19 jaar geleden

De profeet Daniël (5)

 

Hoofdstuk V

 

Praktische tips: Zie les 1 + 2.
Hoe kunt u mee doen? Zie les 1 + 2.

Velen zullen deze geschiedenis van koning Bélsazar kennen. Het is erg wat hij gedaan had. En de gevolgen voor hem waren ook erg. Direct in de eerste regels van dit hoofdstuk lezen we al over “duizend geweldigen”, dus het was een groot feest. Misschien wilde Bélsazar wel indruk maken op al die mensen, met zijn daden. Laten zien hoe geweldig hij wel was. Dat was hoogmoed!, maar in veel ergere mate nog dan bij Nebukadnézar. In hoofdstuk 2 lezen we over een staatsgodsdienst. In hoofdstuk 4 zegt Nebukadnézar: “Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb …”. Maar in dit hoofdstuk zien we Bélsazar openlijk de voorwerpen uit de tempel misbruiken. Daarmee onteerde hij openlijk de God van Israël.

Vraag 1. Wat lezen we in Galaten 6:7a?

………………………………………………………………………………………………………………………..

Dat gold ook voor Bélsazar. God de Almachtige kwam hem tegen. Er werd een boodschap voor Bélsazar op de muur geschreven. Een boodschap waarvan Bélsazar erg schrok, hoewel hij de betekenis nog niet kende. Daarom liet hij allerlei wijze mannen roepen, maar ook zij hadden geen verklaring voor de tekst. Toen verscheen Daniël, op aandringen van de koningin.

Vraag 2. Welke dingen zei Bélsazar over Daniël?

………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………..

Daarmee gaf Bélsazar al aan, dat hij het verleden van Nebukadnézar en Daniël kende!
Toch herinnerde Daniël hem aan de geschiedenis van Nebudkadnézar (waarschijnlijk was Bélsazar een kleinzoon van Nebukadnézar. Lees maar eens Jeremia 27:6-7).

Bélsazar beloofde Daniël rijk te zullen belonen voor zijn uitlegging. Hij zou zelfs de derde man in het rijk worden (waarschijnlijk werd de vader van Bélsazar als eerste man gezien. Bélsazar mocht mee regeren en was de tweede man. Daniël dan dus derde).

Vraag 3. Hoe reageerde Daniël op die belofte van Bélsazar?

………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………..

Daniël sprak tegen Bélsazar op een heel andere toon dan tegen Nebukadnézar. Hij sprak nu streng en afgemeten, want hij stond hier tegenover een koning, die openlijk zijn vijandschap tegenover God had getoond. Bélsazar kreeg zelfs niet de raad en gelegenheid om zich te bekeren van zijn vreselijke weg.

Vraag 4. Lees vers 18 tot 24 nog eens. Waarom stond Bélsazar schuldig tegenover God?

………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………..

Hij had dus in koning Nebukadnézar een voorbeeld gehad. Maar niet geluisterd. Hij had daarmee de kans die God hem had gegeven, niet aangegrepen. Belsazar had de waarschuwingen en voorbeelden van God in de wind geslagen. Hij was niet onkundig, integendeel, hij wist alles wat Nebukadnézar was overkomen. Toch luisterde hij niet en toen was er geen bekering meer mogelijk.
Lees maar in vers 22 en 23, wat Daniël tegen hem zei.

Vraag 5. Het leven van Bélsazar was geheel in de hand van God. Hoe zei Daniël dat tegen hem?

………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………..

Op de wand stond: “Mené Mené Tekél Upharsin”.
Dat betekent: Mené Mené = geteld, geteld.
Tekél = gewogen
Upharsin = verdeeld

Twee keer “geteld”, om daar duidelijk de nadruk op te leggen. God had de dagen van de koning en zijn koninkrijk geteld. God had “gewogen” op Zijn weegschaal en het resultaat was: te licht bevonden! Toen volgde Upharsin of Perès (vers 28).
Het oordeel over hem is diezelfde dag nog voltrokken. In Daniël 5:30 staat: “In diezelfde nacht werd Bélsazar, de koning der Chaldeeën, gedood”. En zijn koninkrijk is aan de Meden en Persen gegeven.

Deze geschiedenis houdt ook een ernstige les voor ons in! In de Bijbel lezen we, dat er niemand op aarde is, die goed doet. Lees maar eens Romeinen 3:10 tot 12.

Vraag 6. Romeinen 3:23 zegt:

………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………..

Gelukkig is daar een oplossing voor gekomen. Als zondaar (of zondares) hebben wij straf verdiend van God voor onze zonden. Toch is God genadig voor ons mensen. Want …, er is Iemand geweest die in onze plaats de straf wilde ondergaan. Dat heeft de Heer Jezus gedaan, uit liefde tot Zijn God en Vader en tot ons! Onbegrijpelijk!
Maar … de genade van God is alleen voor hen die het willen aanvaarden. “… laat hij, die wil, het levenswater nemen om niet” (Openbaring 22:17).
En hebt u Johannes 3:16 (misschien wel de meest bekende tekst uit de Bijbel) wel eens goed gelezen? Doet u het nog maar eens. Denk nu niet: O, dat heb ik al zo vaak gedaan. Nu weet ik wel wat er staat. Toch is het altjd goed om het Woord van God te blijven lezen, zelfs het meest (misschien wel juist!) het meest bekende).

Vraag 7. Wie heeft eeuwig leven?

………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………..

Dus van nature wil elk mens eigenlijk niets van God weten. Het is net alsof wij van God weglopen. Dat hebben we gelezen in Romeinen 3. Maar God is genadig en biedt ons verlossing aan. Daarvoor moeten wij ons omkeren tot God (bekeren) en onze zonden belijden (vertellen) aan de Heer Jezus. En dan …

Vraag 8. Wat doet de Heer Jezus dan, als wij onze zonden aan Hem belijden? (1 Johannes 1:9)

………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………..

Vraag 9. Wat waren wij van nature? (Lees Efeze 2:3-5)

Van nature waren wij kinderen …………………… ….. ……………..!

Maar nadat wij de Heer Jezus aangenomen hebben als Heiland en Verlosser zijn wij (lees 1 Johannes

3:1) kinderen ………. ……….. geworden.

Wat een verandering! Wat een reden om elke dag de Heer voor te danken!

Welk een omkeer heeft God in mijn leven gewrocht,
Sinds Jezus nu woont in mijn hart;
Er is vrede in mijn ziel,
Waar ‘k zo lang reeds naar zocht,
Sinds Jezus nu woont in mijn hart.

Sinds Jezus nu woont in mijn hart,
Is mijn blijdschap en vree als de golven der zee,
Sinds Jezus nu woont in mijn hart.

Maar laten wij er goed van doordrongen zijn, dat als God tot ons spreekt, als Hij ons duidelijk maakt, dat wij ons moeten bekeren, dat daar een antwoord van ons op moet komen, Dit is zo belangrijk, dat wij dat niet kunnen uitstellen tot morgen. Misschien bent je morgen niet meer in staat om een beslissing voor de Heer te nemen! Dat zou verschrikkelijk zijn. Voor eeuwig te laat, voor eeuwig van God verwijderd. O, grijp toch de redding van God aan, opdat u voor eeuwig bij Hem zult zijn.
En als wij dan, door genade, mogen weten behouden te zijn, dan geldt voor ons de belofte van de Heer Jezus uit Mattheus 28:20.

Vraag 10. Wat zegt de Heer Jezus daar?

………………………………………………………………………………………………………………………..

………………………………………………………………………………………………………………………..

En … hoe gaat het na les 5? Ik hoop dat je geniet van de Bijbel en dat de Heer ook jouw voetstappen vast zal willen maken in Zijn Woord. Moge dit ook jouw gebed zijn (zie Psalm 119:133)!
Heel hartelijke groet in Hem die onze ziel bemint.

 

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW