2 jaar geleden

De Openbaring (15)

Openbaring 10

 

Invoeging tussen de zesde en zevende bazuin (I)

(Hoofdstuk 10 vers 1 tot 11 vers 14)

Voordat de zevende bazuin klinkt, is er een intermezzo. De opeenvolging van gebeurtenissen wordt onderbroken. Er is echter een verschil met de onderbreking tussen het zesde en het zevende zegel. Het zesde zegel wordt geopend en ontvouwt zijn volle werking voordat de gebeurtenissen die in de tussenvoeging worden genoemd in detail plaatsvinden. In tegenstelling hiermee gaat het tweede wee, dat de zesde bazuin inleidt, door totdat de gebeurtenissen die in de tussenvoeging plaatsvinden volledig zijn beschreven. Hieruit blijkt dat de gebeurtenissen in de eerste tussenvoeging een voorbereiding zijn op de oordelen onder het zevende zegel, terwijl de gebeurtenissen tussen de zesde en zevende bazuin een aanvulling zijn op de oordelen onder de zesde bazuin.

De intermezzo behandelt twee onderwerpen:

  1. Ten eerste de mededeling van de sterke engel dat het geheimenis van God voltooid gaat worden (hfdst. 10);
  2. ten tweede, de toestand van dat deel van de aarde waarop Gods gedachten zijn geconcentreerd, voordat de door de engel genoemde gebeurtenis zal plaatsvinden (hfdst. 11:1-13).

De mededeling van de sterke engel

Christus in de gedaante van een engel (10:1-4)

1. En ik zag een andere sterke engel neerdalen uit de hemel, bekleed met een wolk en de regenboog op Zijn hoofd en zijn gezicht als de zon en zijn voeten als vuurzuilen;
2. en Hij had in Zijn hand een geopend boekje. En Hij zette zijn rechtervoet op de zee en zijn linker op de aarde.
3. En Hij riep met luider stem, zoals een leeuw brult; en toen Hij riep, lieten de zeven donderslagen hun stemmen horen.
4. En toen de zeven donderslagen gesproken hadden, stond ik op het punt het op te schrijven; en ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Verzegel wat de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het niet op.

We hebben al gezien dat Christus op andere plaatsen wordt beschreven als een engel. Hij wordt de “Engel van het verbond” genoemd. Deze titel draagt Hij als de Bevrijder van Israël, met wie Hij Zijn verbond sloot. In dit hoofdstuk komen we nu bij de tijd van de bevrijding van Zijn volk. Het is passend, dat Christus verschijnt in de gedaante van een engel. De beschrijving van de “sterke engel” bevestigt dit. Hij is bekleed met een wolk, de woonplaats van God in het oordeel, zoals aangegeven in Psalm 97 vers 2: “Wolken en donkerheid zijn rondom Hem, gerechtigheid en recht zijn het fundament van Zijn troon.” Vanuit de lichte wolk, of zoals Petrus het zegt, vanuit de “luisterrijke heerlijkheid,” getuigde God op de berg der verheerlijking van Zijn welbehagen in Zijn Zoon. In een wolk met macht en grote heerlijkheid zal de Mensenzoon verschijnen om Zijn aardse volk te verlossen (Luk. 21:27).

De verschijning van de engel

De engel draagt een regenboog op zijn hoofd. Het is het teken van Gods eeuwige verbond met de aarde. Hetzelfde teken werd eerder gezien, toen het zich rondom Zijn troon bevond. Zijn gezicht is “als de zon” en zijn voeten lijken op vuurzuilen. Deze beschrijvingen doen denken aan Christus als de Mensenzoon in het eerste hoofdstuk.

Een geopend boekje

Het lijdt geen twijfel, dat de aldus beschreven engel Christus Zelf is. Hij draagt in Zijn hand een klein boek dat, in tegenstelling tot het verzegelde boek in hoofdstuk 5, open is. De inhoud van een verzegeld boek is niet toegankelijk. De inhoud van een open boek wordt geopenbaard, ook al wordt hij niet begrepen. Het verzegelde boek moet geopend worden. Het geopende boek moet gegeten en verteerd worden (vs. 9). Hoewel het door God is opengelegd, moet de mens het leren begrijpen.

We hebben al stilgestaan bij het openen van het verzegelde boek. We gaan nu over tot het eten van het geopende boekje. Het boek in hoofdstuk 5 was verzegeld omdat het nieuw was. De oordelen waren inderdaad voorzegd door de profeten en door de Heer Jezus toen Hij op aarde was. Maar hun precieze volgorde onder de zegels en bazuinen was een volledig nieuwe openbaring. Dit andere boek daarentegen lijkt het open boek van de oudtestamentische profetie te zijn waarin de schrijver van de Openbaring (Johannes) zich moest verdiepen en dat hij moest begrijpen.

Christus neemt de aarde in bezit (10:5-7)

Het Boek der Profetie verklaart: “De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen” (Ps. 24:1). Evenzo wordt gezegd, dat God de volken tot een erfdeel en de uiteinden van de aarde tot een bezitting zal geven aan de gezalfde van de Heer (Ps. 2:8). In overeenstemming met deze en talloze soortgelijke profetieën plaatst de engel – Hij is de gezalfde van de Heer – Zijn rechtervoet op de zee, Zijn linkervoet op de aarde (vs. 2). Hij neemt zo de hele aarde, het land en de zee, evenals de mensen onder een stabiele regering als ook degenen die onder chaotische omstandigheden leven, in bezit. Nadat Hij de volken tot een erfenis heeft ontvangen, is het eerste wat Hij zal doen het oordeel uitoefenen: “U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk” (Ps. 2:9). Het eerste wat we horen als Hij de heerschappij overneemt is de “toorn van de koning,” die Salomo ook vergelijkt met het gegrom van een leeuw (Spr. 19:12). Dit is dus de verschrikkelijke stem waarmee Hij roept. Het rollen van de zeven donders duidt op Zijn ongenoegen, waarvan de ernstige betekenis echter voor onze horizon verborgen blijft.

“En de engel die ik op de zee en op de aarde zag staan, hief zijn rechterhand op naar de hemel en zwoer bij Hem die leeft tot in alle eeuwigheid, die de hemel heeft geschapen en wat daarin is en de aarde en wat daarop is en de zee en wat daarin is, dat er geen uitstel1 meer zal zijn; maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij zal bazuinen, zal ook de verborgenheid van God voleindigd worden, zoals Hij aan zijn slaven, de profeten, heeft verkondigd” (vs. 5-7).

De betekenis van deze verzen is duidelijk. De details zijn zeer onthullend en laten zien op welke wijze de Openbaring terugkomt op oudtestamentische gedachten. In alle bazuinoordelen wordt de Heer Jezus niet gezien als het geslachte Lam, maar als de Engel van het Verbond of de Gezalfde van God. De Heer Jezus neemt bezit van de aarde, niet als Iemand die aan het kruis is gestorven, maar als Degene aan wie God, in Zijn soevereine rechten als Schepper en Bezitter van hemel en aarde, het werk van Zijn handen toevertrouwt. In het vijfde hoofdstuk, waar God verschijnt als Rechter, wordt Christus gezien als het Lam dat is geslacht. In het vierde hoofdstuk, waar God wordt gezien als Schepper, wordt het Lam niet genoemd. Ook in deze passage, waar over God wordt gesproken als de Eeuwige, Degene die leeft tot in eeuwigheid, Degene die de hemel, de aarde en de zee heeft geschapen, wordt Christus niet gezien in Zijn menselijk karakter, maar als de sterke Engel die de voornemens van God aankondigt. Deze voornemens bestaan erin dat “er geen uitstel meer zal zijn,” dat wil zeggen dat er geen uitstel meer zal worden verleend, maar dat “de verborgenheid van God zal worden voleindigd.”

De werkelijke betekenis van de woorden “wanneer Hij zal bazuinen” wordt uitgedrukt in de versie van de voetnoot2 bij vers 7 die zegt: “wanneer hij op het punt staat te bazuinen.” Samen met de uitdrukking “dat er geen uitstel meer zal zijn,” stelt deze uitspraak de timing vast. Zij vindt plaats onmiddellijk vóór de zevende bazuin, wanneer “het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van Zijn Christus is gekomen” (Openb. 11:15). Dan zal de verborgenheid van God voleindigd zijn.

Geheimnis

Het geheimenis betekent vaak de waarheid over de gemeente. Maar dat is niet wat hier bedoeld wordt. De hele huidige tijdsperiode is een geheimenis. Het is een doel van God, dat Hij niet eerder heeft geopenbaard. Het lijden van Christus en de heerlijkheid die daarop volgde waren geen geheimenissen, want de profeten hebben ze aangekondigd. Hoewel er passages in de Bijbel zijn die wijzen op een kortere of langere periode tussen deze twee profetische perioden (het lijden en de heerlijkheid), werden Gods plannen over deze periode niet geopenbaard. Zowel de morele kenmerken als de duur ervan waren geheimenissen. Het geheimenis dat dan voltooid zal worden, is deze tussenperiode, die niet door eerdere profetieën was voorspeld. Het begint met de verwerping van Christus en eindigt met zijn glorieuze terugkeer om op deze aarde te regeren. Dit is het geheimenis dat de engel zweert te voltooien. Dus hier zijn we bij de overgang naar de duizendjarige heerschappij van Christus.

Johannes moet het boekje eten (10:8-11)

“En de stem die ik uit de hemel had gehoord, sprak opnieuw met mij en zei: Ga heen, neem het boek dat geopend is in de hand van de engel die op de zee en de aarde staat. En ik ging naar de engel en zei tot hem mij het boekje te geven. En hij zei tot mij: Neem het en eet het op, en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing. En ik nam het boekje uit de hand van de engel en at het op; en het was in mijn mond zoet als honing, en toen ik het gegeten had, werd mijn buik bitter. En men zei tot mij: U moet opnieuw profeteren over volken en naties en talen en vele koningen” (vs. 8-11).

Johannes gaat als Ezechiël die de boekrol at: “… hij werd in mijn mond als honing zo zoet” (Ezech. 3:1-3). Hoewel zoet voor de mond, moet de inhoud – Ezechiël spreekt van “klaagliederen, zuchten en weeklachten” (Ezech. 2:10) – uiterst bitter zijn geweest voor de spijsvertering. Dit is ook wat er met Johannes gebeurde. Het boek dat geopend werd was een boek van oordelen, en van oordelen die al voorspeld waren, maar waarvan de bittere betekenis nog niet bekend was. Nu verneemt Johannes Gods volledige voornemens van oordelen over deze aarde. Hoe zoet dit voorrecht ook smaakt, de inhoud ervan blijkt bitter voor de innerlijke mens.

Op deze dubbele manier werkt Gods Woord in het oordeel. De psalmist, die God en Zijn heerlijkheid overdenkt, kan zeggen: “… de bepalingen van de HEERE zijn waarachtig, met elkaar zijn zij rechtvaardig. Zij zijn begerenswaardiger dan goud, ja, dan veel zuiver goud; en zoeter dan honing en honingzeem uit de raat” (Ps. 19:10,11). Maar als het om de mens gaat, is er helaas een andere uitwerking. Zijn schuld en opstandigheid verandert zoetheid in bitter, voedsel in vergif, leven in dood, zodat de profeet over dezelfde oordelen moet uitroepen: “Och, was mijn hoofd maar water en mijn oog een bron van tranen, ik zou dag en nacht wenen over de gesneuvelden bij de dochter van mijn volk” (Jer. 8:23).

Men ziet beide effecten in volmaaktheid bij de Heer Jezus zelf. Nadat Hij de steden waar de meeste van Zijn wonderwerken hadden plaatsgevonden, had berispt omdat ze zich niet bekeerden, zegt Lukas 10 vers 21: “Op dat ogenblik verheugde <Jezus> Zich in de <Heilige> Geest en zei: Ik prijs U, Vader, Heer van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, en ze aan kleine kinderen hebt geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen is geweest voor U.” In deze passage houdt Hij zich bezig met Gods kant en ondervindt, dat Zijn wegen zoet smaken als honing. Later ziet Hij het oordeel van God in het licht van de schuld van de mens. Dan doet Zijn verdriet Hem in tranen uitbarsten: “En toen Hij naderde en de stad zag, weende Hij over haar en zei: Och, mocht op de <uw> dag ook u erkennen wat tot <uw> vrede dient!” (Luk. 19:41,42).

De kennis die Johannes op deze wijze had ontvangen, moest nu worden gebruikt. Tot nu toe hadden de profetieën van de Openbaring betrekking op het verzegelde boek waarvan de oordelen eerst door Christus waren geopenbaard. Maar de inhoud van het geopende boek, dat hij nu gegeten had, vormde althans een deel van de profetieën die hij nog moest verkondigen. Nadat hij Goddelijk inzicht had ontvangen om dit boek te begrijpen, werd hij nu de vertegenwoordiger ervan, die moest profeteren “over volken en naties en talen en vele koningen.”

 

NOTEN:
1. Letterlijk ‘tijd’.
2. Dat wil zeggen in de Duitse Vertaling.

 

Thomas B. Baines; © www.haltefest.ch

Jaargang 2010 – Bladzijde: 120.

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW