2 jaar geleden
De profeet Daniël (05) |
Daniël 2 vers 37-45
37. U, o koning, bent een koning der koningen, want de God van de hemel heeft u het koningschap, macht, sterkte en eer gegeven.
38. Overal waar de mensenkinderen wonen, heeft Hij de dieren van het veld en de vogels in de lucht in uw hand gegeven. Hij heeft u aangesteld tot heerser over dit alles. U bent dat gouden hoofd.
Jeremia, Ezechiël en Daniël profeteerden rond dezelfde tijd; Jeremia en Ezechiël vlak vóór de val en tijdens de wegvoering van Juda, en Daniël vanaf de Babylonische gevangenschap tot de restauratie aan het einde van de 70-jarige gevangenschap. Er is een aanzienlijke overlapping in de ambtsperioden van deze drie profeten, maar niet in hun profetieën. Want Jeremia en Ezechiël houden zich voornamelijk bezig met Gods volk gedurende deze tijd, terwijl Daniël zich meer richt op de terzijdestelling van Israël en het aanbreken van de tijden der volken.
We kunnen ons afvragen waarom de beschrijving van deze vier wereldrijken in deze droom begint met het Babylonische rijk, aangezien het Assyrische wereldrijk daarvoor al bestond. Volgens de menselijke geschiedschrijving is dat zeker zo, maar wanneer God Zijn wereldgeschiedenis beschrijft, is dat altijd zoals Zijn aardse volk erdoor getroffen wordt. Zeker, de koning van Assyrië was een machtig heerser van zijn tijd, en hij trok op tegen Juda in de tijd van Hizkia (Jes. 36 + 37), maar hij heeft Jeruzalem nooit veroverd, de tijden der volken waren nog niet begonnen. Pas later verwoestte Nebukadnezar de stad Jeruzalem en de tempel, en in dit verband beschrijft Ezechiël zeer levendig hoe God de heerlijkheid van Zijn aanwezigheid uit Jeruzalem verwijderde (Ezech. 8:4; 9:3; 10:4,18,19; 11:23) en Zichzelf buiten Jeruzalem plaatste.
Op deze manier maakte God Zelf als het ware de weg vrij voor Nebukadnezar om deze tempel, die nu niet langer door God werd bewoond, te verwoesten. De aanwezigheid van God kon niet langer bestaan op de plaats die Hij voor Zichzelf als woonplaats had gekozen. Nu God niet langer vanuit Jeruzalem regeerde, stelde Hij Zelf deze man, Nebukadnezar, aan als het gouden hoofd. We lezen dit niet meer over de drie wereldrijken die volgden; deze koninkrijken werden niet meer rechtstreeks door God Zelf aangesteld.
God stelt nu een mens aan als heerser op aarde. Dat Nebukadnezar het gouden hoofd was, geeft aan dat hij zijn macht en grootheid van God Zelf had ontvangen. Maar het slaat niet alleen op de persoon van Nebukadnezar, maar ook op zijn zonen; Jeremia 27 vers 7 somt vrijwel de drie generaties van het Babylonische wereldrijk op, die allen functioneren onder de term gouden hoofd. De eerste zoon die Nebukadnezar opvolgde was Evil-Merodach (2 Kon. 25:27), en zijn zoon is dan Belsazar als laatste koning van het Babylonische rijk. Goud is in de Bijbel een beeld van Goddelijke heerlijkheid. In de beschrijving van de droom in vers 32 was nog sprake van goed goud; goed goud, of zoals bij de gebruiksvoorwerpen van het heiligdom in de tabernakel zuiver goud spreekt eigenlijk altijd van de Heer Jezus. God legde op Nebukadnezar een zekere afspiegeling van wat Hijzelf is (verg. Jer. 51:7); Hij had ook volmaakte bedoelingen, maar Nebukadnezar realiseerde die in het geheel niet. Deze bleek volkomen onwaardig te zijn. En het is hier veelzeggend, dat God op ditzelfde moment ook al duidelijk maakte dat zijn koninkrijk beperkt zou zijn, dat het slechts een tijd zou bestaan, want Hij bepaalde in deze droom al het koninkrijk dat zou volgen, waarvan Daniël later zelfs letterlijk aan koning Belsazar voorspelde dat het Perzië zou zijn (Dan. 5:26-28).
Daniël noemt Nebukadnezar koning der koningen, een titel die God Zelf in Ezechiël 26 vers 7 voor deze koning gebruikt. Hij is de enige die deze titel van God krijgt. Koning der koningen betekent, dat Nebukadnezar niet alleen heerser zou zijn over zijn eigen land, maar ook over koningen van andere landen. Hij had opperheerschappij over verschillende andere volken en ook macht, onaantastbaar gezag. Maar Nebukadnezar was slechts een koning der koningen, de Koning der koningen is de Heer Jezus (1 Tim. 6:15; Openb. 17:14; 19:16).
Waarover was Nebukadnezar door God aangesteld? Er is hier een zekere parallel met de heerschappij die God aan de eerste mens gaf (Gen. 1:26), behalve over de vissen van de zee. In die zin was zijn heerschappij beperkter dan die van Adam, maar Nebukadnezar had ook macht over de mensen (Dan. 5:18,19), in deze zin was zijn heerschappij ruimer dan die van Adam. Er is waarschijnlijk nooit meer zo’n heerser op aarde geweest! Maar als we dit vergelijken met de heerschappij van de Zoon des mensen, zien we een heel duidelijk verschil (Ps. 8:7-9). Zijn volheid van macht gaat veel verder dan alles wat de mens ooit heeft bezeten, en Zijn koninkrijk zal eeuwig zijn.
“Na u zal een ander koninkrijk opkomen, lager in waarde dan het uwe. Daarna nog een ander, het derde koninkrijk, van brons, dat heersen zal over de hele aarde” (vs. 39).
Onbevreesd gaat deze jonge Daniël voor de machtigste heerser staan en kondigt hem met de woorden: “Na u zal een ander koninkrijk opkomen” in niet mis te verstane bewoordingen aan, dat zijn koninkrijk slechts een tijd zal duren. In Jeremia 25 vers 11 en 12 had God al duidelijk gemaakt, dat het koninkrijk van Nebukadnezar slechts 70 jaar zou duren. Deze tijd is de duur van de ballingschap van de Joden, maar ook het einde van het rijk van de Babyloniërs. En Jesaja had ruim 100 jaar eerder ook het einde van dit Babylonische rijk door de Meden voorspeld (Jes. 13:1,17; ook Jer. 51:1,11). God heeft alles in Zijn hand, Hij verkondigt het einde vanaf het begin (Jes. 46:10).
Dit hoofd van goud wordt dus vervangen door een volgend wereldrijk. Het is het Medo-Perzische rijk (Dan. 8:20); de twee armen staan voor Medië en Perzië, die samen dit wereldrijk vormden en het Babylonische wereldrijk vervingen in ongeveer 538 vóór Christus. Het waren dus niet twee verschillende rijken, maar de Perzen hadden de Meden overwonnen en waren met hen een soort verbond aangegaan, zodat het boek Daniël ook spreekt van twee vorsten van dit rijk: Kores de Perziër en Darius de Meder. De wetten in dit Medisch-Perzische rijk worden inderdaad de wetten van de Meden en Perzen genoemd (Dan. 6:13,16). Dit tweede rijk zou ondergeschikt zijn aan het Babylonische wereldrijk. Het zilver is in waarde minder dan het goud. Maar dit slaat niet op de omvang of de duur van het Medo-Perzische rijk, want in deze opzichten was het uitgebreider dan het Babylonische rijk. Het Medo-Perzische rijk is kleiner wat betreft de regeringsvorm, de machtsuitoefening en de machtspositie van zijn heerser. Kores had niet meer de absolute macht die Nebukadnezar had; hij kon bijvoorbeeld zijn eigen bevelen niet meer herroepen en was onderworpen aan de wetten zelf.
God had Nebukadnezar gebruikt om Zijn aardse volk te oordelen en Jeruzalem en de tempel te verwoesten; en Hij gebruikt nu Kores, die enerzijds het Babylonische wereldrijk verwoestte, maar anderzijds ook het bevel gaf dat de tempel in Jeruzalem herbouwd moest worden. God houdt alle dingen te allen tijde in Zijn hand!
Het derde koninkrijk is dan het Griekse wereldrijk (Dan. 8:21), dat rond 336 voor Christus het Medo-Perzische rijk verving. Het Woord van God voorspelt dit opnieuw vrij nauwkeurig, en het is absoluut niet aan onze menselijke gissingen overgelaten wie hiermee bedoeld zou kunnen worden. Daniël 11 vers 2-4 laat deze volgorde ook duidelijk zien; de vierde koning van vers 2 is Ahasveros van het Medo-Perzische rijk uit het boek Esther, de dappere koning van vers 3 is Alexander de Grote van Griekenland. Met dit Griekse wereldrijk gaat overigens de ontaarding van de machtsuitoefening verder. Alexander de Grote kon alleen regeren met de steun en goedkeuring van zijn generaals. In het Romeinse wereldrijk werd vervolgens de stem van het volk steeds meer geraadpleegd. En nu, aan het einde van deze tijden der volken, leven we hier in ons land in een democratie waarin volgens de basiswet alle macht van het volk uitgaat. Je ziet dus dat de regeringsvormen steeds verder verwijderd raken van wat God wilde dat regering zou zijn, dat ze steeds kleiner worden. Democratie is het verst verwijderd van wat God eigenlijk wil.
Het is opvallend, dat Daniël vrij uitvoerig spreekt over het eerste wereldrijk, dat hij in één vers slechts het tweede en derde wereldrijk heel kort samenvat, en dat hij vervolgens in verschillende verzen nog eens uitvoeriger spreekt over het Romeinse wereldrijk.
“En het vierde koninkrijk zal sterk zijn als ijzer, want het ijzer verbrijzelt en vergruist alles. Juist zoals het ijzer alles verplettert, zo verbrijzelt en verplettert dit koninkrijk alles” (vs. 40).
Toen de canon van de geschriften van het Oude Testament werd voltooid, was er geen historische verwijzing naar het derde en vierde wereldrijk. Tot de afsluiting van het Oude Testament bestond Rome niet eens als waarneembare macht. De directe overgang van het Griekse Rijk naar het Romeinse Rijk vond plaats tijdens de periode van 400 jaar stilte tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament. De geschiedschrijving van het Oude Testament eindigt met de tijd van het tweede wereldrijk. Het Romeinse wereldrijk zoals het vierde hier in dit beeld begon rond 30 vóór Christus. In de uitleg van de droom worden de benen van ijzer hier niet meer genoemd (vs. 33). Er zijn twee benen, wat een zinspeling is op het West-Romeinse Rijk en het Oost-Romeinse Rijk. Het enorme complex van het Romeinse Rijk werd in 396 na Christus verdeeld in een westelijk deel en een oostelijk deel. Het Oost-Romeinse Rijk had Constantinopel als hoofdstad; het werd pas in 1453 verwoest en speelt geen rol meer in de Bijbelse profetie. Wanneer later over het herrezen Romeinse Rijk wordt gesproken, wordt altijd het West-Romeinse Rijk bedoeld. Het Oost-Romeinse Rijk als zodanig bestaat niet meer.
Vers 40 verwijst terug naar vers 33a, de eerste grote fase van dit Romeinse rijk. Het kenmerk van dit rijk is wreedheid, het verplettert en verbrijzelt alles; twee voorbeelden uit het Nieuwe Testament maken dit duidelijk: Pilatus had het bloed van de Galileeërs vermengd met hun offers (Luk. 13:1), en er is geen wreder methode van doden dan kruisiging – en juist in deze tijd met zijn wreedste heerser werd de Heer Jezus Mens en leed deze dood aan het kruis! Zelfs in de tijd waarin Hij geboren werd, had dit Romeinse rijk zeer uitgebreide macht en omvang (verg. Luk. 2:1). Op vele andere plaatsen in het Nieuwe Testament vinden we er verwijzingen naar (bijv. Luk. 3:1; 20:25; Joh. 19:12,15). Maar waar is dit koninkrijk vandaag? Het bestaat niet.
41. Dat u verder de voeten en de tenen, gedeeltelijk van leem van een pottenbakker en gedeeltelijk van ijzer, gezien hebt – dat zal een verdeeld koninkrijk zijn. Het zal iets hebben van de hardheid van ijzer – juist daarom zag u ijzer vermengd met modderig leem.
42. En de tenen van de voeten, gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van leem – dat koninkrijk zal gedeeltelijk sterk zijn en gedeeltelijk broos.
43. Dat u gezien hebt ijzer vermengd met modderig leem – ze zullen zich door menselijk zaad vermengen, maar ze zullen zich niet aan elkaar hechten, zoals ijzer zich niet vermengt met leem.
De verzen 41-43 verwijzen vervolgens terug naar vers 33b, waar het niet meer gaat om het Romeinse Rijk dat nu voorbij is, maar om het Romeinse Rijk dat weer opkomt, dat nu nog in de toekomst ligt. Er wordt weliswaar niet uitdrukkelijk gesproken over tien tenen, maar in dit beeld van een menselijke gedaante worden ze op zijn minst aangeduid in de voeten met tenen. Openbaring 13 vers 1 en 2 toont ons de komende koning van het herrezen Romeinse Rijk. Deze Romeinse vorst zal macht hebben van de duivel (de draak). Deze regering is de eerste die niet van God is, maar rechtstreeks van de duivel; hij heeft tien horens, wat staat voor tien koninkrijken waarover dit beest uit de volkerenzee zal heersen. Het zal dus een verbond van tien staten zijn. De Romeinse vorst zal deze tien staten met grote snelheid samenbrengen. Overigens, als we nu denken aan de EEG, die ooit uit tien landen bestond, dan verklaren we de profetie met de geschiedenis. De verdragen waarop het verenigde Europa is gebaseerd, worden nog steeds de Romeinse Verdragen genoemd. Maar je moet je afvragen wat Europa eigenlijk drijft, dat ze met geweld één munt moeten hebben? Er is geen rationele economische noodzaak om een gemeenschappelijke munt voor heel Europa in te voeren. Het zijn de voorbereidingen onder de werking van de duivel voor het binnenkort heropgerichte Romeinse Rijk. Gaston Thorn, voorzitter van de Raad van de EU uit Luxemburg, zei 30 jaar geleden al in zijn inaugurele rede dat Europa sinds de val van het Romeinse Rijk nog nooit zo dicht bij een wederopstanding van dat rijk is geweest als nu.
Het hoofd van het herrezen Romeinse Rijk wordt vergeleken met een luipaard, met een beer en met een leeuw. Uit een vergelijking met de beschrijving van de karakters van de eerste drie koninkrijken in Daniël 7 vers 3-6 blijkt, dat deze komende vorst alle karaktereigenschappen van de voorgaande koninkrijken in zich zal verenigen. Openbaring 17 vers 3 geeft een andere, meer gedetailleerde beschrijving van dit koninkrijk, waarbij de zeven hoofden zouden kunnen staan voor zeven verschillende regeringsvormen waaronder het Romeinse Rijk in de loop der tijd geregeerd werd (republiek, dictatuur, consuls, keizer, enz.). Anderzijds kunnen ze ook geïnterpreteerd worden als een verwijzing naar de zeven heuvels van Rome.
De tien horens staan weer voor de tien staten van dit rijk (Openb. 17:12). En dan vinden we in Openbaring 17 vers 7 en 8 de bevestiging, dat het Romeinse Rijk nog moet herrijzen: Het “was” (dit beschrijft de tijd van het rijk in het verleden ten tijde van de Heer Jezus), “en is niet” (in onze huidige tijd bestaat het niet), “en zal uit de afgrond opstijgen” (vanuit het perspectief van vandaag in nog toekomstige dagen). De tien koningen van dit koninkrijk zijn de tenen van de voeten van Daniël 2 vers 41 en 42. Het toont de uiteindelijke toestand van het Romeinse Rijk. En het oordeel van God zal beginnen aan de voeten van dit koninkrijk, dat wil zeggen bij de laatste staat ervan op aarde. Openbaring 19 vers 19 en 20 toont ons dan dit oordeel door de Heer Jezus Die uit de hemel komt. Het is een schokkende daad van de rechtvaardigheid van God wanneer het beest (de vorst van dit Romeinse Rijk) en de valse profeet (de antichrist) persoonlijk in hun lichaam in de vuurpoel worden geworpen. Zij zijn de eerste wezens die in de hel zullen zijn – niet de duivel, maar de valse koning en de valse profeet!
Deze laatste fase van het herleefde Romeinse Rijk zal het kortste tijdvak zijn van deze tijden der volkeren en de regeringsvorm ervan zal gekenmerkt worden door vermenging. Drie keer in deze verzen wordt deze vermenging genoemd:
- Eerst alleen de voeten en de tenen (vs. 41); het gaat hier niet om een uitwendige verdeling, maar om een inwendige vermenging. IJzer is een element, en klei (leem) is op zichzelf een mengsel van gesteentemeel dat geen enkele stabiliteit heeft. Klei is een absoluut kneedbaar materiaal zonder enige sterkte. Dit zijn elementen van de vernietiging van de macht van Rome.
- Dan de tenen van de voeten (vs. 42); hier wordt niet de verdeling of vermenging op zich beschreven, maar de sterkte of instabiliteit van deze materialen; het zal een mengsel zijn van sterk en broos. IJzer als het sterke element is de monarchie in de vorm van een absolute monarchie. Eén vorst regeert over alle tien koninkrijken. De tien koningen van het einde in dit toekomstige Romeinse Rijk is het element, dat dit rijk verzwakt, in dit beeld het leem. Deze koningen zijn zwak, omdat ze hun macht aan het beest zullen geven. Ze worden alleen gevormd en bijeengehouden door de macht van Satan.
- De vermenging met de nakomelingen van de mensen (vs. 43); hier wordt de menselijke zwakheid uitgedrukt. Klei en leem is in de Bijbel altijd de uitdrukking van de vergankelijkheid en broosheid van het menselijke element (2 Kor. 4:7). Het menselijke element is zo invloedrijk, dat het de regeringsvorm als zodanig, die op zichzelf gekenmerkt wordt door uiterlijk geweld, volledig verzwakt. Dit is een duidelijke aanwijzing voor de negatieve uitwassen van een democratie. Het regeringsideaal van God is geen democratie maar autocratie, en die zal volledig worden uitgeoefend door de Heer Jezus in het 1000-jarig Rijk. In een democratie komt het voor, dat een regeringsbesluit (ijzer) onderuit wordt gehaald door menselijke argumenten en invloeden (geluid), zie bijvoorbeeld de zeer actuele gebeurtenissen rond Stuttgart 21. De democratie vergaat van zelf, niets is kwetsbaarder dan de wil van het volk. Wij willen echter benadrukken, dat wij vandaag niet in de tijd van het Romeinse Rijk leven.
…
44. In de dagen van die koningen zal de God van de hemel echter een Koninkrijk doen opkomen dat voor eeuwig niet te gronde zal gaan en waarvan de heerschappij niet op een ander volk zal overgaan. Het zal al die andere koninkrijken verbrijzelen en tenietdoen, maar zelf zal het voor eeuwig standhouden.
45. Daarom hebt u gezien dat, niet door mensenhanden, uit de berg een steen werd afgehouwen, die het ijzer, brons, leem, zilver en goud verbrijzelde. De grote God heeft de koning laten weten wat er hierna geschieden zal. De droom is waar en de uitleg ervan betrouwbaar.
De tweede zichtbare komst van de Heer Jezus zal plaatsvinden in de dagen van deze tien koningen van het opgestane Romeinse Rijk, en Hij zal een einde maken aan dit rijk. Door Hem Die eens de Verworpene op deze aarde was, zal dan de volmaakte regeringsmacht worden uitgeoefend. Alleen Hij Die kon gehoorzamen – Christus – zal werkelijk regeren!
Vraag: Bestaat dit Koninkrijk van God vandaag niet al? Natuurlijk bestaat het! In Lukas 17 vers 21 zegt de Heer Jezus Zelf dat het Koninkrijk van God – in Zijn Persoon – in hun midden is. Maar dat is niet wat hier wordt voorgesteld. Het koninkrijk van God zoals wij dat nu kennen, is een koninkrijk in een verborgen vorm, waarin de Heer van dit koninkrijk niet zichtbaar in macht en heerlijkheid regeert. Daniël beschrijft dus niet het koninkrijk van God in de verborgen vorm, zoals wij dat vandaag ervaren, maar hier gaat het om het koninkrijk van God in zijn openbare vorm zoals de Heer Jezus dat zal vestigen na Zijn tweede komst op deze aarde. Het wordt het Koninkrijk van God genoemd omdat God de oorsprong is van deze heerschappij. Wanneer het het koninkrijk van de Zoon des mensen wordt genoemd (Matth. 13:41; 16:28), beschrijft dit Degene aan Wie de regering in dit koninkrijk is gegeven.
Hier worden verschillende waardevolle dingen gezegd over dit 1000-jarig koninkrijk van de Heer Jezus:
- Het zal in eeuwigheid niet vernietigd worden (zie Dan. 7:14). Aan alle menselijke koninkrijken is een einde gekomen doordat zij zijn vernietigd. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij (Luk. 1:33; Hebr. 1:6-8). Het koninkrijk zal niet eeuwig duren, maar na 1000 jaar tot een einde komen, maar het draagt ook bepaalde eeuwige kenmerken die veel verder gaan dan het 1000-jarige Koninkrijk en in een andere vorm voortduren (2 Petr. 1:11; Openb. 11:15; 21:5). De heerschappij van God door het Lam zal niet ophouden met het einde van het 1000-jarig Rijk. Het zal niet worden vernietigd, want Hij zal het onbevlekt en onbeschadigd overdragen aan Zijn God en Vader, nadat Hij alle God tegenwerkende elementen door Zijn gerechtigheid en heerschappij heeft onderworpen en vernietigd en uit de wereld heeft gezet (1 Kor. 15:24-28). Dit einde en deze overgave aan Zijn God en Vader, is een zekere bevestiging of kwaliteitszegel van Zijn volmaakte regering.
Vraag: Kunnen we zeggen dat er na het einde van het 1000-jarig Rijk, wanneer de nieuwe schepping, de eeuwige toestand begint, alleen nog maar mensen op aarde zullen zijn die in niets meer van elkaar verschillen (Gal. 3:28)? In Openbaring 21 vers 2 en 3 moeten we deze twee verzen goed onderscheiden. In de eeuwige toestand zullen er slechts twee groepen mensen zijn: de gemeente (de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, de bruid); en door middel van de gemeente woont God dan bij de verlosten (zowel de gelovigen uit het Oude Testament als de gelovigen na de Opname; alle verlosten die niet tot de gemeente behoren) op de nieuwe aarde. Deze mensen op de nieuwe aarde zijn geslachtsloos (Luk. 20:35,36), en zij zullen daar zijn in een verheerlijkt lichaam, niet in een normaal lichaam. De hoogste gedachte van God is verbonden met Zijn gemeente, en Hij zal Zichzelf eeuwig verheerlijken in die gemeente (Ef. 3:21).
- Volgens vers 35 zal dit koninkrijk de hele aarde vullen; het zal ook een groter koninkrijk zijn dan alle wereldrijken die ooit op deze aarde hebben bestaan.
- Zijn heerschappij zal aan geen enkel ander volk worden gegeven; wij mensen hebben duurzaam bewezen, dat wij niet kunnen regeren; wanneer ons mensen heerschappij wordt gegeven, bestaat altijd het gevaar, dat wij die zullen misbruiken; daarom zal Hij de heerschappij aan niemand anders geven.
- Het zal eeuwig duren; op oudtestamentische basis betekent de uitdrukking eeuwig niet echt eeuwig, maar een zeer lange tijd, volgens onze huidige opvatting tot het einde van het 1000-jarig Koninkrijk (bijv. Jes. 60:21; Dan. 7:12). Lukas 1 vers 32 verwijst ook naar uitspraken in het Oude Testament. Wisten de mensen in het Oude Testament wel, dat het Koninkrijk van de Heer Jezus een tijdslimiet had? Wij weten vandaag alleen uit Openbaring 20, dat dit koninkrijk 1000 jaar zal duren, maar de gelovigen in het Oude Testament waarschijnlijk niet. Eeuwig in de oudtestamentische betekenis betekende eigenlijk, dat de betreffende zaak door niets anders vervangen zal worden. Maar we komen hier op een punt waar we niet echt kunnen begrijpen wat God bedoelde, toen Hij in het Oude Testament eeuwig gezegd had. Net als Jozua moeten we onze schoenen uittrekken en voorzichtig zijn. Hoe zouden we kunnen oordelen over wat God in Zijn wijsheid bedoelde in het Oude Testament?
Wat een heerlijk Koninkrijk zal dit Koninkrijk van de Heer Jezus zijn! Het Oude Testament heeft wonderbaarlijke beschrijvingen van deze volmaakte toestand van zegen in Zijn Koninkrijk. Houden wij ons er niet veel te weinig mee bezig? Het gaat ons niet direct aan, maar het gaat onze Heer heel direct aan, en daarom moet het ons ook eenvoudigweg interesseren!
Dat de vernietiging van de vier wereldrijken niet zal gebeuren met de eerste komst van de Heer naar deze aarde (blijkbaar was het andersom) wordt duidelijk gemaakt door Dan. 11:13-14, want daar wordt de komst van de Heer Jezus zo beschreven, dat Hij zal komen met de wolken van de hemel, en dat is een duidelijke aanwijzing voor Zijn tweede zichtbare verschijning op deze aarde. En het eerste wat Hij zal doen is al deze koninkrijken vernietigen in een oorlogsgericht (Openb. 19:19-20). Dit maakt ook deel uit van het oordeel over de levenden (2 Tim. 4:1; Matth. 25:31 e.v.). Wanneer deze steen de voeten van het beeld treft, zal Hij dit hele bouwwerk vernietigen; niet alleen het Romeinse wereldrijk van de komende dagen, maar ook alle overblijfselen van de vorige rijken zullen tot poeder worden vermalen. Het zal zijn als een laatste afrekening met alle tegengestelde machten (Jer. 25:31; Zef. 3:8). Al deze machten zullen door deze steen verpletterd worden (Ps. 2:8,9). In Mattheüs 21 vers 44 wordt ons een tweeledige uitoefening van het oordeel over deze steen voorgesteld: “En wie op deze steen valt (Israël), zal verbrijzeld worden; en op wie hij valt (de volken) zal hij verpletteren”.
Daniël was zijn uitleg begonnen met de God van de hemel, en hij eindigt hier met de grote God; alles begint bij God en alles leidt naar God. Dat is het wezen van de Goddelijke waarheid.
Daniël had beide opdrachten uitgevoerd en is heel zeker van zijn zaak. Hij moest eerst de droom aangeven en vervolgens deze droom uitleggen. En nu heeft hij een duidelijke verklaring over beide dingen: de droom is zeker en zijn uitleg is betrouwbaar. Hij vraagt de koning niet eens of hij een correct verslag van de droom had gegeven, of het echt zijn droom was. Wat God zegt en wat van God komt is zeker en betrouwbaar, daar kunnen we op vertrouwen. Maar het is ook opvallend, dat dergelijke formuleringen worden gebruikt in verband met profetie (Openb. 21:5). Als het gaat om profetie, om de toekomst, is er voor ons maar één betrouwbare bron, en dat is het Woord van God. Er zijn ook veel boeken op christelijk gebied die over toekomstvisioenen gaan, er zijn veel gedachten en theorieën over; maar als we willen weten wat er werkelijk en zeker zal gebeuren, moeten we de Bijbel lezen (2 Petr. 1:19). Daar krijgen we licht over wat er met deze aarde zal gebeuren, wat er hierna zal gebeuren (Dan. 2:29; Openb. 1:19; 4:1) – en dat zal invloed hebben op ons dagelijks leven!
Achim Zöfelt; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 06.02.2014.
Geplaatst in: Christendom, Schepping
© Frisse Wateren, FW