is: de Bijbel. Het Woord van God. Als wij de Bijbel bestuderen, en daarbij bidden om de hulp van de Heilige Geest, dan vertelt ons dat over: de Schepping, de Heer Jezus, God de Vader; en nog zoveel meer. Ja, het geeft ons kracht en steun voor elke dag. Maar we gaan zelfs iets zien van de hand van God in het wereldgebeuren. Dat hebben we ook in voorgaande lessen gezien.
Naast het Woord van God heeft Daniël nog iets: Dat is het gebed. Driemaal per dag bidt Daniël op zijn knieën, dat staat er bij; en voor het open raam (hoofdstuk 6:11), en …
Vraag 1. Waarom denk je dat Daniël bad in de richting van Jeruzalem?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Hij leest, zo staat in Daniël 9:2 in de boekrol van de profeet Jeremia.
Vraag 2. Welke profetie leest hij in Jeremia 25:11 en 12?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Datzelfde staat ook in Jeremia 29:10. En daar staat er nog een prachtige belofte achter, die wij ook op onszelf mogen toepassen, in vers 11 tot 13.
Vraag 3. Welke belofte?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Maar nu had Daniël kunnen denken: Ja, dat zei Jeremia toen wel, maar wij zitten nog in ballingschap; ik zie niets dat wijst op de vervulling er van.
Zo staat achterin de Bijbel, in bijna het laatste vers ook een belofte, die wij zeker mogen geloven, ook al zien wij er nog niets van.
Vraag 4. Welke belofte staat daar?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Daniël gelooft wat hij leest in het Woord van God. Hij gelooft dat de ballingschap nu dus spoedig tot een einde zal moeten komen, hoewel hij er niets van ziet. Gaat hij nu God aan Zijn belofte herinneren?
Ja, hij zou nu God dus kunnen gaan afdwingen Zijn belofte waar te maken, want ‘belofte maakt schuld’, zeggen wij met een spreekwoord. Maar dat doet hij helemaal niet; het tegenovergestelde zelfs. Daniël leeft in de overtuiging dat wij nooit iets verdiend hebben, en nergens recht op hebben.
Vraag 5. Hoe drukt Daniël dat uit door zijn houding in vers 3?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Het is opvallend hoe Daniël bad? We lezen niet dat hij bad, omdat de anderen ongehoorzaam waren aan de Heer. Hij zegt niet dat anderen verkeerd hadden gedaan. Nee, hij zei steeds; ‘WIJ’. Hij hoorde ook bij het volk van God. En hoewel hij persoonlijk de Heer trouw was gebleven en niet met het kwaad meedeed, maakte hij zich toch één met de fouten en gebreken van zijn volk. Juist doordat hij afstand nam van het kwade en dicht bij de Heer leefde, zag hij duidelijker de verdorven toestand van het volk. Maar hij stelde zich niet boven hen. Hij voelde zich medeschuldig.
Ook vandaag de dag, in de Christenheid, gebeurt er veel dat niet naar de gedachten van God is. Doe daar niet aan mee!
Vraag 6. Wat lezen we bijvoorbeeld in Romeinen 12:2, en hoe ervaar je dat in eigen leven en/of gezin?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Elke gelovige hoort bij dezelfde Christenheid en is hieraan eigenlijk toch ‘medeschuldig’. Want misschien moeten we wel zeggen: ‘Hadden we maar meer naar het Woord van God geluisterd, en maar meer gewaarschuwd. Hadden we er maar eerder opgewezen, dat men tegen Zijn Woord handelt’.
In die zin zijn we dus medeschuldig. We hebben de verantwoording om anderen steeds weer te wijzen op Gods Woord. Maar ook de verantwoording om, ieder persoonlijk, duidelijk afstand te nemen van dat wat niet goed is. De Heer kon Daniël gebruiken, omdat hij afstand had genomen van het verkeerde!
Om het beeld uit 2 Timotheüs 2:20 en 21 te gebruiken: Er is een groot huis met vaten van verschillend materiaal. Goede en minder goede (of zelfs slechte) kwaliteit. Te gebruiken tot eer of oneer van de Heer.
Vraag 7. Lees deze verzen uit 2 Timotheüs eens. Wanneer kan de Heer ons gebruiken?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Daniël wist, om het met eerbied te zeggen, dat God in Zijn recht stond om het volk te straffen (vers 7, 14 en 16). Wij zouden zeggen: ‘Ze hebben het er naar gemaakt’. Maar Daniël wist ook dat er bij God vergeving is (vers 9). Daarom beleed (vertelde) hij al het verkeerde aan God en vroeg om vergeving en smeekte om barm- hartigheid (vers 9 en 18).
Vraag 8. Voor Daniël golden, maar ook voor ons gelden, de woorden uit Psalm 103:8. Wat lezen we daar?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Als we Daniëls gebed lezen, dan komen we er van onder de indruk, hoe hij smeekte voor het volk. Hij deed voorbede; zo mogen we dat noemen. Ook wij mogen voorbede doen.
In 1 Timotheüs 2:1 staat: “Ik vermaan dan vóór alle dingen, dat smekingen, gebeden, voorbiddingen en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen, voor koningen, en alle hooggeplaatsten …”.
Hier is nog niet eens sprake van voorbede voor gelovigen! Toch geeft de Heer in vers 2 de belofte er bij dat onze voorbede gevolgen zal hebben voor onszelf. Natuurlijk mogen, ja moeten, we ook bidden voor gelovigen. Bijzonder in deze tijd, nu er voor de gelovigen zo’n groot gevaar is voor vervlakking in hun leven, in de gezinnen, en in de samenkomsten.
In Daniël 9:21 lezen we dan dat Daniël óók antwoord krijgt op zijn gebed.
Ja, hij krijgt onderricht en inzicht van God over de plannen van God.
Vraag 9. Hoe denkt God volgens vers 23 over Daniël?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Hoe dat komt? Omdat voor Daniël die twee dingen, die aan het begin van deze les zijn genoemd, boven alles belangrijk zijn:
- het Woord van God;
- het gebed.
Voor Daniël staat boven alles: de liefde tot God, daarom is er ook voor Daniël een speciaal plaatsje in het hart van God.
En Daniël leert God zo steeds beter kennen en begrijpen, en krijgt daardoor inzicht in Gods plannen met deze wereld. En dat zal ook bij ons zo zijn.
Zelfs over de komst van de Heer Jezus en Zijn lijden en sterven krijgt Daniël een profetisch inzicht (de in de verzen 24 tot 27 genoemde ‘weken’ – letterlijk ‘zevens’ – zijn ‘jaarweken’, weken van 7 jaar).
Vraag 10. Hoe wordt de Heer Jezus aangeduid in vers 25?
………………………………………………………………………………………………………………………..
………………………………………………………………………………………………………………………..
Ja, wij mogen ook nu weten dat de spoedig komende Christus, de gezalfde Koning zal worden, en zal regeren over Zijn volk Israël en over heel de wereld.
De engelen zongen daarvan al in de velden van Bethlehem; en het stond boven het kruis in alle toen geldende wereldtalen: “JEZUS, de Nazaréner, de Koning der Joden” (Johannes 19:19 en 20).
En als wij Hem mogen kennen als onze Redder, dan behoren we bij Zijn Gemeente, die nu Zijn Bruid is, en als Hij Zijn macht aanvaardt de “vrouw van het Lam” zal zijn (Openbaring 19 en 20).
Als ook wij in ons leven Zijn Woord en het gebed als de voornaamste peilers hebben, zal Hij ook ons steeds meer inzicht geven in die heerlijke toekomst.
Het schiet nu al aardig op en u bent aan het eind van de cursus. Tot de volgende keer zo de Heer wil.
Heel hartelijke groet in Hem die onze ziel bemint.
Geplaatst in: Bijbelcursussen
© Frisse Wateren, FW