1. Thessalonicenzen 4 vers 13-18
Inhoud
〉 Inleiding
〉Het voorbeeld van het oudtestamentische volk van God
〉De komst van Christus: onze grote hoop:
〉Het voorbeeld van Henoch
〉Het voorbeeld van Zacharia
〉Het voorbeeld van de Openbaring
〉Hoe zal Christus met Zijn heiligen komen?
〉De Thessalonicenzen wordt deze vraag uitgelegd
〉Hoe zit het met de ontslapenen?
〉De opstanding van Christus als voorbeeld
〉Hoe we tot de Heer gebracht worden
〉We zullen veranderd worden
〉We ontvangen een heerlijkheidslichaam
〉Wij zullen bij Hem zijn
〉De Heer Jezus haalt ons persoonlijk
〉Hij neemt alle heiligen op
〉We zullen in het Vaderhuis zijn
〉Christus zal Zijn heerschappij beginnen
〉Slot
Inleiding
Onder het volk van God heerst er een zeker gevoel, dat de dag van genade spoedig ten einde zal zijn. Net als de profeet kunnen we zeggen: “Wee ons, want de dag is bijna verstreken, want de avondschaduwen worden langer” (Jer. 6:4). En als christenen kunnen we de woorden van de apostel er nog aan toevoegen: “De nacht is vergevorderd en de dag is nabij” (Rom. 13:12).
Ook de mensen van deze wereld hebben een vaag, onbehaaglijk gevoel, dat er een grote crisis aanstaande is. Welke vorm ze zal aannemen en hoe men haar tegemoet kan treden, weten ze niet. Als christenen blijven we echter niet in het duister hangen: we hebben de Bijbel in onze handen, Christus in onze harten en de Heilige Geest Die ons leidt. We weten dat Christus komt en dat Zijn komst heel nabij is. We kennen tot op zekere hoogte de diepe nood van deze armzalige wereld, en we weten dat alle inspanningen van mensen om aan deze behoefte te voldoen, tevergeefs zullen zijn. Koningen en dictators, parlementen en comités kunnen tijdelijk en in beperkte mate regionale nood verlichten, maar ze kunnen de universele ellende van een wereld onder de zonde en dood niet wegnemen. Noch conferenties en organisaties, noch verdragen en pacten zullen aan de problemen van de Joden, het wanbeheer van de heiden of de verdorvenheid van het christendom een eind maken.
Er is er maar Eén die het hoofd kan bieden aan al het kwaad, Eén die de noden van de aarde kan beëindigen, het zuchten van de schepping tot zwijgen kan brengen, de heerlijkheid van God kan handhaven en de mensen universele zegeningen kan brengen. Of ze het weten of niet, wat de Jood, de heidenen en de gemeente van God nodig hebben, is de komst van Christus zoals we soms zingen:
Lord, Lord Thy fair creation groans,
The air, the earth, the sea
In unison with all our hearts,
And calls aloud for Thee.1
Heer, Heer, Uw schone schepping zucht,
de lucht, de aarde, de zee,
in harmonie met heel ons hart,
en roept luid naar U.
Het voorbeeld van het oudtestamentische volk van God
De toestand van het belijdende volk van God kan in deze laatste dagen ons hart met ernst vervullen en ons diep verootmoedigen. Deze toestand was een voorafschaduwing in de geschiedenis van de laatste dagen van het oudtestamentische volk van God, want de geschiedenis heeft een eigenaardige manier om zichzelf te herhalen. In die tijd had Israël volledig gefaald, zelfs het kleine overblijfsel dat uit de gevangenschap was teruggekeerd. Maar temidden van alle verderf waren er enkele godvruchtige zielen die de Heer vreesden, Zijn Naam gedachten en met elkaar spraken. Hen kenmerkte vooral één ding: ze verwachtten de komst van Christus. Ze verwachtten niet dat de wereld zich zou verbeteren; ze dachten er niet aan om dingen in Israël op orde te brengen; ze deden zich niet voor zelf iets te zijn, maar ze verwachtten dat de Zon van de gerechtigheid zou opgaan met genezing in Zijn vleugels (Mal. 4:2). Hun enige hoop was de komst van Christus. Er was alle zwakheid onder hen, achter hen was alles een mislukking, om hen heen was alles verderf; maar vóór hen strekte zich de heerlijkheid uit die door de komst van Christus zou worden ingevoerd.
Hun situatie is in veel opzichten die van het huidige volk van God. De Joden hebben hun Messias gekruisigd en zijn over de wereld verstrooid; de heidenen hebben in de regering zo volledig gefaald, dat de beschaving op het punt staat om in een stroom van begeerten en geweld verloren te vergaan; de gemeente (kerk) is volledig tekortgeschoten in haar verantwoordelijkheid als getuige van Christus; en zelfs degenen die te midden van het verval hebben geprobeerd aan de gedachten van God te beantwoorden, hebben volledig gefaald. Het falen van de mens is compleet en definitief. Maar onze enige hoop blijft: Christus komt; en ondanks alle falen achter ons en om ons heen, ligt de heerlijkheid voor ons.
De komst van Christus: onze grote hoop
Als de komst van Christus de grote hoop is, dat in dagen van verval een bijzondere bemoediging en troost voor ons is, dan doen we er goed aan de Schrift te onderzoeken; maar niet met de gedachte om een datum voor de komst van Christus vast te stellen – dat zou een zinloze onderneming zijn -; ook niet om toe te geven aan vleselijke nieuwsgierigheid om in de toekomst te kijken; maar met de wens om onze genegenheid op te wekken voor Hem Die komen zal.
Laten we allereerst de Schriftplaatsen overdenken, die spreken over twee grote feiten: de Heer Jezus komt om in heerlijkheid te regeren; en wanneer Hij komt, zullen Zijn heiligen met Hem meekomen.
Daarna kunnen we de Schriftplaatsen overdenken die ons berichten, hoe de heiligen tot Christus worden gebracht om met Hem mee te komen.
Het voorbeeld van Henoch
Wanneer we ons tot de laatste Brief in het Nieuwe Testament wenden, stellen we vast, dat de brief van Judas ons naar het eerste boek in de Bijbel terugvoert. We zouden dan leren, dat in minder dan zevenhonderd jaar na de schepping van de mens de wereld in verval was. In de dagen van Henoch naderde de wereld de grote catastrofe van de zondvloed. Er was geen hoop voor een gevallen wereld; maar in het aangezicht van het komende oordeel hebben we de eerste grote profetie betreffende de komst van Christus. Henoch zei: “Zie, [de] Heer is gekomen temidden van Zijn heilige tienduizenden” (Jud. 14). De wereld gaat het oordeel tegemoet; de heiligen worden bewaard om met Christus in de heerlijkheid te komen.
Het voorbeeld van Zacharia
Als we naar de profeet Zacharia gaan, die op de dag van het verval van Israël aan het einde van de oudtestamentische geschiedenis diende, stellen we vast dat hij geen hoop had, dat de natie weer hersteld zou worden; maar in weerwil van nog een grote catastrofe, wordt de heiligen opnieuw de hoop op de komst van Christus in het vooruitzicht gesteld. De profeet zegt: “Dan zal de HEERE, mijn God komen: al de heiligen met U” (Zach. 14:5). Opnieuw gaat de wereld het oordeel tegemoet, maar gelovigen worden bewaard om met Christus te komen.
Het voorbeeld van de openbaring
Laten we nu luisteren naar het getuigenis van de apostel Johannes uit Openbaring 19 vers 11-16. Zijn profetieën sluiten het getuigenis van het Nieuwe Testament af. Johannes spreekt in het aangezicht van een andere grote catastrofe in de wereldgeschiedenis: de volledige ineenstorting van naties en het christendom. Zoals in de dagen van Henoch vóór de ondergang van de oude wereld, en zoals in de dagen van Zacharia vóór het einde van het Oude Testament, zo is het ook in de dagen dat de loop van deze huidige wereld zal worden afgesloten: er is geen hoop; de enige hoop ligt in de komst van Christus; en wanneer de “hemel wordt geopend” en de “Koning van de koningen” verschijnt zullen de hemelse legers Hem volgen (Openb. 19:11,14,16). Zo leren we opnieuw dat de huidige wereld het oordeel tegemoet snelt; maar de heiligen worden bewaard om met Christus te komen.
Hoe zal Christus met Zijn heiligen komen?
Deze teksten (samen met vele andere die geciteerd kunnen worden) bewijzen aan ieder die gehoorzaam is aan het Woord van God: de Heer Jezus zal voor de tweede keer op de aarde komen – deze keer in macht en heerlijkheid – en wanneer Hij komt, zullen Zijn heiligen met Hem meekomen. Maar wanneer we zien, dat vanaf het begin van de geschiedenis tot vandaag er generaties gelovigen gestorven zijn en hun lichamen zijn begraven, en dat miljoenen gelovigen in deze tijd op aarde leven, terwijl Christus in de hemel is, dan zal de vraag zich natuurlijk voordoen: Hoe zullen de heiligen Christus ontmoeten om met Hem mee te komen?
De Thessalonicenzen krijgen deze vraag uitgelegd
God heeft toegestaan dat deze belangrijke vraag al heel vroeg in de geschiedenis van de gemeente (kerk) opkwam, zodat we door de apostel Paulus een geïnspireerd antwoord krijgen. Hij schreef zijn eerste brief aan de Thessalonikers om ons het antwoord te geven. In het eerste hoofdstuk van deze brief wordt ons verteld, dat de gelovigen van Thessalonika zich “van de afgoden tot God hadden bekeerd om de levende en waarachtige God te dienen en Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, … Jezus, die ons redt van de komende toorn” (zie 1 Thess. 1:9,10). Wanneer Christus voor de tweede keer verschijnt, zal dat ten oordeel zijn van de volkeren, die Hem hebben verworpen; maar tegelijkertijd zal Zijn volk, dat omwille van Zijn naam vervolgd wordt, volledig worden bevrijd. Deze gelovige Thessalonicensen werden temidden van hun vervolgingen staande gehouden, omdat ze terecht een glorieus antwoord op al hun lijden bij de verschijning van Christus verwachtten, wanneer zij met Hem de heerlijkheid van Zijn koninkrijk delen zouden.
Hoe zit het met de ontslapenen?
Deze hoop zal niet teleurstellend zijn; maar naarmate de tijd verstreek en de komst van Christus werd vertraagd, ‘ontsliepen’ sommigen van hen. Dit verontrustte de Thessalonicenzen, omdat ze dachten dat de gelovigen die waren gestorven mogelijk alle zegeningen en heerlijkheden van de heerschappij van Christus zouden missen, die degenen die op aarde leefden ten tijde van de verschijning van de Heer zouden genieten. Ze twijfelden er waarschijnlijk niet aan, dat die eeuwige zegeningen zouden worden ervaren of de hemelse zegen van het Vaderhuis genoten zou worden, maar ze vreesden dat de ontslapen gelovigen de heerlijkheden van het koninkrijk zouden missen. De apostel komt aan deze moeilijkheid tegemoet in het vierde hoofdstuk van de brief. Ten eerste stelt hij hen gerust over degenen die van hen zijn weggenomen. Hij wilde niet “dat u onwetend bent, broeders wat betreft hen die ontslapen” (1 Thess. 4:13).
De opstanding van Christus als een voorbeeld
Deze gelovigen waren onwetend en het resultaat van hun onwetendheid was droefheid. De apostel wil hun onzekerheid verdrijven en hun tranen afwissen. En de weg die hij gaat, is de enige werkzame manier om de wolken te verdrijven en de droefheid te beëindigen: hij presenteert Christus. Hij herinnert ons eraan, dat Jezus gestorven en weer opgestaan is, en dat zijn dood en opstanding het grote evenbeeld is van hen die ontslapen zijn. De opstanding van Christus vond plaats in het verborgene; en dat geldt ook voor de opstanding van Zijn ontslapen heiligen. Net zoals wij het ene geloven, zo kunnen we ook het andere geloven. De wereld zal er niets van meekrijgen, wanneer de ontslapen gelovigen worden opgewekt, zodat God hen met Jezus mee kan brengen (1 Thess. 4:14).
Hoe we tot de Heer gebracht worden
Maar de vraag blijft: hoe zullen deze opgestane gelovigen en hoe zullen de dan levende gelovigen tot de Heer gebracht worden opdat zij met Hem mee komen? Deze vraag wordt door de apostel beantwoord in de verzen 2 tot 15 van het vierde hoofdstuk (1 Thess. 4:15-18)2. De apostel benadrukt hoe belangrijk dit gedeelte is door ons er specifiek aan te herinneren dat hij “door het woord van de Heer” spreekt. We weten dat al zijn brieven geïnspireerd zijn, maar er zijn waarheden die zo belangrijk zijn, dat hij ze introduceert door hen te herinneren dat hij door bijzondere openbaring spreekt. Geïntroduceerd op deze wijze zijn: de waarheid van het evangelie, de waarheid van de verborgenheid, het avondmaal van de Heer, en, in dit gedeelte, de waarheid van de opname van de gelovigen (Gal. 1:12; 1 Kor. 11:23; Ef. 3:3; 1 Thess. 4:15).
Dit is misschien de enige Schriftplaats die ons onmiddellijk vertelt hoe we opgenomen worden om met de Heer te zijn. Voordat we echter het gedeelte in de brief aan de Thessalonicenzen verder onderzoeken, wil ik toch graag verwijzen naar twee andere teksten, die erg nuttig zijn voor ons onderwerp.
We zullen veranderd worden
De eerste Schriftplaats is 1 Korinthiërs 15 vers 51-53. Het grote onderwerp in dit hoofdstuk is de opstanding. De komst van de Heer wordt niet genoemd, hoewel we uit 1 Thessalonicenzen 4 weten, dat de gebeurtenissen waarvan deze verzen in de brief aan de Korinthiërs spreken, bij de komst van de Heer zullen plaatsvinden. De apostel zegt: “Zie, ik zeg u een verborgenheid”, en dan onthult hij het geheim: “We zullen niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden” (1 Kor. 15:51). Het was geen geheim, dat we met de Heer meekomen omdat, zoals we hebben gezien, Henoch en de profeten hadden gesproken over deze grote gebeurtenis. Maar geen enkele profeet had ooit aangeduid, dat sommige gelovigen nooit door de dood zouden gaan. Dit was inderdaad een verborgenheid, die gereserveerd was voor nieuwtestamentische tijden. Maar ook als niet alle gelovigen door de dood gaan, zullen toch alle gelovigen veranderd worden. De ontslapen heiligen zullen “onvergankelijk worden opgewekt” (1 Kor. 15:52) en de sterfelijke lichamen van de dan levenden zullen “onsterfelijkheid aandoen” (1 Kor. 15:54). Het gedeelte gaat echter niet verder. Als we alleen maar deze tekst hadden, zouden we niet weten naar welk beeld we veranderd zullen worden, noch wat er met ons zal gebeuren wanneer we veranderd worden. Dit is dus de eerste stap in de grote gebeurtenis, die ertoe leidt dat wij met Christus zullen zijn: “… wij zullen veranderd worden” (1 Kor. 15:52).
We ontvangen een lichaam van heerlijkheid
In de tweede Schriftplaats lezen we in Filippi 3 vers 20-21: “Want ons burgerschap is in [de] hemelen, waaruit wij ook [de] Heer Jezus Christus als Heiland verwachten, die ons lichaam van vernedering zal veranderen tot gelijkvormigheid aan het lichaam van Zijn heerlijkheid”. Deze tekst werpt meer licht op deze gedenkwaardige gebeurtenis. De brief aan de Korinthiërs liet ons zien, dat we veranderd worden. Dit gedeelte vertelt ons nu, dat we worden veranderd naar het beeld van Christus. Niet alleen zullen we moreel zijn zoals Hij is, maar we zullen ook een lichaam van heerlijkheid hebben zoals Hij een lichaam van heerlijkheid heeft. In het licht van deze openbaring kunnen we ons afvragen: waarom deze geweldige genade? Waarom worden de lichamen van vernedering van arme zondaars zoals wij waren, veranderd in een lichaam van heerlijkheid, zoals de Heer Jezus heeft? We weten het antwoord: we zullen zijn zoals Hij, opdat wij het eeuwige getuigenis van de waarde van Zijn persoon en de werkzaamheid van Zijn werk kunnen zijn. Denk aan de arme, vernederde dief aan het kruis, de trotse Farizeeër Saulus van Tarsus, die Christus haatten; dan gaan we in gedachten naar de hemel – en dan zien wij, dat deze mensen verheerlijkte heiligen op de toekomstige dag zullen zijn. Dan zullen we de verbazingwekkende werkzaamheid van het werk van Christus zien, die elk spoor van zonde verwijdert en deze mensen geschikt maakt om te worden veranderd naar het beeld van Christus. En wat waar is voor deze mensen, zal van toepassing zijn op alle heiligen op dit uitgestrekte toneel van heerlijkheid. Als we naar Zijn beeld zijn, dan zal dat “naar de rijkdom van Zijn genade” en “tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade” zijn (Ef. 1:6-7).
Wij zullen met Hem zijn
We leren dus uit de brief aan de Filippenzen, dat we worden veranderd naar het beeld van Christus, maar dit gedeelte zegt niet, wat er met ons zal gebeuren wanneer we veranderd worden. Voor deze verdere waarheid moeten we terugkeren naar het vierde hoofdstuk van de eerste brief aan de Thessalonikers. Daar lezen we dat “de Heer Zelf zal neerdalen van de hemel” (1 Thess. 4:16). Hier wordt aangeduid dat de Heer naar ons toe zal komen. De taal is duidelijk en ondubbelzinnig. Er wordt niet eenvoudigweg gezegd, dat de Heer zal neerdalen, maar dat de Heer Zelf zal neerdalen. Dit komt overeen met de woorden van de Heer, die Hij Zelf tot Zijn discipelen richt: “… kom Ik weer en zal u tot Mij nemen” (Joh. 14:3). Hij zal niet vergezeld worden door het grote leger van Zijn heilige engelen, zoals wanneer Hij op de aarde komt. Hij zal alleen komen om Zijn heiligen te ontmoeten. In het mooie voorbeeld van Izak en Rebekka, gaat Izak ’s avonds alleen op pad om zijn bruid te ontmoeten, wanneer ze aankomt van haar reis door de woestijn.
Laten we dan onthouden, dat het niet een komen op de aarde is, zoals wanneer Hij verschijnt om te regeren, en Zijn voeten weer op de Olijfberg staan. Het betekent hier in feite dat Hij zal neerdalen, maar er wordt heel nauwkeurig gezegd dat het een neerdalen van de hemel is, en niet een afdalen op de aarde.
De Heer Jezus haalt ons persoonlijk
We leren ook, dat er op het moment van Zijn komst een drievoudige oproep is: de oproep om te verzamelen, de stem van de aartsengel en de bazuin van God. Uit 1 Korinthiërs 15 weten we, dat de bazuin van God de ontslapen heiligen opwekt. De stem van de aartsengel betekent niet, dat de aartsengel aanwezig is of spreekt, zoals onze vertaling laat vermoeden*. De juiste vertaling is: “met een bevelend roepen, met [de] stem van een aartsengel en met [de] bazuin van God” (1 Thess. 4:16). Voor ‘aartsengel’ en ‘bazuin’ staat [in de Griekse grondtekst] geen lidwoord3; het is gewoon kenmerkend, de aard voor de stem van de Heer. Hij spreekt op deze manier – met de stem van een aartsengel – en misschien verandert juist deze stem de levende heiligen, terwijl de bazuin van God de doden opwekt. Dan verzamelt Hij met een roep om beide klassen van heiligen te verzamelen en roept ze bij Zichzelf.
* Telos Vertaling
Hij neemt alle heiligen op
Nadat Hij Zijn heiligen heeft verzameld, worden we samen opgenomen. Hoe wonderbaarlijk om te weten: in dit gelukkige moment, dat snel komen zal, zullen alle dingen die de gelovigen van elkaar hebben gescheiden, verdwijnen, en de vernederende verdeeldheid die de gemeente van God heeft verscheurd en het volk van God heeft verstrooid, zal voor altijd voorbij zijn. Het lijkt erop dat Zijn volk voor een kort moment juist op het toneel van falen, samen zal zijn. Want we zullen niet in kleine gezelschappen of groepen van heiligen opgenomen worden. Er zal geen opname in gedeelten zijn, waarin gelovigen van andere gelovigen worden gescheiden, zoals sommigen vandaag ten onrechte leren, want het woord luidt: “zullen wij, … samen met hen in wolken worden opgenomen” (1 Thess. 4:17).
We leren ook dat de ontmoeting in de lucht zal plaatsvinden en eindigt met “zó zullen wij altijd met [de] Heer zijn”. Het is de Heer die ons samenbrengt, en de Heer die ons samenhoudt, zodat we nooit meer van elkaar en nooit meer van de Heer worden gescheiden. De apostel zegt: “Vertroost daarom elkaar met deze woorden” (1 Thess. 4:18).
Hier hebben we dus het mysterie van Zijn komst, de geheime opname van de heiligen, waardoor ze van de aarde opgenomen worden om Christus in de lucht te ontmoeten, zodat ze met Hem kunnen zijn, wanneer Hij komt.
We zullen in het Vaderhuis zijn
Maar dit geweldige gedeelte gaat niet verder dan de ontmoeting in de lucht. Hij zwijgt over wat er na deze wonderbaarlijke ontmoeting gebeurt. In Johannes 14 vers 1-3 horen we van een andere etappe in onze reis naar de heerlijkheid van het koninkrijk. Hier vertelt de Heer ons dat Hij heengegaan is om ons een plaats in het huis van de Vader te bereiden, en dat Hij ons tot Zich nemen zal, wanneer Hij terugkeert. Deze ontmoeting zal plaatsvinden in de lucht, zoals we weten uit 1 Thessalonicenzen 4. Nadat Hij ons tot Zich genomen heeft, zal Hij ons in het huis van de Vader brengen “opdat”, zoals Hij zegt, “ook u zult zijn waar Ik ben” (Joh. 14:3). Hij leidt ons op de weg van het leven, die Hijzelf gegaan is en die voor alle eeuwigheid leidt tot een volheid van vreugde en geluk in het huis van de Vader.
Christus zal Zijn heerschappij beginnen
De laatste stap op de weg naar heerlijkheid zal zijn, dat Christus komt om te regeren. Bij Zijn eerste komst kwam Hij in nederigheid en zwakheid. Bij Zijn tweede komst zal de hemel zich openen en zal Hij tevoorschijn komen als Koning der koningen en Heer der heren. Zijn machtige engelen zullen Hem vergezellen, de hemelse legerscharen zullen Hem volgen, en Henoch’s profetie zal vervuld worden: “Zie, [de] Heer is gekomen temidden van Zijn heilige tienduizenden” (Judas 14).
Slot
Dit zijn de etappes op weg naar de heerlijkheid: ten eerste ontmoeten we de Heer in de lucht; dan gaan we de vreugden van het huis van de Vader binnen; tenslotte komen we naar buiten met Christus om Zijn koninkrijk en Zijn troon te delen.
Dat is dus de gezegende hoop die voor ons ligt: de vreugde over de tegenwoordigheid van de Heer, de volheid van het huis van de Vader en de heerlijkheid van het eeuwig koninkrijk.
We kunnen daaraan toevoegen, dat in de eeuwigheid daarna in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde de eeuwige toestand is, waarin “God alles in allen zal zijn” (1 Kor. 15:28).
Wanneer we nu deze komende heerlijkheid verwachten, kunnen we waarachtig zeggen: “Daar dit alles dus4 vergaat, hoe behoort u te zijn in heilige5 wandel en godsvrucht5, terwijl u de komst van de dag van God verwacht en verhaast” (2 Petr. 3:11,12).
NOTEN VERTALER:
Hamilton Smith; © SoundWords
Online in het Duits sinds 10.09.2018.
Originele titel: “The Rapture”.
Fragment uit Scripture Truth, jaargang 42, 1965–7, bladz. 49–54.
Bron: www.stempublishing.com
Geplaatst in: Christendom, Toekomst
© Frisse Wateren, FW